De Koning der Koningen
Uit Bijbelse Boeken en Preken
Door R.C. Sproul
Over Jezus Christus
Een deel van de Article-serie
Vertaling door Bert Dijkhoff
U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).
Het evangelie van Lucas eindigt met een uitermate schokkende getuigenis: “Hij nam hen mee de stad uit, tot bij Betanië. Daar hief Hij zijn handen op en zegende hen. En terwijl Hij hen zegende, ging Hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel. Ze aanbaden Hem en keerden in grote vreugde terug naar Jeruzalem. Ze waren voortdurend in de tempel, waar ze God loofden” (24:50-53)1.
Het schokkende aan deze passage is dat, wanneer Lucas verslag doet over Jezus’ vertrek uit deze wereld, de reactie van Zijn discipelen bestaat uit de terugtocht naar Jeruzalem in “grote vreugde.” Wat aan Jezus’ vertrek riep bij Zijn discipelen een langdurige emotie op van pure uitgelatenheid? Deze vraag roept nog meer vragen op als we de emoties erbij betrekken, die de discipelen lieten zien toen Jezus hen iets eerder vertelde dat Zijn vertrek aanstaande is. Op dat moment zorgde het idee dat hun Heer niet langer meer bij hen zou zijn, voor hun stemming waarin ze hiermee grote moeite hadden. Het leek wel alsof niets treuriger zou kunnen zijn dan het wachten op het moment van Jezus’ vertrek uit hun bijzijn. Toch, in een zeer korte periode, sloeg die depressie om in onnoemelijke vreugde.
We moeten ons afvragen wat het is dat zo’n radicale omslag van emotie opwekte in de harten van Jezus’ discipelen. Het antwoord op deze vraag staat helder in het Nieuwe Testament. Tussen het moment van Jezus’ mededeling aan hen dat Hij binnenkort zou vertrekken en het moment van Zijn eigenlijke vertrek, drongen twee dingen tot de discipelen door. Ten eerste beseften ze waarom Jezus vertrok. Ten tweede begrepen ze waarheen Hij zou gaan. Jezus vertrok niet om hen in de steek gelaten en troosteloos achter te laten maar omdat Hij ten hemel zou varen. Het nieuwtestamentisch begrip hemelvaart weegt veel zwaarder dan het banale de lucht in gaan en zelfs meer dan gaan naar de verblijfplaats van het hemelse. In Zijn hemelvaart ging Jezus naar een specifieke plaats om een specifieke reden. Hij voer ten hemel op ten behoeve van Zijn benoeming en kroning tot de Koning der Koningen en Heer der Heren. De nieuwtestamentische titel gebruikt om Jezus in Zijn koninklijke rol te beschrijven, is de “Koning der Koningen” en evenzo de titel “Heer der Heren.” Deze uitzonderlijke literaire structuur houdt meer in dan Jezus’ vestiging in een machtspositie vanaf waar Hij kan heersen over lagere koningen. Veeleer is het een structuur die de heerschappij van Jezus in Zijn koninklijke grootsheid weergeef. Hij is Koning in de hoogst mogelijke zin van het koningschap.
In Bijbelse begrippen is het ondenkbaar dat een koning zonder koninkrijk is. Aangezien Jezus opvoer naar Zijn kroning tot koning, komt met die kroning ook de toewijzing door de Vader van een rijk waarover Hij heerst. Dat rijk is de gehele schepping.
Er bestaan twee grove fouten in de moderne theologie omtrent het Bijbels concept van het koninkrijk van God. De eerste is dat het koninkrijk al voltooid is en dat er niets over is gebleven voor de regering van Christus om er aan toe te voegen. Zo’n visie kan beschreven worden als overcomplete eschatologie (eindtijdleer). Dankzij de realisatie van de volmaaktheid van het koninkrijk zou er wat betreft de overwinning van Christus, niets meer zijn om naar uit te kijken. De andere fout is dat een groot aantal christenen gelooft dat het koninkrijk van God iets volledig futuristisch is – wat wil zeggen dat op geen enkele wijze het koninkrijk van God nu al zou bestaan. Deze visie neemt zo’n sterke houding aan ten aanzien van het toekomstig aspect van het koninkrijk van God dat zelfs zulke nieuwtestamentische passages als de zaligsprekingen van Mattheüs 5-7 niet van toepassing zijn op de hedendaagse kerk omdat ze behoren tot de toekomstige tijd van het koninkrijk dat nog niet begonnen is.
Beide visies hierboven doen de duidelijke leer van het Nieuwe Testament dat het koninkrijk van God al begonnen is, geweld aan. De Koning zit al op Zijn plek. Hij heeft al alle autoriteit over hemel en aarde gekregen. Dat betekent dat precies op dit moment de allerhoogste autoriteit over de koninkrijken van deze wereld en over de hele kosmos in handen is van Koning Jezus. Er is geen centimeter vastgoed, geen symbool van macht in deze wereld dat op dit moment niet onder Zijn eigenaarschap en Zijn heerschappij valt. In Paulus’ brief aan de Filippenzen, in hoofdstuk 2, de vers over kenosis2, wordt gezegd dat Jezus de naam die boven alle namen staat, is gegeven. De naam die Hem is gegeven, die uittorent boven alle andere titels die men kan ontvangen, is een naam die gereserveerd is voor God. Het is Gods titel Adonai wat “Degene die absoluut almachtig is” betekent. Nogmaals, deze titel is voor het allerhoogste gezag, voor de Ene die koning is over geheel de aarde.
De nieuwtestamentische vertaling van adonai uit het Oude Testament is de naam heer. Als Paulus zegt dat bij de naam van Jezus elke knie moet buigen en elke tong moet bekennen, is de reden voor het buigen als eerbetuiging en voor de bekentenis dat ze met hun lippen dienen te verklaren dat Jezus de Heer is – wat wil zeggen dat Hij de almachtige heerser is. Dat was de eerste geloofsbelijdenis van de vroege kerk.
Toen probeerde Rome in haar misplaatste, heidense tirannie een eed van trouw aan de keizerlijke geloofscultuur af te dwingen waarin alle mensen werden geacht de term kaisar kurios op te zeggen – “Caesar is heer.” De Christenen reageerden door elke vorm van burgerlijke gehoorzaamheid aan de dag te leggen, door hun belastingen te betalen, door het eren van de koning, door voorbeeldige burgers te zijn, maar ze konden niet met een zuiver geweten voldoen aan de verordening van Caesar om hem als heer uit te roepen. Hun reactie op de eed van trouw, kaisar kurios, was even vergaand in de consequentie als eenvoudig in de uitdrukking, Jesus ho kurios, Jezus is Heer. De heerschappij van Jezus is niet gewoonweg de hoop der Christenen, die op een zekere dag zou kunnen zijn vervuld; het is een waarheid die al in vervulling aan het gaan is. Het is de taak van de kerk om te getuigen van dit onzichtbaar koninkrijk, of zoals Calvin het zei, het is de taak van de kerk om het onzichtbaar koninkrijk van Christus zichtbaar te maken. Hoewel onzichtbaar, het bestaat hoe dan ook.
Noot van de vertaler
1 Bijbelteksten zijn geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling van 2021 (NBV21)
2 In de christelijke theologie betekent kenosis: “ontlediging” van Jezus’ eigen wil en volledig ontvankelijk worden voor Gods goddelijke wil