De ram melken
Uit Bijbelse Boeken en Preken
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{info|Milking the Ram}}<br> Van de vele vormen van legalisme is geen dodelijker dan die waarin het geloof wordt vervangen door daden, of genade door verdienste als r...')
Huidige versie van 25 okt 2021 om 12:30
Door R.C. Sproul
Over Heiligmaking en Groei
Een deel van de Right Now Counts Forever-serie
Vertaling door Bert Dijkhoff
U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).
Van de vele vormen van legalisme is geen dodelijker dan die waarin het geloof wordt vervangen door daden, of genade door verdienste als reden voor de rechtvaardiging1.
De 16e-eeuwse Reformatie was een gevecht tot de dood over deze zaak. Het was een strijd om het ware evangelie dat in de middeleeuwse kerk overschaduwd werd. Maar het verval van de leer dat rechtvaardiging alleen door het geloof komt, begon niet in de Middeleeuwen. Het had zijn wortels in het nieuwtestamentisch tijdperk met de opkomst van de “Galatische ketterij.”
De Galatische onruststokers die erop uit waren het gezag van apostel Paulus te ondermijnen, pleitten voor een evangelie dat daden van de wet niet alleen maar vereist als bewijs ten behoeve van de rechtvaardiging maar ook als voorwaarden ervoor. Dit neonomianisme of “doctrine van de nieuwe wet” stond in directe tegenspraak met Paulus’ leer in Romeinen: “Wij weten dat de wet in alles wat hij zegt, spreekt tot degenen die onder de wet staan. En zo wordt ieder mens het zwijgen opgelegd en staat de hele wereld schuldig voor God. Daarom geldt geen mens voor Hem als rechtvaardig door de wet na te leven, want juist de wet leert ons de zonde kennen” (3:19-20)2.
De zogenaamde judaïzanten van Galatië streefden ernaar om daden aan geloof te koppelen als noodzakelijke reden voor de verantwoording. Door dat te doen, bedorven ze het evangelie van de vrije genade via welke we rechtvaardig worden bevonden op basis van alleen het geloof. Deze verdraaiing prikkelde Paulus tot zijn heftigste verwerping van alle ketterij waartegen hij ooit streed. Nadat hij had bekrachtigt dat er geen andere evangelie is dan dat hij verkondigde en degene vervloekt had verklaard die “een evangelie verkondigt dat in strijd is met wat ik u eerder verkondigd heb” (Galaten 1), kastijdde hij de Galaten:
“Galaten, u hebt uw verstand verloren! Wie heeft u in zijn ban gekregen? Ik heb u Jezus Christus toch openlijk en duidelijk als de gekruisigde bekendgemaakt? Ik wil maar één ding van u weten: hebt u de Geest ontvangen door de wet na te leven of door te geloven wat u hebt gehoord? … Dat niemand voor God als rechtvaardig geldt omdat hij de wet naleeft, is volkomen duidelijk, want ‘de rechtvaardige zal leven door geloof’” (Galaten 3:1-2, 11).
In het begin van zijn brief drukt Paulus zijn verbazing uit over hoe snel de Galaten het ware evangelie de rug hadden toegekeerd en een “andere” evangelie, dat helemaal geen evangelie was, hadden omarmd. Maar de verleidelijke stem van legalisme was sterk vanaf het begin. Daden-rechtvaardigheidsprogramma’s hebben het evangelie verdrongen in elk tijdperk van de kerkhistorie. Denk daarbij aan het pelagianisme in de vierde eeuw, socinianisme in de zestiende eeuw, liberalisme en finneyisme in de 19e eeuw, om er een paar te noemen.
Maar geen van deze bewegingen was zo complex en systematisch in haar omarming van een legalistische kijk op rechtvaardiging, als de rooms-katholieke kerk. Rome, door daden aan het geloof toe te voegen en verdienste aan genade als voorwaarde voor rechtvaardiging, deed de vlammen van de Galatische ketterij weer oplaaien.
Maar Rome, in tegenstelling tot pure pelagianisme, benadrukt dat genade nodig is om gerechtvaardigd te worden, het wijst af dat genade zondermeer rechtvaardigt. Hoewel het leert dat geloof nodig is als het begin, de basis, en de wortel van de rechtvaardiging, wijst het af dat we gerechtvaardigd worden door geloof alleen. Het voegt daden toe als eis voor de rechtvaardiging. Om te zorgen dat God ons rechtvaardig verklaart, moeten we fundamenteel rechtvaardig zijn, volgens Rome.
Rome koppelt op twee verschillende manieren verdienste aan genade. Allereerst, is er “verdienste in uitgebreide zin“ (meritum de congruo), verdienste die een persoon verkrijgt door uitvoering van bevredigende daden binnen de context van het sacrament van de biecht. Deze daden, gedaan met de hulp van de genade, maken het “congruent” of “passend” voor God om deze persoon rechtvaardig te bevinden.
Daarnaast bestaan er daden van supererogatie. Deze daden gaan verder dan en staan buiten dat wat wordt geëist; deze leveren daardoor uitgebreide verdienste op. Rome beweert dat wanneer heiligen meer verdienste behalen dan nodig is voor toegang tot de hemel, het overschot wordt gedeponeerd in de “Schatkamer van Verdienste.” Rome noemt deze de “spirituele goederen van de gemeenschap der heiligen.”
Uit deze schatkamer kan de kerk verdiensten verstrekken aan hen die er niet voldoende van hebben. Dat wordt gedaan via “aflaten.” Het Catechismus van de Katholieke Kerk definieert een aflaat als volgt: “Een kwijtschelding ten overstaan van God van de tijdelijke straf voor zonden die, wat de schuld betreft, reeds zijn uitgewist; de goed gedisponeerde christengelovige kan deze verkrijgen op bepaalde en vast omschreven voorwaarden met behulp van de Kerk, die als bedienares van de verlossing de schat van voldoeningen van Christus en de heiligen op gezagvolle wijze uitdeelt en toepast.”
Tijdens de Reformatie kwam er een grote onenigheid omtrent aflaten naar boven. De hervormers hielden vol dat de enige persoon wiens daden ware verdienste voor God hadden, Christus was. Het is door Zijn daden en Zijn verdienste alleen dat wij gerechtvaardigd kunnen worden. De waarde van Christus’ verdienste kan niet worden vermeerderd of verminderd door de daden van anderen. Maar in het Roomse systeem zijn onze daden niet alleen ten voordele van onze eigen rechtvaardiging, want als ze goed genoeg zijn, kunnen ze hulp bieden aan degenen in het vagevuur, die niet voldoende verdienste hebben om toegang tot de hemel te verkrijgen.
Maarten Luther verklaarde dat de roomse kijk op verdienste niets meer was dan nutteloze verzinsels en luchtkastelen. Hij stelde dat elke zienswijze waarin onze daden van belang zijn voor onze rechtvaardiging, niet alleen godslasterlijk maar ook belachelijk is. Hij zei: “Proberen om gerechtvaardigd te worden via de Wet is alsof iemand die al ziek en zwak is, op zoek zou gaan naar nog groter kwaad in de hoop om van zijn aandoening verlost te worden wat hem natuurlijk nog meer in de problemen zou brengen, alsof een man met epilepsie er de pest bij zou halen … Hier, zoals de gezegde luidt, probeert de ene de ram te melken terwijl de ander er de zeef onder houdt.”
Luthers gezegde houdt een dubbele dwaasheid in. Om te proberen een ram te melken is al stom genoeg. Maar om de melk met een zeef proberen op te vangen maakt de dwaasheid compleet. Dienovereenkomstig, proberen om gerechtvaardigd te worden via een vorm van legalisme is even dwaas als proberen melk van een ram te krijgen – maar heeft wel veel ernstigere gevolgen.
Het grote drama vandaag de dag is niet alleen maar dat rooms-katholicisme en andere religies, zoals de islam, daden voorschrijven als onontbeerlijke reden voor de rechtvaardiging. Voor de praktijk vrees ik dat een groot deel van de Protestanten ook hun hoop baseren op hun eigen daden. Totdat we de hoop opgeven om onze rechtvaardiging te zoeken via onze daden, begrijpen we het evangelie niet.
Noot van de vertaler
1 Proces waarin God de zonden van een mens vergeeft (zodat deze de hemel kan betreden)
2Bijbelteksten zijn geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling van 2021 (NBV21)