Pijn: Gods megafoon
Uit Bijbelse Boeken en Preken
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{info|Pain: God's Megaphone}}Al zestig jaar zijn opeenvolgende generaties geholpen door wat C.S. Lewis<ref>Britse predikant Clive Staples Lewis (1898 – 1963)</ref> ...')
Huidige versie van 10 sep 2021 om 15:33
Door Alistair Begg
Over Lijden
Een deel van de A Pastor's Perspective-serie
Vertaling door Bert Dijkhoff
U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).
Al zestig jaar zijn opeenvolgende generaties geholpen door wat C.S. Lewis[1] schreef over het onderwerp pijn en lijden. Het duurzaam voordeel is grotendeels te danken aan het feit dat hij het “probleem” voorzag van een degelijke dosis Christelijk realisme. Dat medicijn zou nu wel eens belangrijker kunnen zijn dan ooit. Het is niet ongewoon om te zien hoe televisiepredikanten hun publiek informeren dat God “niet wil dat u ziek bent.” Het is moeilijk voorstelbaar dat zo’n bewering een bemoediging is voor chronische MS-patiënten die aan de rolstoel gekluisterd zijn. Op z’n best zijn zulke predikanten een beetje in de war. De Bijbel maakt een duidelijk onderscheid tussen het nu van onze aardse bedevaart en het dan van ons hemels thuis. Er zal een dag komen dat er nooit meer dood, rouw, verdriet of pijn zal zijn. Maar zoals elke nuchtere waarnemer van de staat van de mensheid zal erkennen, die dag is nog niet gekomen. Terwijl de meesten van ons niet geconfronteerd zijn met “de hartbrekende sleur van monotone ellende”, zoals Lewis het noemt, blijven maar weinig onder ons onberoerd door allerlei soorten beproevingen.
Hoewel de beproeving kan verschijnen in de vermomming van een vijand, kan blijken dat deze in werkelijkheid een vriend is. De Bijbelse schrijver Johannes moedigt zijn lezers aan om bij de confrontatie met beproevingen deze te verwelkomen als vrienden in plaats van er kwaad over te zijn als waren het indringers. In plaats van weg te lopen en zich te verbergen moeten we de confrontatie aangaan met het besef dat ze komen om ons te testen en ons te verbeteren. Lewis beargumenteert niet dat lijden op zich goed is. In de plaats daarvan wijst hij op de verlossende, zalig makende effecten van het lijden.
Tweeëndertig jaar pastorale zorg hebben me in direct contact gebracht met degenen van wie de ervaringen met pijn en leed ware genade bleken te zijn. Ik denk aan een kernfysicus in onze kerk in Schotland, die de dienst bijwoonde uit eerbied voor zijn vrouw en drie jonge dochters. Hij luisterde naar de preek met een houding van beleefde onverschilligheid, hij nam een exemplaar van John Stotts Basischristendom[2] aan maar bleef veilig in zijn wetenschappelijke schulp. Pas toen zijn vierde kind, een zoon, na elf maanden stierf, klonk de megafoon. Met de erkenning dat zijn wereldbeeld tekortschoot om met tragedie en verlies om te gaan, stapte hij over zijn schaduw heen en vond zichzelf terug in de omarming van de God die er altijd is. Via deze echt noodzakelijke beproeving overwon God zijn rebelse wil en bracht Hij hem naar het vredesoord.
Ook is waar dat God leed gebruikt om Zijn kinderen weg te lokken van mogelijke bronnen van valse vreugde. De Christen kan loom worden in de zon maar zal niet wegdommelen in het vuur of in de overstroming. Ieder van ons moet erkennen dat het gemakkelijk is om weinig aan God te denken als alles aan de buitenkant goed lijkt te gaan. Maar wat doet zich een kans voor als bijvoorbeeld een biopsie positief blijkt te zijn. Een plotselinge angstexplosie gooit elke illusie van zelfredzaamheid aan diggelen. Het is de vriendelijkheid van God om ons wakker te schudden en ons te brengen naar de plek van de afhankelijkheid.
Onze pijnervaringen, mits gezegend, zullen ons bewust maken van de beproevingen die anderen ondergaan en zorgen voor mildheid in onze daden. Als onze pijn en teleurstellingen de gelegenheid worden om onze harten te verzachten, kunnen we het privilége verwachten dat we de zwakheden van anderen mee kunnen dragen. Jezus, de Hoofdherder, onze grote Hogepriester, is er een “die met onze zwakheden kan meevoelen”[3] [4] en Hij liet ons een voorbeeld na, dat we zouden moeten navolgen. Het zou ons flink moeten bezighouden als zij die zijn opgeroepen tot het onderwijzen en leiden van anderen, falen in het tonen van zachtmoedigheid en meelevendheid voor zij die zwak of angstig zijn. Hoewel ik het onderwerp lijden slechts heb aangestipt, is het meteen duidelijk dat God de eenzame uren in het midden van de nacht gebruikt om ons lessen te leren die we overdag in volle gezondheid nooit zouden hebben geleerd[5]. We staan op om de opmerking van William Cowper[6] te bevestigen dat “achter een fronsende voorzienigheid, God een vriendelijk gezicht verbergt.”
Dit is slechts het puntje van de ijsberg wat dit onderwerp betreft. Ik moet de lezer achterlaten met twee dingen om over na te denken. Ten eerste, kijk eens hoe leed en pijn meestal Gods tuchtmaatregelen zijn en hoe in deze tucht we bewijs en een verzegeling vinden voor onze adoptie (zie Hebreeën 12:6). Ten tweede, kijk eens naar het corrigerend element van de vernedering waarnaar de psalmist verwijst (Psalmen 119:67, 71).
Lewis helpt ons te beseffen dat wanneer de megafoon van pijn klinkt in onze levens of in de levens van onze ongelovige vrienden en buren, we niet mogen reageren met een soort oppervlakkige triomfalisme of een afdaling in de afgrond van het pessimisme. Als zij van wie de levens zijn gemarkeerd met stille wanhoop, die pijnlijk besef hebben van hun beproevingen en lijden, de Christenen gaan opzoeken voor hulp, is dat niet omdat we kennelijk levens leven die vrij zijn van beproevingen maar omdat we eerlijk zijn over ons eigen leed en problemen. We zullen niet proberen antwoord te geven op elke vraag want we weten dat God Zijn geheimen heeft (Deuteronomium 29:28). We zullen bevestigen dat zelfs in het mysterie van Zijn doelen we de zekerheid van Zijn liefde weten, en we zullen zoeken hoe anderen bekend te maken met onze God die onze zorgen en ons lijden deelt.