De donkere nacht van de ziel
Uit Bijbelse Boeken en Preken
Door R.C. Sproul
Over Lijden
Een deel van de Right Now Counts Forever-serie
Vertaling door Bert Dijkhoff
U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).
De donkere nacht van de ziel. Dit fenomeen beschrijft een kwaal waaraan de grootste christenen van tijd tot tijd hebben geleden. Het was de kwaal waardoor David zijn kussen met tranen doordrenkte. Het was de kwaal die Jeremia de bijnaam “de huilende profeet” bezorgde. Het was de kwaal die Martin Luther zodanig teisterde dat zijn melancholie dreigde hem kapot te maken. Dit is geen gewone sombere bui maar een depressie verbonden met een geloofscrisis, een crisis die komt wanneer men de afwezigheid van God voelt of die aanleiding geeft tot een gevoel door Hem verlaten te zijn.
Spirituele depressies zijn een feit en kunnen acuut ontstaan. Wij vragen ons af hoe een gelovige zo’n spirituele diepgang ervaart. Maar wat het ook veroorzaakt neemt de gelovige niet weg uit zijn realiteit. Ons geloof is niet een voortdurende actie. Het is mobiel. Het zwalkt. We gaan van geloof naar geloof, en tussendoor kunnen we periodes van twijfel hebben waarin we uitroepen: “Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp.”1,2
Ook zouden we kunnen denken dat de donkere nacht van de ziel helemaal niet samen kan gaan met de vruchten van de Geest. Niet alleen met die van het geloof maar ook niet met die van de vreugde. Als eenmaal de Heilige Geest onze harten overspoelt met vreugde, hoe kan er dan nog plek voor zo’n donkerheid in die kamer zijn? Het is belangrijk voor ons om onderscheid te maken tussen de geestelijke vrucht vreugde en het cultureel begrip blijheid. Een christen kan vreugde in zijn hart hebben terwijl er nog spirituele depressie in zijn hoofd zit. De vreugde die we hebben steunt ons in deze donkere nachten en wordt niet gedoofd door de spirituele depressie. De vreugde van de christenen is er eentje die alle tegenslagen van het leven overleeft.
In zijn tekst aan de Korintiërs in zijn tweede brief, prijst Paulus zijn lezers het belang aan van preken en van het overbrengen van het evangelie aan de mensen. Maar tussendoor herinnert hij de kerk eraan dat de schat die we van God kregen, een schat is die niet zit in gouden en zilveren vaten maar in wat de apostel een “aarden pot” noemt. Dat is waarom hij zegt: “dat onze overweldigende kracht niet van onszelf komt, maar van God.” Direct na dit geheugensteuntje, voegt de apostel toe: “We worden aan alle kanten belaagd, maar raken niet in het nauw. We worden aan het twijfelen gebracht, maar raken niet vertwijfeld. We worden vervolgd, maar worden niet in de steek gelaten. We worden geveld, maar gaan niet te gronde. We dragen in ons bestaan altijd het sterven van Jezus met ons mee, opdat ook het leven van Jezus in ons bestaan zichtbaar wordt” (2 Korintiërs 4:7-10).
Deze passage duidt op de grenzen van de crises die we meemaken. De crisis kan diep zijn maar is niet permanent noch fataal. Let er eens op dat de apostel Paulus onze toestand op verschillende manieren beschrijft. Hij zegt dat we “worden belaagd, aan het twijfelen gebracht, vervolgd en geveld.” Dat zijn krachtige voorbeelden die het conflict beschrijven, die christenen moeten doorstaan, maar op elke plek waar hij dit fenomeen beschrijft, beschrijft hij ook de grenzen ervan. Belaagd maar niet in het nauw geraakt, aan het twijfelen gebracht maar niet vertwijfeld, vervolgd maar niet in de steek gelaten, geveld maar niet te gronde gebracht.
We moeten dus deze druk verdragen, maar de druk, hoewel hij hevig is, brengt ons niet in het nauw. We mogen in de war en aan het twijfelen zijn gebracht maar dat lage punt waar twijfel ons brengt, leidt niet tot complete en totale wanhoop. Zelfs in vervolging, hoe ernstig ook, worden we nog steeds niet in de steek gelaten, en we mogen overweldigd en geveld zijn, waar Jeremia over sprak, toch blijft er gelegenheid voor vreugde. We denken aan de profeet Habakuk die in zijn ellende ervan overtuigd bleef dat ondanks de tegenslagen die hij moest verduren, God hem voeten snel als hinden zou geven, die hem op toppen van bergen zouden doen staan.3
Op een andere plek geeft de apostel Paulus in zijn schrijven aan de Filippenzen hen de aansporing “wees over niets bezorgd” en vertelt hen dat de genezing van bezorgdheid wordt gevonden tijdens het knielen, zijnde de vrede van God, die onze geest kalmeert en bezorgdheid verdrijft. Ook hier geldt, we kunnen angstig, zenuwachtig en bezorgd zijn zonder dat we aan het einde toegeven aan totale vertwijfeling.
Het naast elkaar bestaan van geloof en spirituele depressie komt ook voor in andere Bijbelse uitspraken over emotionele toestanden. Ons is verteld dat het heel normaal is dat gelovigen leed ondergaan. Onze Heer in persona was een mens vol zorgen en vertrouwd met leed. Hoewel leed de wortels van onze ziel kan bereiken, hoeft het niet te ontaarden in verbittering. Leed is een acceptabele emotie, een enkele keer zelfs een deugd, maar er hoeft in de ziel geen ruimte voor verbittering te zijn. Op eenzelfde manier zien we dat het een goede zaak is om een huis vol rouw te bezoeken4, maar zelfs in de rouw mag dit nederig gevoel niet de ruimte voor haat bieden. De aanwezigheid van het geloof is geen garantie voor de afwezigheid van spirituele depressiviteit. Maar de donkere nacht van de ziel geeft altijd ruimte voor de helderheid van het klare daglicht van Gods nabijheid.
Noot van de vertaler
1 Marcus 9:24
2 Bijbelteksten zijn geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling van 2021 (NBV21)
3 Psalmen 18:34
4 Prediker 7:2