Gods goede nieuws over Zijn Zoon
Uit Bijbelse Boeken en Preken
Door John Piper
Over Evangelie
Een deel van de Romans: The Greatest Letter Ever Written-serie
Vertaling door Bert Dijkhoff
U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).
Romeinen 1:1-4
Van Paulus, dienaar van Christus Jezus, geroepen tot apostel en uitgekozen om het evangelie van God te verkondigen, 2 dat al bij monde van zijn profeten in de heilige geschriften is beloofd: 3 het evangelie over zijn Zoon – als mens voortgekomen uit het nageslacht van David, 4 aangewezen als Zoon van God en met macht bekleed door de heilige Geest, toen Hij opstond uit de dood -, Jezus Christus, onze Heer.1
We zagen vorige week aan vers 1 dat Paulus een dienaar van Christus Jezus is wat betekent dat hij gekocht is door, behoort tot en geleid wordt door Christus. Hij leeft om Christus te verblijden. En mochten we een verkeerd beeld krijgen van Christus die afhankelijk zou zijn van Paulus’ initiatief en Paulus’ slavenarbeid, moeten we uit Romeinen 15:18 opmaken dat Paulus afhankelijk is van Christus voor alles wat Paulus doet in dienst van Christus: “Ik mis de vrijmoedigheid om over iets anders te spreken dan wat Christus met het oog op de gehoorzaamheid van de volken door mij tot stand heeft gebracht – door wat ik heb gezegd en gedaan.” Anders gezegd, Paulus dient Christus in de kracht waarmee Christus Paulus dient. “De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen” (Marcus 10:45; zie ook 1 Korintiërs 15:10, 1 Petrus 4:11). We zouden de hele strekking van Romeinen vanaf het begin verdraaien als we niet inzien dat Paulus Christus dient in de kracht die Christus geeft zodat Christus de eer krijgt voor Paulus’ dienst (zie 1 Petrus 4:11).
Deze almachtige, in-alles-voorziende Christus is degene die we ontmoetten in het volgend zinsdeel: “geroepen tot apostel.” Christus riep Paulus onderweg naar Damascus op en droeg hem op om zijn gezaghebbende vertegenwoordiger te zijn bij de oprichting van de kerk van de ware leer. Daarna zagen we Gods almachtige, alles-plannende hand in het volgend zinsdeel: “uitgekozen om het evangelie van God te verkondigen.” Volgens Galaten 1:15 zette God Paulus apart voordat hij was geboren. God is zo ijverig in het zorgen dat het evangelie er komt en geopenbaard wordt, dat hij niets aan het toeval overlaat.
Vandaag kijken we naar deze term “het evangelie van God” (1:1) en hoe Paulus dat toelicht in de verzen 2-4.
“…dat al bij monde van zijn profeten in de heilige geschriften is beloofd…” Het eerste wat Paulus erover zei is precies in lijn met wat we net gezien hebben: dat God ijverig laat zien dat het evangelie gepland was lang voordat het plaats vond. Vers 2: “… [Paulus was] uitgekozen om het evangelie van God te verkondigen, dat al bij monde van zijn [Gods] profeten in de heilige geschriften is beloofd.”
Kijk eens goed naar deze drie dingen uit vers 2.
1) Het evangelie van God is de vervulling van oudtestamentische beloftes.
Het is geen nieuwe religie. Het is de vervulling van een oude religie. De God van het Oude Testament is de God van het Nieuwe Testament. Wat hij toen voorbereidde en beloofde, vervulde hij met de komst van Jezus.
2) God houdt zich aan zijn beloftes.
Honderden jaren gaan voorbij. De Joden vragen zich af of de Messias ooit zal komen. Ze lijden enorm. Dan handelt God en de belofte is vervuld. Dat betekent dat God te vertrouwen is. Het kan lijken of hij zijn beloftes heeft vergeten. Maar hij vergeet niets. Dus vers 2 is niet slechts een bewering over de inhoud van het evangelie maar ook een reden om erin te geloven. Zodra we inzien dat God Christus beloofde eeuwen voordat hij kwam en dat hij tot in detail deze beloftes nakomt, is ons geloof gesterkt.
3) Dit zijn heilige, geïnspireerde geschriften waarnaar we moeten verwijzen en waarin we moeten geloven.
Kijk eens naar de zeer belangrijke gevolgen van vers twee voor onze leer uit de Schrift. Ten eerste is er God, dan is er een belofte die God bereid is te maken, dan zijn er profeten bij monde van wie hij zijn belofte uitspreekt (let op: het zijn geen woordvoerders, God zelf blijft de spreker), vervolgens zijn er geschriften en deze geschriften worden heilig genoemd. Waarom zijn ze heilig – afgezonderd van alle ander geschriften, uniek in hun soort en kostbaar? Omdat het God is die spreekt in hen. Lees deze vers aandachtig: “Dat al bij monde van zijn [Gods] profeten in de heilige geschriften is beloofd.” God beloofde in de geschriften. God spreekt in de geschriften. Dat maakt ze heilig. Zo ziet Paulus de Schrift en zo zouden wij het ook moeten zien. Mocht u zich ooit afvragen waarom aan de voorkant van onze Bijbels “Heilige Bijbel” staat, dan is Romeinen 1:2 het antwoord.
En mochten we het direct belang hiervan missen voor onze uiteenzetting van Romeinen, haal dan drie dingen nog eens voor de geest: (1) Paulus ziet zichzelf in 1:1 als een dienaar van Christus Jezus, met autoriteit sprekend en schrijvend als oprichter van de kerk namens Christus– met andere woorden, net als een van de vroegere profeten (Efeziërs 2:20). (2) Paulus zei in 1 Korintiërs 2:13: “Daarover spreken wij, niet op een manier die ons door menselijke wijsheid is geleerd, maar zoals de Geest het ons leert: wij verklaren het geestelijke met het geestelijke.” Anders gezegd, Paulus beweert dat hij voor zijn leer op unieke wijze is geïnspireerd. (3) In 2 Petrus 3:16 zegt Petrus dat Paulus’ schrijven door sommige “mensen steevast wordt verdraaid … dat doen ze trouwens ook met de overige geschriften.” Dus Petrus plaatst Paulus’ brieven in dezelfde categorie als de heilige Geschriften waar we hier over lezen.
Daarom is prediking zo van belang in ons leven samen. Wij geloven dat Paulus’ brief aan de Romeinen het woord van God is, niet slechts het woord van een mens. Het evangelie was beloofd in heilige geschriften die geïnspireerd zijn door God; en het evangelie is ontvouwd en bewaard voor ons in andere door God geïnspireerde heilige geschriften. Dat is wat wij geloven en het maakt een groot verschil in de wijze waarop we aankijken tegen de waarheid, de leer, prediking, erediensten en al het andere in de wereld.
Dus het eerste wat Paulus zegt over het evangelie van God is dat het lang geleden gepland en voorspeld is (1:2). Het is het evangelie “dat al bij monde van zijn profeten in de heilige geschriften is beloofd.”
“… over zijn Zoon …” Het tweede wat hij zegt over het evangelie van God (1:3) is dat het over zijn Zoon gaat. “… het evangelie over zijn Zoon …” Het evangelie van God heeft te maken met de Zoon van God. We moeten nu meteen twee dingen duidelijk stellen over de Zoon van God om te voorkomen dat we enorm afdwalen.
1) De Zoon van God bestond voordat hij een menselijk wezen werd.
Kijk naar Romeinen 8:3: “Want waartoe de wet niet in staat was, machteloos als hij was door onze aardse natuur, dat heeft God tot stand gebracht. Vanwege de zonde heeft Hij zijn eigen Zoon als mens in dit zondige bestaan gestuurd.” God zond hem in een gedaante gelijk aan het zondig vlees. Dus de Zoon bestond als de Zoon van God voordat hij een mens werd. Dat betekent dat Christus de Zoon van God is en was op een uiterste unieke manier – niet zoals wij kinderen van God zijn (Romeinen 8:14, 19).
2) Christus zelf is God.
In Romeinen 9:5, verwijzend naar de privileges van Israël, zegt Paulus: “Het is het volk [dat is Israël] dat van de aartsvaders afstamt en waaruit Christus is voortgekomen – Hij die God is, boven alles verheven, zij geprezen tot in eeuwigheid. Amen.” En in Colossenzen 2:9 zegt Paulus: “Want in Hem is heel de goddelijke volheid lichamelijk aanwezig.” Dus als Paulus zegt dat het evangelie van God over zijn Zoon gaat, bedoelt hij dat het te maken heeft met de goddelijke, vooraf bestaande Zoon. Het evangelie van God gaat niet over God die menselijke aangelegenheden verbetert. Het gaat over God die menselijke aangelegenheden binnendringt in de persoon van zijn Zoon die het perfect evenbeeld is van de Vader en die zelf God is.
Dus Paulus geeft veel gewicht aan “het evangelie van God” door eerst te stellen dat het beloofd – gepland – is door God lang voordat het plaatsvond, en dan te stellen dat het over zijn goddelijke Zoon gaat. De almachtige Schepper van het universum heeft goede dingen voor de wereld ingepland en in het centrum van dat plan bevindt zich zijn Zoon.
“… als mens voortgekomen uit het nageslacht van David…” Het derde wat Paulus over het evangelie van God zegt, is dat deze goddelijke Zoon “als mens [is] voortgekomen uit het nageslacht van David.” Dit vertelt ons twee dingen tegelijk:
1) De Zoon van God werd een mens.
Hij werd geboren. Het werk dat hij te doen had – de missie waarop hij was – vereiste dat hij de menselijke natuur aanvaarde naast zijn goddelijke natuur. God koos niet een mens en maakte die tot zijn zoon; hij koos ervoor om zijn eeuwige, enige Zoon tot mens te maken.
2) Hij werd geboren in de lijn van koning David uit het Oude Testament.
Waarom is dit onderdeel van het evangelie van God? Waarom is dit goed nieuws? Het antwoord is dat alle beloftes van het Oude Testament afhingen van de komst van de Messias – de Gezalfde – die als koning zou heersen in de lijn van David, de vijanden van Gods mensen zou overwinnen en zou zorgen voor gerechtigheid en eeuwige vrede. Hij zou het Ja op alle beloftes van God zijn.
Kijk nog eens naar een paar oudtestamentische beloftes. Jeremia 23:5: “De dag zal komen – spreekt de HEER – dat Ik aan Davids stam een rechtmatige telg laat ontspruiten, die als koning een wijs beleid zal voeren en die in het land recht en gerechtigheid zal handhaven.” Of Jesaja 11:10: “Op die dag zal de telg van Isaï [dat is de zoon van David, Isaïs nakomeling] als een vaandel voor alle volken staan. Dan zullen de volken hem zoeken en zijn woonplaats zal schitterend zijn.”
Dus het evangelie van God is het goede nieuws dat nu, na honderden jaren, God heeft gehandeld ter vervulling van zijn plan en zijn belofte dat er een koning zou komen uit het nageslacht van David, en, volgens Jesaja 9:5-6: “De heerschappij rust op zijn schouders. Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Groot is de heerschappij en zonder einde de vrede.”
Dus het “evangelie van God” is het goede nieuws dat de tijd is aangebroken en het koninkrijk van God nabij is (Markus 1:14-15: “Nadat Johannes gevangengenomen was, ging Jezus naar Galilea, waar Hij Gods goede nieuws verkondigde. Dit was wat Hij zei: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en geloof dit goede nieuws’”). De komst van de Zoon van God in de wereld was de komst van de “Zoon van David,” de beloofde Koning. Hij zal heersen over de naties en triomferen over de vijanden van God en heersen met gerechtigheid en vrede en, volgens Jesaja 35:10: “Wie door de HEER bevrijd zijn, keren terug. Jubelend komen zij naar Sion, gekroond met eeuwige vreugde. Blijdschap en vreugde komen hun tegemoet, gejammer en verdriet vluchten weg.” Dat maakt vers 3 tot het “evangelie van God.” De komst van de Zoon van God als Zoon van David zou eeuwige vreugde in de nabijheid van God betekenen – voor wie door de HEER bevrijd zijn.
“ … aangewezen als Zoon van God en met macht bekleed door de heilige Geest, toen Hij opstond uit de dood…”
Maar er is nog iets wat Paulus zegt over “het evangelie van God.” Niet alleen was het gepland en beloofd voordat het plaatsvond; en niet alleen betreft het zijn goddelijke, vooraf bestaande Zoon. En niet alleen is het nieuws dat zijn Zoon geboren is als de menselijke zoon van David ter vervulling van de oudtestamentische hoop en dromen van gerechtigheid, vrede en vreugde in het koninkrijk van God. Maar in vers 4 zegt Paulus iets dat zowel choquerend als opbeurend was. Hij zegt dat Gods Zoon is “aangewezen als Zoon van God en met macht bekleed door de heilige Geest, toen Hij opstond uit de dood.”
Waarom zeg ik dat dit choquerend was? De meeste Joodse mensen in Paulus’ dagen verwachtten dat de Messias zou komen met macht en politieke heerschappij, en zou afrekenen met de onderdrukkende heersers van de wereld, de Romeinen, en in Jeruzalem een koninkrijk op aarde zou vestigen en voor altijd in overwinning zou leven met zijn mensen. Maar wat Paulus in vers 4 zegt, betekent dat tussen verzen 3 en 4 de Zoon van David stierf. Hij stierf! Zij die dachten dat hij de Messias was, waren gechoqueerd. Messiassen sterven niet. Ze leven, overwinnen en heersen. Ze worden niet gearresteerd, geslagen, bespot, gekruisigd en laten hun volk niet berooid achter. Dit was absoluut choquerend. (Lucas 24:21: “Wij leefden in de hoop dat Hij degene was die Israël zou bevrijden”).
Paulus komt terug bij de dood van Christus in de hoofdstukken 3, 5 en 8. Maar nu gaat hij onmiddellijk door naar de opbeurende opmerking over de triomf in het evangelie van God. Deze dode Messias, zegt Paulus in vers 4, stond op uit de dood. Dit is het hart van het evangelie van God. En Paulus zegt twee dingen over deze wederopstanding.
1) Bij deze wederopstanding uit de dood was Hij “met macht bekleed door de heilige Geest.”
Wat betekent dat? Ik denk dat het ten minste twee dingen betekent.
a. Gods Heilige Geest liet Jezus opstaan uit de dood.
Ik haal mijn voorbeeld uit Romeinen 8:11 waar Paulus zegt: “Want als de Geest van Hem die Jezus uit de dood heeft opgewekt in u woont, zal Hij die Christus heeft opgewekt ook uw sterfelijk lichaam levend maken door zijn Geest, die in u woont.” Dit leert ons dat wij worden opgewekt door de Geest van God die in ons woont op de wijze waarop Christus werd opgewekt. Dus de Geest was erbij betrokken toen Jezus opstond uit de dood.
b. Maar waarom gebruikt Paulus deze ongewone uitdrukking, “Geest van heiliging”² (dat nergens anders in het Nieuwe Testament wordt aangetroffen)?
Ik geef u mijn vermoeden. Handelen met de dood was een smerige zaak. Toen koning Saul persoonlijk met de doden wou praten ging hij naar de geestenbezweerster van Endor (1 Samuel 28:7 e.v.), en daar ging het om heimelijke en illegale praktijken. Media, waarzeggers en tovenaars waren een gruwel in Israël. Als de doden dood zijn, laat je ze met rust en ga je niet met hen in zee. Seances waren en zijn illegaal voor gelovigen. Handelen met de doden was een soort zwarte magie, niet een mooi, zuiver, heilig ding. Alles andere dan dat. De vertelling over een geëxecuteerde dode man die uit de dood was opgewekt, moet voor vele oren werkelijk gruwelijk, goor, luguber en onrein hebben geklonken, als duistere tovenarij en zwarte magie.
Daartegenover legde Paulus de nadruk op precies het tegendeel: Christus werd uit de dood opgewekt door de Geest van heiliging, niet een duistere geest, kwade geest of verontreinigde geest, maar de Geest van God zelf, die duidelijk boven alles staat dankzij de heiligheid. De opwekking van Jezus verontreinigde hem niet. Het was iets heiligs om te doen. Het was juist, goed, rein, prachtig en Godverheerlijkend, niet Godvernederend. Het was heilig.
2) Door deze wederopstanding werd Christus “aangewezen als [of uitgeroepen tot] Zoon van God en met macht bekleed.”
De sleutelterm hier is “met macht.” Ik denk dat Bijbelvertalingen als de NASB, KJV en RSV³ het bij het rechte eind hebben doordat ze aantonen dat die term de “Zoon van God” verandert. Het punt is niet dat Christus vóór de wederopstanding niet de Zoon van God was. Het punt is dat met de wederopstanding Christus ging van de Zoon van God in een lage positie met menselijke beperkingen en zwakheid naar de Zoon van God met macht. De sleutelterm is “met macht.”
Dat is wat Jezus na de wederopstanding bedoelde toen hij zei: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde” (Mattheüs 28:18). Het is wat Paulus bedoelde in 1 Corinthiërs 15:25-26 toen hij over de herrezen Christus zei: “Want Hij moet koning zijn totdat ‘Hij alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd.’ De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood.” Met andere woorden, Jezus is de Messiaanse koning. Hij heerst nu over de wereld. Hij legt al zijn vijanden aan zijn voeten. Er zal een dag komen waarop hij uit zijn onzichtbare heerschappij zal breken met zichtbare glorie en zijn koninkrijk open en glorierijk zal vestigen op aarde. Dat is wat Paulus bedoelt met “Zoon van God en met macht bekleed.” Hij heerst nu. Hij werkt richting zijn doel via de Geest en zijn kerk. En de dag zal komen waarop Christus alle vijanden zal verslaan, en elke knie zal buigen en bekennen dat hij de Heer is, tot eer van God, de Vader (Filippenzen 2:11).
Dat zal de voltooiing van het evangelie van God zijn. Waarop wij zeggen: “Amen, kom Heere Jezus.”
Noot van de vertaler
1Tenzij anders vermeld zijn Bijbelteksten geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling van 2021 (NBV21)
2 Herziene Statenvertaling (HSV)
3 Het gaat hier over de Bijbelvertalingen NASB = New American Standard Bible, KJV = King James Version, RSV = Revised Standard Version; overigens, de Herziene Statenvertaling (HSV) daarentegen legt de nadruk op het bewijs dat Hij de Zoon van God is: “Wat de Geest van heiliging betreft, is met kracht bewezen dat Hij de Zoon van God is.”