Ik ben de alfa en de omega
Uit Bijbelse Boeken en Preken
Door John Piper
Over Glorie van God
Een deel van de Hallowed be Thy Name: Eight Sermons on the Names of God-serie
Vertaling door Bert Dijkhoff
U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).
Openbaring 21:1-81
Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de zee is er niet meer. Toen zag ik de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalen, bij God vandaan. Ze was als een bruid die zich mooi heeft gemaakt voor haar man en hem opwacht. Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’
Hij die op de troon zat zei: ‘Alles maak Ik nieuw!’ – Ik hoorde zeggen: ‘Schrijf het op, want wat hier wordt gezegd is betrouwbaar en waar.’ Toen zij Hij tegen mij: ‘Het is voltrokken! Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Wie dorst heeft geef Ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft. Wie overwint vallen deze dingen toe. Ik zal zijn God zijn en hij zal mijn kind zijn. Maar voor hen die laf en trouweloos zijn geweest, die zich hebben ingelaten met gruwelijke dingen, met moord, ontucht, toverij of afgodendienst, voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is de vuurpoel met brandend zwavel, dat is de tweede dood.’
In Openbaring 21:6 identificeert God zichzelf als “de alfa en de omega.” Alfa is de eerste letter van het Grieks alfabet en omega is de laatste letter van het alfabet. Met ander woorden, God is “het begin en het einde.”
Maar God heeft het niet over abc’tjes. Hij heeft het over de gehele realiteit. God is absoluut het begin en absoluut het einde. Alles wat bestaat heeft uiteindelijk z’n oorsprong in hem. En alles zal hoe dan ook eindigen met hem.
Jesaja stelt dat als volgt: “Dit zegt de HEER, Israëls koning en bevrijder, de HEER van de hemelse machten: Ik ben de eerste en de laatste, er is geen god buiten Mij” (44:6). Anders gezegd, omdat alles komt van God en niets langer zal leven dan God, heeft God aan het einde geen concurrenten. “Er is geen god buiten Mij!” God heeft het eerste woord en het laatste woord in de geschiedenis. Alle andere pogingen om het laatste woord te hebben, zullen falen. Het aardewerk heeft geen ander begin dan door de Pottenbakker en zal uiteindelijk de doelen van de Pottenbakker dienen.
Alfa
Ik kan er bij u niet vaak genoeg op aandringen om diep na te denken over de amper te vatten waarheid dat God de absolute alfa is. Zoek een rustig moment in uw leven en laat de waarheid vat op u krijgen dat God de EERSTE is - het BEGIN. Eerder dan hem was er niets. Er was geen “eerder dan hem.” Laat dat eens door uw hoofd gaan! Miljoenen, miljarden en triljoenen oneindige jaren bestond God en hij had nooit een begin. Hij is het begin. Van eeuwigheid tot eeuwigheid is Hij God (Psalm 90:2). Er was nooit een tijd dat hij er niet was.
We kunnen ons verbazen over God als oneindige en eeuwige, en als onveranderlijke in zijn gerechtigheid, wijsheid, macht, goedheid en waarheid. Maar als je er even bij stil staat dat hij er nooit voor koos om zo te zijn noch dat iemand anders ervoor koos om hem zo te maken, begint het te duizelen. De gerechtigheid, wijsheid, macht, goedheid en waarheid van God zijn de eeuwige werkelijkheid. Het karakter van God is niet iets wat de werkelijkheid heeft voortgebracht. Het is de werkelijkheid. God verrees niet vanuit vele mogelijkheden. Alles verrees vanuit hem. Hij bepaalt alle mogelijkheden. God is niet een stukje van de werkelijkheid dat je een plaats probeert te geven bij andere stukjes. Hij is de eerste en de laatste en de allesomvattende werkelijkheid: “Want in Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij” (Handelingen 17:28).
Omega
Maar de waarheid waarop ik wil dat we ons deze morgen richten, is dat God de omega is. Ik denk dat dit het zwaartepunt is in onze tekst van Openbaring 21:6. De uitspraak: “Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde,” komt in een stuk tekst dat gaat over het einde van de geschiedenis. Dus de extra nadruk in deze tekst ligt op God als de omega van alle dingen.
Wat houdt het in dat God de omega, of het einde is? Laten we de verzen 5-8 eens lezen: “Hij die op de troon zat zei: ‘Alles maak Ik nieuw!’ – Ik hoorde zeggen: ‘Schrijf het op, want wat hier wordt gezegd is betrouwbaar en waar.’ Toen zij Hij tegen mij: ‘Het is voltrokken! Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Wie dorst heeft geef Ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft. Wie overwint vallen deze dingen toe. Ik zal zijn God zijn en hij zal mijn kind zijn. Maar voor hen die laf en trouweloos zijn geweest, die zich hebben ingelaten met gruwelijke dingen, met moord, ontucht, toverij of afgodendienst, voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is de vuurpoel met brandend zwavel, dat is de tweede dood.’”
Hoe God het einde is voor diegenen die naar Hem dorsten
Deze tekst maakt op twee manieren duidelijk dat God de omega of het einde is. Voor wie dorst heeft (zo staat in vers 6) is hij het einde in die zin dat hij voor hen tot in eeuwigheid de bron van hun leven zal zijn. Hij zal hun God zijn en zij zijn kinderen genietend van zijn erfenis voor eeuwig en altijd. Hij was de bron van hun leven bij de schepping en hij zal de bron van hun leven zijn bij de voltooiing.
Voor zij die overwinnen, voor de dorstige mens, is God niet het begin en het einde op de manier waarop een rivier begint met een bron en uitmondt in de oceaan. Een oceaan wordt voorzien door en gevuld met de rivieren die erin uitmonden. God wordt niet voorzien of gevuld door de dorstige heiligen die aan het einde tot hem komen. Nee, voor wie dorst hebben is God het begin en het einde als de route die een karavaan aflegt door de woestijn van de ene naar de andere oase. God is een levensbron aan het begin en hij is een levensbron aan het einde – voor altijd.
Hoe God het einde is voor diegenen die niet naar Hem dorsten
Maar in vers 8 wordt een andere groep mensen genoemd. Dat zijn de mensen die niet naar God dorstten. Ook voor hen is God de omega maar niet op dezelfde manier. God is hun einde in die zin dat ze God uiteindelijk ontmoeten als hun Rechter. Ze hebben hun begin in Gods oase des levens. Dan nemen ze de verboden zuidelijke route langs de ondiepe stroom van ongeloof veraf van het smalle pad van God. Maar het einde van beide wegen is God. En aan het einde zijn ze aan de andere kant van de woestijn beland. En ontmoeten ze God. Maar in plaats van een oase van het eeuwig leven, vinden ze er een poel vol vuur.
De eeuwigheid van de hel
Er zijn vandaag de dag veel christenen, om maar niet te noemen mensen die het christendom verwerpen, die niet geloven in de eeuwige hel. Ze geloven niet dat de vuurpoel de omega van iemand is. Sommigen wijzen deze gedacht in z’n geheel af; anderen zeggen dat het een tijdelijke plaats van zuivering is. In beide gevallen zeggen ze dat alle mensen aan het einde gered zullen zijn. God heeft het laatste woord, en dat woord zal altijd genadig zijn voor elk individueel schepsel. Omega zal uiteindelijke genade voor iedereen betekenen, niet vuur en brandend zwavel.
Maar vers 8 deinst niet terug voor de vreselijke waarheid: “Maar voor hen die laf en trouweloos zijn geweest, die zich hebben ingelaten met gruwelijke dingen, met moord, ontucht, toverij of afgodendienst, voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is de vuurpoel met brandend zwavel, dat is de tweede dood.”
Twee andere verzen in Openbaringen maken duidelijk dat deze veroordeling voor altijd is. In Openbaring 20:10 staat: “En de duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel gegooid, bij het beest en de valse profeet. Daar zullen ze dag en nacht worden gepijnigd, tot in eeuwigheid.”
Mochten we denken dat deze eeuwige straf slechts voor de duivel en zijn dienaren is, leert Openbaring 14:9-11 ons: “Als iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of zijn hand krijgt, zal hij de wijn van Gods woede moeten drinken, die onverdund in de beker van zijn toorn is geschonken. Hij zal in vuur en zwavel worden gepijnigd, onder de ogen van de heilige engelen en van het lam. De rook van de pijniging zal opstijgen tot in eeuwigheid. Wie het beest en zijn beeld aanbidden, of wie het merkteken van zijn naam draagt, ze krijgen geen rust, overdag niet en ’s nachts niet.”
Het nooit-eindigende omega voor iedereen
God is een nooit-eindigende omega voor elk mens: ofwel als bron van het eeuwig leven of als een wijnpers des toorns en een vuurpoel. We moeten onszelf er keer op keer aan herinneren dat onze levens zullen eindigen in God. Het kan zijn dat hij nu ver weg lijkt, maar Paulus zei tegen de spotters in Athene: “Hij is van niemand van ons ver weg” (Handelingen 17:27). Hij is nooit buiten het bereik van degenen die naar hem dorsten. En al lijkt hij voor de zelfgenoegzame mens even ver weg als de maan, uiteindelijke zal hij uiterst echt zijn voor elke man, vrouw en kind – glorieus echt voor de dorstige en vreselijk echt voor de zelfgenoegzame.
Ik ben de alfa en de omega, zegt de Heer, het begin en het einde – de levensbron voor de ene en een vuurpoel voor de ander.
Het leven in deze wereld is zeer van belang want de dunk die je hier van God hebt bepaalt hoe je voor hem staat aan het einde. Ik bid dat God ons de ogen geeft om de adembenemende keuzes op de drempel naar de eeuwigheid te zien. Ik bid dat we niet in staat zullen zijn om verveeld te gapen en terug te keren naar de middelmaat.
Zelfs wanneer je weet dat je bent gered op het vlot met de Kapitein, zullen de bliksem en de donder evenals de 25 meter hoge golven en stormwinden je vol ontzag doen rillen en je bevend dankbaar laten zijn dat je uit het water bent geplukt. Het is geen klein bier om te leven tussen de alfa en de omega van onze Schepper.
De grote opsplitsing
Laten we teruggaan naar de beeltenis van de woestijn. Al het leven begint met de creatieve kracht van God. Hij is de alfa. Hij is de oase aan het begin van ons leven. Wij allen beginnen op dezelfde plek. Maar vroeg of laat komt er een opsplitsing. En we moeten weten hoe deze opsplitsing eruit ziet want aan het einde hangt alles daar van af. De ene ontmoet de omega als bron des levens, en de ander ontmoet hem als poel van vuur.
Wie dorst heeft
Openbaring 21:6-7 gebruikt twee woorden ter beschrijving van het soort mens dat God als bron des levens zal ontmoeten. In vers 6 staat: “Wie dorst heeft geef Ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft.” Het eerste kenmerk van degene die God zal ontmoeten als bron in plaats van als vuur, is dat hij dorst heeft.
Openbaring 22:17 is een prachtige uitnodiging aan wie dorst heeft: “De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom!’ Laat wie luistert zeggen: ‘Kom!’ Laat wie dorst heeft komen; laat wie dat wil vrij drinken van het water dat leven geeft.” Dus als God zegt dat hij het water van de bron des levens wil geven aan wie dorst heeft, bedoelt hij dat hij het wil geven aan wie ernaar verlangt – wie de smaak te pakken heeft en ernaar smacht en zich heeft afgewend van de wereldse drank voor de ziel.
Als God beweert dat dorst een vereiste voor de redding is, bedoelt hij niet dat elk mens die de hel wil vermijden en voor eeuwig wil leven, gered zal zijn. Dat zou iedereen zijn. Iedereen is in dat opzicht dorstig. God bedoelt dat iedereen van wie de dorst van de ziel echt naar God is en niet naar de lof, macht en genoegens van de wereld, gered is. Mensen die door hun dorst de ondiepe stromen der zonden hebben verlaten om naar de diepe oase aan de andere kant van de woestijn te gaan – dat zijn degenen aan wie God te allen tijden te drinken wil geven van het levenswater.
De overwinnaars
Het andere woord in vers 7 dat de persoon beschrijft die God als bron zal ontmoeten en niets als vuur, is het woord overwinnaar. “Wie overwint vallen deze dingen toe. Ik zal zijn God zijn en hij zal mijn kind zijn.” Het woord “overwinnaar” wordt in Openbaringen zo’n twaalf keer gebruikt ter verwijzing naar de triomf der heiligen, die hen de zegening van het eeuwig leven brengt.
Bijvoorbeeld, in 2:10-11 zegt Jezus tegen de kerk te Smyrna: “Wees trouw tot in de dood, dan zal Ik u als lauwerkrans het leven geven … Wie overwint zal van de tweede dood geen schade ondervinden.” Ter herinnering, in onze tekst in 21:8 is de tweede dood de poel van vuur. Dus in deze tekst in 2:11 staat hetzelfde: als we overwinnen, zal het ons niet schaden. En overwinnen is voor ons gedefinieerd als trouw zijn tot in de dood: “Wees trouw tot in de dood, dan zal Ik u als lauwerkrans het leven geven.” Overwinnen betekent zegevieren over de machten die ons verleiden niet trouw aan Christus te zijn. (Zie ook 2:26 en 12:11.)
De overwinnende dorst
Wanneer we de voorwaarde dorst en de voorwaarde overwinnen samenvoegen, ziet het beeld dat we krijgen er ongeveer zo uit: Er is een strijd gaande in een ieder van ons. Het is een gevecht tussen de dorst naar God en de dorst naar iets anders. Als onze ziel dorst naar God zoals een hert snakt naar een kabbelend beekje, als we genoeg geproefd hebben van de pracht, liefde en macht van Christus zodat we de dingen die achter ons liggen vergeten en hem volgen, als we onze wereldlijke dorst negeren, ons kruis gaan dragen en dorsten naar Christus, dan zal God ons ontmoeten aan de andere kant van de woestijn als een eeuwige allesbevredigende levensbron.
Anders gezegd, als we alle concurrenten rond onze dorst overwinnen en onszelf verzadigen aan Christus zullen we de erfenis van eeuwig leven verkrijgen. Dorst naar Christus moet zegevieren over de dorst naar het wereldse en alles wat dat te beiden heeft.
Zij die de dorst naar de wereld niet hebben overwonnen
De mensen die God zullen ontmoeten aan de andere kant van de woestijn als een vuurpoel in plaats van een levensbron, zijn mensen die de dorst naar de wereld niet hebben overwonnen. Voor hen was Christus niet aantrekkelijker dan levertraan. Sommigen vonden hem flauw smaken. Anderen bitter. Maar de wereld, o ja, de wereld, dat smaakt naar meer. En dus ten gevolge van de eigenzinnige woekering aan hun spirituele tong vonden ze geen verzadiging in Christus.
Maar waarin wel? Kijk naar vers 8. God noemt hen laf en trouweloos. Eerder, in 2:10-11, had Jezus tegen de kerk gezegd: “Wees niet bang voor het lijden dat u nog te wachten staat … Wees trouw tot in de dood, dan zal Ik u als lauwerkrans het leven geven.” Wees geen lafaards, wees trouw! Les uw dorst naar leven, veiligheid en vreugde in mij. Geef je niet over aan de dorst naar werelds leven, veiligheid en zelfvoorziening.
Maar de mensen in 21:8 namen de waarschuwing van Jezus in 2:10-11 niet in acht. Ze waren laf en trouweloos. De dorst naar deze wereld overwon de dorst naar Christus, en dus zal hun lot liggen in de poel die vol vuur brandt.
Dan vervolgt God om sommigen van hen te beschrijven als zij die zich hebben ingelaten met gruwelijke dingen waarmee mensen worden bedoeld die dorsten naar verborgen en onbehoorlijke dingen. Moordenaars: mensen die dorsten naar wraak of het gemak dat iemand uit de weg is geruimd. Ontuchtplegers: mensen die dorsten naar seksueel plezier op manieren die door Christus zijn verboden. Tovenaars: mensen die dorsten naar magische krachten en de “zogenaamde verborgenheden van Satan” (Openbaring 2:24). Afgodendienaars: mensen die dorsten naar beheersbare goden in plaats van een God die zegt: “Ik ben de alfa en de omega.” En alle leugenaars: Mensen die niet dorsten naar de toekomst die God hen zou brengen door de integriteit van het geloof, maar naar de toekomst die ze konden maken door allerlei vormen van bedrog.
Anders gezegd, de mensen die God zullen ontmoeten als een vreselijke vuurpoel in plaats van een levensbron zijn mensen die deze dorst naar de wereld niet hebben “overwonnen”. Als ze al dorst naar Christus hadden, zou deze verslonden zijn door de liefde voor de wereld. God zal het kostbare water uit de levensbron niet geven aan hen die nooit een zegevierende dorst naar hem hebben ontwikkeld. Mocht er ook maar iets van dorst naar Christus in u zijn, spoor ik u in alle ernst aan om dit aan te wakkeren. Gezegend zij wie dorst heeft, want alleen zij zullen verzadigd worden.
Ontwikkeling en groei van dorst naar God
Laat me daarom afsluiten met een poging om in sommigen dorst naar God te ontwikkelen en in anderen de groei ervan te bevorderen.
1. Gratis water voor wie dorst heeft
Merk op dat in vers 6 het levenswater dat God geeft, gratis is. “Geef Ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft.” Je moet dorstig zijn om het te krijgen maar dorst wordt door niemand ooit gezien als een prijs of verdienste. Niemand kan kopen of verkopen met dorst als valuta. Dorst is geen product. Het is gewoon een andere manier om het geloof te beschrijven. Een gevoel van leegheid dat naar Christus kijkt voor voldoening.
Wanneer iemand de woestijn doorkruist, uitgeput bij de oase aan de andere kant aankomt, en de woorden: “Wie dorst heeft geef Ik vrij te drinken” hoort – zal niemand in die situatie tegen de eigenaar van de oase zeggen: “Je bent een harde onderhandelaar.” Hij onderhandelt niet. Het is niet knalhard. Het is gratis voor zij die dorst hebben. God houdt ervan degenen die dorst hebben en tot hem komen voor het levenswater, te verzadigen. “Wie dorst heeft geef Ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft.”
2. Uw uiteindelijke ontmoeting met God
Vergeet niet dat degene die het water aanbiedt, de alfa en de omega wordt genoemd, het begin en het einde. Dat betekent dat als je de dorst van je ziel ergens anders dan bij God wilt lessen, je aan het einde toch bij God uitkomt en jij je moet verantwoorden voor de oneindige belediging bestaande uit de voorkeur voor zondige wateren ten opzichte van het water dat leven geeft. Het is een oneindige zonde om de oneindige waardevolle God af te wijzen alsof iets anders meer voldoening zou geven.
3. Het voordeel dat je een kind van God bent
Kijk eens hoe in vers 7 het levenswater hetzelfde is als de beloning daarvoor dat je zijn kind bent. “Wie overwint vallen deze dingen toe. Ik zal zijn God zijn en hij zal mijn kind zijn.” Het kind van God zijn, is een voordeel dat met niets ter wereld te vergelijken is. Het betekent dat je erfgenaam wordt van alles wat God bezit. Alles wat God heeft, zal tot je beschikking staan. De hele schepping zal je dienen. Geen goed ding zal God achterhouden voor wie dorst naar hem heeft en zo bewezen heeft zijn kind te zijn.
Net als de vader in de gelijkenis van de verloren zoon. God zal ons bij zijn eeuwige oase welkom thuis heten met een royale omarming en een zoen, hij zal een ring om onze vinger schuiven, ons een gewaad omslaan en sandalen voor onze voeten geven, hij zal het malste stuk vlees bereiden en ons plaatsen aan een nooit eindigend banket. Dat alles alleen voor zij die dorst hebben!
4. Wanneer God alle tranen zal wissen
Laat de oneindige zoete waarheid van vers 4 tot je komen: “Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.”
Hij die de alfa en de omega is, God de Almachtige, heeft zichzelf opgedragen om alle pijn, elke doodsdreiging en wat je maar aan het huilen brengt, weg te nemen. Alle oorzaken van depressies, zorgen, schuldgevoelens en alle drempels voor de vreugde, verwondering en kinderlijk plezier zullen verdwijnen. En in hun plaats zal hij een nooit eindigende vreugde brengen dat de vrolijkste vakantie die je ooit had, zal overtreffen. Dat alles alleen voor zij die dorst hebben!
5. Het licht in het nieuwe Jeruzalem
Denk tot slot eens diep na over de voorstelling van een nieuwe Jeruzalem in de verzen 22-23. “Maar een tempel zag ik niet in de stad, want God, de Heer, de Almachtige, is haar tempel, met het lam. De stad heeft het licht van de zon en de maan niet nodig: over haar schijnt Gods luister, en het lam is haar licht.”
God is waarlijk de alfa en de omega, het begin en het einde. In het begin zei hij: “Laat er licht zijn.” En duizenden jaren lang kwam de zon elke dag op om ons dorstig te maken naar het Licht achter dat licht. En aan het einde zal God deze dorst lessen door ons te laten deelnemen in zijn briljante, niet te beschrijven schoonheid.
Zoals Jesaja zei: “Overdag is het licht van de zon niet meer nodig, de glans van de maan hoeft je niet te verlichten, want de HEER zal voor altijd je licht zijn, je God zal je zijn luister schenken. Je zon zal niet meer ondergaan, je maan niet meer verbleken, want de HEER zal voor altijd je licht zijn. De dagen van je rouw zijn voorbij” (60:19-20).
Aan het einde van elke weg is God. Je zult hem ontmoeten als licht en leven of als vuur en kwelling. “Wie dorst heeft geef Ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft.”
Aldus zegt de Geest: “’Kom!’ Laat wie luistert zeggen: ‘Kom!’ Laat wie dorst heeft komen; laat wie dat wil vrij drinken van het water dat leven geeft” (Openbaring 22:17).
Noot van de vertaler
1 Bijbelteksten zijn geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling 2021 (NBV21)