Het in praktijk brengen van afsterving
Uit Bijbelse Boeken en Preken
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{info|The Practice of Mortification}}De nasleep van een discussie kan de manier waarop we later het belang ervan inschatten veranderen. Mijn vriend – een jongere d...')
Huidige versie van 14 mrt 2022 om 02:28
Door Sinclair Ferguson
Over Heiligmaking en Groei
Een deel van de Tabletalk-serie
Vertaling door Bert Dijkhoff
U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).
De nasleep van een discussie kan de manier waarop we later het belang ervan inschatten veranderen.
Mijn vriend – een jongere dominee – ging bij me zitten aan het einde van een conferentie in zijn kerk en zei: “Voordat we de avond beëindigen, neem me eens mee door de stappen die nodig zijn om iemand die z’n zonden wil laten afsterven, te ondersteunen.” We zaten er nog wat langer over te praten en gingen toen naar bed, hopelijk voelde hij zich net zo gezegend als mij na onze discussie. Ik vraag me nog steeds af of hij me zijn vraag stelde als dominee of puur voor zichzelf – of beide.
Hoe kun je zijn vraag het beste beantwoorden? Het eerste om te doen is: Raadpleeg de Schriften. Ja, wend je tot John Owen[1] (da’s nooit een slecht idee!), of tot een andere al dan niet overleden raadgever. Maar bedenk dat we niet overgeleverd zijn aan alleen maar goede menselijke bronnen op dit gebied. We moeten leren uit “de mond van God” zodat de principes die we leren toepassen zowel de autoriteit van God als de belofte van God in zich dragen, opdat ze werken.
Verschillende passages komen ter bestudering in de gedachten op: Romeinen 8:13, Romeinen 13:8-14 (tekst van St. Augustinus), 2 Corinthiërs 6:14-7:1, Efeziërs 4:17-5:21, Colossenzen 3:1-17, 1 Petrus 4:1-11, 1 Johannes 2:28-3:11[2]. Opvallend genoeg bevatten slechts twee van deze passages termen als ‘sterven’ of ‘gestorven’. Net zo opvallend is dat de context van deze passages breder is dan de aansporing om de zonde te laten afsterven. Zoals we zullen zien is dit een constatering die van uitermate belang zal blijken te zijn. Van deze passages is Colossenzen 3:1-17 waarschijnlijk het beste startpunt voor ons.
Hier heb je vrij jonge Christenen. Ze hadden een geweldige ervaring van bekering van het heidendom tot Christus. Zij zijn een glorieus nieuwe en verlossende wereld van genade binnen gegaan. Misschien – als we tussen de regels mogen lezen – voelden ze zich een poos alsof ze bevrijd waren van niet alleen de straf voor de zonde maar bijna ook van haar invloed – zo prachtig was hun nieuwe vrijheid. Maar dan steekt natuurlijk de zonde haar lelijke kop weer op. “Alvast” genade beleefd hebbende, ontdekken ze nu het pijnlijke “nog niet” tijdens de lopende heiliging. Komt bekend voor!
Tenzij Colossenzen veel kennis en inzicht van de evangelische principes bood, liepen ze nu een enorm risico in onze evangelische subcultuur van snel lapwerk voor lange termijn kwesties! Precies op dit punt kunnen jonge Christenen een gemakkelijk prooi zijn voor valse leermeesters met nieuwe beloftes van een hoger spiritueel leven. Dat was wat Paulus vreesde (Col. 2:8, 16). Heiligheid voortbrengende methodes waren toen in zwang (Col. 2:21-22) – en ze leken diep spiritueel te zijn, precies iets voor serieuze jonge gelovigen. Maar in feite heeft het “geen enkele waarde en dient alleen maar tot eigen bevrediging” (Col. 2:23). Niet de nieuwe methodes maar alleen het inzicht in de werking van het evangelie kan zorgen voor een adequate basis en normen om met zonde af te rekenen. Dat is het thema binnen Colossenzen 3:1-17.
Paulus geeft ons die normen en het routine dat we nodig hebben. Zoals Olympische verspringers zullen we geen succes hebben tenzij we teruggaan van het punt van actie naar een punt waarvan we energie kunnen winnen voor de grote inspanning om met zonde af te rekenen. Hoe leert Paulus ons dit te doen?
Eerst onderstreept Paulus hoe belangrijk het voor ons is om vertrouwd te raken met onze nieuwe identiteit in Christus (3:1-4). Hoe vaak gebeurt het wel niet dat als we spiritueel falen we klagen dat we vergeten waren wie we werkelijk zijn – van Christus. We hebben een nieuwe identiteit. We zijn niet langer “in Adam” maar “in Christus”, niet langer werelds maar spiritueel, niet langer overheerst door de oude schepping maar leven in de nieuwe (Rom. 5:12-21, 8:9, 2 Cor. 5:17). Paulus neemt de tijd om dit uiteen te zetten. We zijn gestorven met Christus (Col. 3:3, we zijn zelfs met Hem begraven 2:12), we zijn met Hem tot leven gewekt (3:1) en ons leven ligt verborgen met Hem (3:3). Inderdaad, we zijn zó met Christus verenigd dat Christus niet in luister zal verschijnen zonder ons (3:4).
Falen om met het verschijnsel zonde om te gaan, kan vaak worden teruggeleid naar spiritueel geheugenverlies, het vergeten van onze nieuwe, ware identiteit. Als gelovige ben ik iemand die bevrijd is van de overheersing der zonde en die daardoor vrij en gemotiveerd is om te vechten tegen de restanten van het leger der zonden in mijn hart.
Principe nummer één is dan: Ken, berust in, denk volgens en handel naar uw nieuwe identiteit – u bent in Christus.
Ten tweede, Paulus gaat door om de werking van de zonde op alle terreinen van onze levens te laten zien (Col. 3:5-11). Als we op Bijbelse wijze met zonde moeten afrekenen, moeten we niet de fout maken dat we onze aanval kunnen beperken tot één punt van falen in ons leven. Alle zonden moeten aangepakt worden. Dus Paulus gaat volgordelijk door de manifestaties van de zonde in het privéleven (v. 5), het alledaags sociaal leven (v. 8) en het leven in de kerkgemeenschap (verzen 9-11; “elkaar,” “dan,” wil zeggen, in de kerkgemeenschap). De uitdaging in afsterving is verwant aan de uitdaging van een dieet (dat op zich een soort afsterving is!): als we eenmaal beginnen, ontdekken we dat er allerlei redenen zijn waarom we overgewicht hebben. We worden echt met onszelf geconfronteerd, niet slechts met calorieën tellen. Ik ben het probleem, niet die zak chips! Zonden af laten sterven betekent een omslag van het leven.
Ten derde, wat Paulus laat zien, geeft ons een praktische richtsnoer hoe zonde te laten afsterven. Soms lijkt het of Paulus ons aanspoort (“Laat dus … afsterven” 3:5) zonder “praktische” hulp te geven op onze “hoe dan?”-vragen. Tegenwoordig gaan Christenen vaak naar Paulus om te weten wat te doen en daarna naar de plaatselijke Christelijke boekwinkel om te ontdekken hoe dat te doen! Waarom deze tweedeling? Waarschijnlijk omdat we niet lang genoeg blijven hangen bij wat Paulus zegt. We laten ons denken niet grondig genoeg in de Schriften afdalen. Want, typisch, steeds als Paulus met een aansporing komt, laat hij deze vergezellen met hints over hoe we die in praktijk moeten brengen.
Dat is hier zeker het geval. Kijk eens hoe deze passage ons helpt om onze “hoe dan?”-vragen te beantwoorden.
1. Leer om zonde te erkennen voor wat zij echt is. Noem het beestje bij de naam – noem het “seksueel immoreel” en niet “ik werd een beetje verleid”, noem het “onkuisheid” en niet “ik heb wat moeite met m’n denkwereld”, noem het “kwaadaardig verlangen, wat afgoderij is” en niet “ik denk dat ik mijn prioriteiten een beetje anders moet stellen.” Dat patroon zit in dit hele hoofdstuk. Wat is dit een krachtige ontmaskering van zelfbedrog – en het helpt ons bij de ontmaskering van zonde die in de verborgen hoeken van onze harten schuilt!
2. Herken zonde voor wat uw zonde echt is in Gods bijzijn. “Want om deze dingen treft Gods toorn degenen die Hem ongehoorzaam zijn” (3:6). De meesters van het spiritueel leven spraken van het brengen van onze lusten (trappend en schreeuwend of wat ze ook maar doen) naar het kruis, naar een toornige Christus. Mijn zonde leidt – niet naar blijvende vreugde – maar naar heilige goddelijke wrevel. Herken het ware karakter van uw zonde in het licht van haar bestraffing. We denken te gemakkelijk dat zonden minder ernstig zijn bij Christenen dan bij niet-gelovigen. “Ze zijn toch vergeven?” Niet als we ermee door gaan (1 Johannes 3:9)! Betracht zonde met een hemelse blik en voel de schaamte van dat waardoor u u ooit liet leiden (Col. 3:7; zie ook Rom. 6:21).
3. Herken de onsamenhangendheid van uw zonde. U legt de “oude mens” af en trekt de “nieuwe mens” aan (3:9-10). U bent niet langer de “oude mens.” De identiteit die u had “in Adam” is verdwenen. “Immers, we weten dat ons oude bestaan [oude mens] met Hem [Christus] gekruisigd is omdat er een einde moest komen aan ons zondige leven: we mochten niet langer slaven van de zonde zijn” (Rom. 6:6). Nieuwe mensen leven nieuwe levens. Alles minder dan dat is een tegenspraak van wie ik ben “in Christus.”
4. Laat wat aards is afsterven (Col. 3:5). Zo “eenvoudig” is dat. Weiger het, honger het uit en wijs het af. Je kunt zonde niet laten “afsterven” zonder de pijn van het doden. Er is geen ander weg!
Maar let eens op hoe Paulus dit in een zeer belangrijke bredere context plaatst. De negatieve taak om zonde te laten afsterven, zal niet afgerond zijn zonder de positieve oproep van het evangelie om u te “omkleden” met de Heer Jezus Christus (Rom. 13:14). Paulus zet dit nader uiteen in Colossenzen 3:12-17. Ons huis reinigen zorgt er alleen maar voor dat we open staan voor nog een invasie van zonden. Maar als we het “glorieuze uitwissel”-principe van het evangelie der genade doorgronden, beginnen we echte vooruitgang in heiligheid te maken. Zondige verlangens en gewoontes worden niet alleen afgewezen maar vervangen door christelijke gunsten (3:12) en daden (3:13). Omdat we gekleed zijn in Christus’ karakter en Zijn gunsten door liefde bijeen worden gehouden (v. 14), niet alleen in onze privélevens maar ook in de kerkgemeenschap (vv. 12-16), zijn Christus’ naam en glorie gevestigd en vereerd zowel in ons als om ons heen (3:17).
Dit zijn enkele van de dingen die mijn vriend en ik die herinneringswaardige avond bespraken. We hadden daarna geen gelegenheid meer om elkaar te vragen “Hoe gaat het met je?” want het was ons laatste gesprek. Hij stierf enkele maanden daarna. Ik heb me vaak afgevraagd hoe de tussenliggende maanden in zijn leven waren verlopen. Maar de serieuze persoonlijke en pastorale betrokkenheid in zijn vraag hangt nog steeds in mijn hoofd. Die hebben een vergelijkbaar effect als die Charles Simeon[3] beweerde te voelen via de ogen van zijn zeer bewonderd portret van de grote Henry Martyn[4]:
“Handel niet lichtvaardig!”
Noot van de vertaler