De val van Satan en de zege van Christus

Uit Bijbelse Boeken en Preken

Versie op 21 jul 2023 19:44 van Pcain (Overleg | bijdragen)
(wijz) ←Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie→ (wijz)
Ga naar:navigatie, zoeken

Verwante bronnen
More Door John Piper
Auteur Index
More Over Jezus Christus
Onderwerp Index
Over deze vertaling
English: The Fall of Satan and the Victory of Christ

© Desiring God

Share this
Onze Missie
Deze vertaling is van het Evangelie Vertalingen, een online dienst, de evangelie gecentreerde boeken en artikelen vrij verkrijgbaar in elke natie en taal.

Hier meer (English).
Hoe u kunt helpen
Als u goed Engels spreken, kunt u met ons vrijwillig als vertaler.

Hier meer (English).

Door John Piper Over Jezus Christus
Een deel van de Spectacular Sins and Their Global Purpose in the Glory of Christ-serie

Vertaling door Bert Dijkhoff

Review U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).



Genesis 3:1-151

Van alle in het wild levende dieren die de HEER God gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Heeft God werkelijk gezegd dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ 2 ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ antwoordde de vrouw, 3 ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ 4 ‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. 5 ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, en dat jullie dan als God zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’ 6 De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. 7 Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van. 8 Toen de mens en zijn vrouw de HEER God in de koelte van de avondwind door de tuin hoorden wandelen, verborgen zij zich voor Hem tussen de bomen. 9 Maar de HEER God riep de mens: ‘Waar ben je?’ 10 Hij antwoordde: ‘Ik hoorde U in de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik me.’ 11 ‘Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom waarvan Ik je verboden had te eten?’ 12 De mens antwoordde: ‘De vrouw die U mij hebt gegeven om mij terzijde te staan, gaf mij vruchten van de boom en toen heb ik ervan gegeten.’ 13 ‘Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg de HEER God aan de vrouw. En zij antwoordde: ‘De slang heeft me misleid en toen heb ik ervan gegeten.’ 14 De HEER God zei tegen de slang: ‘Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan, het vee zal je voortaan mijden, wilde dieren wenden zich af: op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je hele leven lang. 15 Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare; dat verbrijzelt jou de kop, jij bijt het in de hiel.’

Wanneer we bij Genesis 3 aankomen, lijkt het alsof alles in orde is. Genesis 1:31 luidt: “God zag alles wat Hij had gemaakt: het was zeer goed. Het werd avond en het werd morgen.” God schiep helemaal niets boosaardigs. Het was zeer goed.

Dan opeens als hoofdstuk drie wordt opengeslagen, is daar die slang. En hij is duidelijk kwaadaardig. Hij brengt Gods woord in twijfel. Vers 1: “Heeft God werkelijk gezegd dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?” Hij is onbetrouwbaar, bedrieglijk en vernietigend. God had in Genesis 2:17 gezegd: “Wanneer je daarvan [van deze boom] eet, zul je onherroepelijk sterven.” Maar de slang zegt in vers 4: “Jullie zullen helemaal niet sterven. Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, en dat jullie dan als God zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.” Daarom zegt Jezus in Johannes 8:44 over hem dat hij zowel een leugenaar als een moordenaar is. “Hij is vanaf het begin een moordenaar geweest. Hij hoort niet bij de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is. Wanneer hij liegt, spreekt hij zoals hij is: een aartsleugenaar, de vader van de leugen.”

Inhoud

Satan, de slang van weleer

Wie is deze slang? Het meest complete antwoord is gegeven in Openbaring 12:9: “De grote draak werd op de aarde gegooid. Hij is de slang van weleer, die duivel of Satan wordt genoemd en die de hele wereld misleidt. Samen met zijn engelen werd hij op de aarde gegooid.” Dus de slang in de tuin is de duivel (wat roddelaar betekent) en Satan (wat beschuldiger betekent), en de misleider van de hele wereld. Jezus noemt hem “hij die het kwaad zelf is” (Mattheüs 13:19) en “heerser van deze wereld” (Johannes 12:31, 14:30, 16:11). De farizeeërs noemen hem “Beëlzebub, de vorst der demonen” (Mattheüs 12:24). Paulus noemt hem “god van deze wereld” (2 Korintiërs 4:4) en “heerser over de machten in de lucht” (Efeziërs 2:2).

Dat is ‘m die we in Genesis 3 tegenkomen. Hij is al kwaadaardig, al een bedrieger, al een moordenaar als hij in de tuin van God verschijnt. In vers 15 praat God tegen de slang en spreekt een veroordeling over hem uit: “Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare; dat verbrijzelt jou de kop, jij bijt het in de hiel.” Zie hoe het eerst lijkt alsof de oorlog tussen de twee nageslachten zal zijn: “tussen jouw nageslacht en het hare.” Maar met de volgende woorden wordt iets anders gezegd: “Dat verbrijzelt jou de kop.” Waarnaar verwijst “dat”? Antwoord: de vrouws nageslacht. Wie is “jou” (“Dat verbrijzelt jou de kop”)? Antwoord: de slang zelf, niet zijn nageslacht.

De verbrijzeling van Satan aan het kruis

De dag zal komen, zegt God, waarop jij (niet slechts je nageslacht) verslagen zult zijn en verwijderd wordt van de aarde. Het nageslacht van de vrouw zal je verbrijzelen (zie Romeinen 16:20 en Hebreeën 2:14). Die doorslaggevende klap werd gegeven door het perfecte nageslacht van de vrouw, Jezus Christus, toen hij stierf aan het kruis. Dat is een van de redenen waarom de eeuwige Zoon van God een mens moest worden – want het zou het nageslacht van de vrouw zijn, dat Satan zou verbrijzelen.

Colossenzen 2:14-15 beschrijft wat God deed voor degenen die vertrouwen hebben in zijn Zoon toen die stierf aan het kruis: “[Hij heeft het handschrift dat tegen ons getuigde, uitgewist]. Dit handschrift was met zijn bepalingen tegen ons gericht, en Hij heeft dat uit het midden weggenomen door het aan het kruis te nagelen. Hij heeft de overheden en de machten ontwapend, die openlijk te schande gemaakt en daardoor over hen getriomfeerd.”2 Toen Christus stierf voor onze zonden, ontwapende en versloeg hij Satan. Dat ene eeuwige vernietigende wapen dat hij had, werd hem uit handen genomen – namelijk, zijn beschuldiging tegenover God dat wij schuldig zijn en met hem ten onder zouden moeten gaan. Met Christus’ dood werd die beschuldiging geannuleerd. Allen die hun vertrouwen leggen in Christus zullen nooit vergaan. Satan kan hen niet scheiden van de liefde voor God in Christus (Romeinen 8:37-39).

De opstand van Satan

De vraag die schreeuwt om een antwoord is: Waar kwam Satan vandaan? En waarom tolereert God zijn moorddadige acties? In Genesis duikt hij slechts eventjes op. Tussen de perfectie beschreven in Genesis 1:31 (“het was zeer goed”) en de verschijning van het kwaad in Genesis 3 gebeurde er iets. De goede schepping werd bedorven. Het boek Judas en 2 Petrus uit het Nieuwe Testament geven ons aanwijzingen naar wat er gebeurd is. Judas 1:6 luidt: “Denk ook aan de engelen die hun oorspronkelijke positie ontrouw werden en de hun toegewezen plaats verlieten: tot het oordeel op de grote dag houdt Hij hen in de onderwereld gevangen met boeien die nooit kunnen worden verbroken.” En in 2 Petrus 2:4 staat: “Immers, God heeft zelfs engelen die gezondigd hadden niet gespaard maar hen in de Tartarus geworpen. Daar, in de diepste duisternis, blijven ze opgesloten om hun vonnis af te wachten.”

Het blijkt dan dat er ooit een schare heilige engelen was. En sommigen onder hen, inclusief Satan, “zondigden”, of zoals Judas 1:6 het stelt: “die hun oorspronkelijke positie ontrouw werden.” Met andere woorden, de zonde was een soort opstandigheid. Een verlangen naar meer macht en meer autoriteit dan die ze hadden gekregen van God en onder God. Dus Satan is van oorsprong een geschapen engel die, met andere engelen, rebelleerde tegen God, hem afwees als hun vreugde en hun allesbevredigende koning, en een koers van zelfverheerlijking en aangenomen zelfbestemming uitzette. Ze willen niet ondergeschikt zijn. Ze willen niet door God uitgezonden worden om anderen bij te staan (Hebreeën 1:14). Ze willen zeggenschap over zichzelf hebben en zichzelf verheffen boven God.

De oorsprong van Satans zonde

Nu vragen we weer: Waarom? Hoe kon dit gebeuren? Er bestaat geen eenvoudig antwoord. In feite zorgt het uiteindelijk Bijbels antwoord voor nog meer vragen. Het lijkt er dus op dat in dit tijdperk waarin we “beperkt kennen” (1 Korintiërs 13:12), sommige mensen het bevredigend vinden te stellen dat de engelen een vrije wil hadden en God niet genoeg invloed kon uitoefenen om ervoor te zorgen dat ze hem bleven aanbidden. Maar die gedachte vind ik niet zinvol. Het beantwoordt simpelweg de vraag niet: Waarom zou een perfect heilige engel in Gods oneindig prachtvolle nabijheid zijn vrije wil gebruiken om opeens God te haten?

Een mislukte verklaringspoging

Het idee dat God hulpeloos was in het voorkomen van deze opstand en dat het ligt aan de aangeboren zelf-beschikkende wil van zondeloze engelen, is geen oplossing van het probleem. Het verklaart niet waarom perfect heilige wezens hun wil zouden aanwenden voor de verafschuwing van dat waarvoor ze waren geschapen om te aanbidden. En het past niet bij wat er in de rest van de Bijbel staat over Gods heerschappij over de duivel.

De Bijbelse verklaringspoging

Mijn methode voor de beantwoording van de vraag hoe de oorsprong van Satans zonde gezien moet worden, bestaat uit het lezen van de hele Bijbel met de vraag: Hoe verhoudt God zich tot Satans wil? Is God hulpeloos ten aanzien van de wil van kwade machten? Is er een macht buiten hem die zijn heerschappij over hen inperkt? Of wordt God door de hele Bijbel gepresenteerd als iemand die alle rechten en macht heeft om Satan in te perken wanneer het uitkomt? En als dat zo is, waarom vernietigt hij hem dan niet gewoon?

Als ik dan de Bijbel lees, kom ik het volgende tegen. Alleen maar het topje van de ijsberg van Gods autoriteit en macht.

Gods almachtige heerschappij over Satan

1. Hoewel Satan de ‘heerser van deze wereld’ wordt genoemd (Johannes 12:31), staat er in Daniël 4:14: “Dat de allerhoogste God boven het koningschap van de mensen staat: Hij bepaalt wie het ambt krijgt toebedeeld.” En Psalmen 33:10 zegt: “De HEER doet de plannen van volken teniet, Hij verijdelt wat naties beramen, maar het plan van de HEER houdt eeuwig stand, wat Hij beraamt, blijft van geslacht tot geslacht.” Ja, Satan is de “heerser van deze wereld” maar de enige ultieme – God – heeft het laatste woord.

2. Hoewel overal onreine geesten hun bedrieglijke en moorddadige ding doen, heeft Jezus Christus alle autoriteit over hen, en in Markus 1:27 staat: “Zelfs als Hij onreine geesten een bevel geeft, wordt Hij gehoorzaamd.” Als Christus de duivel beveelt, gehoorzaamt de duivel.

3. Satan is een brullende leeuw, sluipend en speurend om te verslinden. Petrus zegt: “Wees waakzaam, wees op uw hoede, want uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi. Stel u tegen hem teweer, gesterkt door uw geloof, in het besef dat uw broeders en zusters, waar ook ter wereld, hetzelfde lijden moeten doorstaan” (1 Petrus 5:8-9). Anders gezegd, “leed” is de manier waarop Satan probeert de heiligen te verslinden. Maar Petrus zegt in 1 Petrus 3:17: “Het is beter te lijden – indien God dat wil – omdat men goeddoet dan omdat men kwaad doet.” Indien God dat wil. Dat lijden, deze kaken van de loerende leeuw, zijn geopend of gesloten overeenkomstig Gods wil.

4. Ja, Satan is een moordenaar vanaf het begin, zei Jezus (Johannes 8:44). Maar heeft hij de gave van het leven uit de hand van de Gever genomen? Nee. In Deuteronomium 32:39 staat: “Zie het toch in: Ik ben de enige, naast Mij is er geen andere god. Ik laat sterven, Ik geef leven, Ik sla wonden en Ik genees. Wanneer Ik mijn macht laat gelden is er niemand die redding bieden kan.” Jakobus zegt in Jakobus 4:15: “Als de Heer het wil, zijn we dan in leven en zullen we dit of dat doen.” Niet als Satan het wil, zijn we dan in leven en zullen we dit of dat doen. De Heer geeft en de Heer neemt. En zijn naam zij geprezen (Job 1:21).

5. Wanneer Satan er naar streeft om Job te vernietigen en te bewijzen dat God niet zijn schat is, moet hij toestemming van God hebben voordat hij diens bezittingen met vernietigende kracht kan aanvallen en voordat hij diens lichaam met ziekte kan bestoken. In Job 1:12 zegt God: “Luister, met alles wat van hem is mag je doen wat je wilt, maar raak Job zelf niet aan.” Je hebt mijn toestemming om aan te vallen maar je overschrijdt de door mij gestelde grenzen niet.

6. Satan is de grote verleider. Hij wil dat we zondigen. Lucas vertelt ons dat Satan achter de drievoudige ontkenning van Petrus zat. Hij verleidde hem om Jezus te ontkennen. Maar kon hij dat doen zonder Gods toestemming? Luister eens naar wat Jezus tegen Simon Petrus zegt in Lucas 22:31-32: “Simon, Simon, weet dat Satan jullie voor zich heeft opgeëist om jullie als graan te mogen zeven. Maar Ik heb voor je gebeden opdat je geloof niet zou bezwijken. En als jij eenmaal tot inkeer bent gekomen, moet jij je broeders sterken.”

Satan kon niet met Petrus doen wat hij wou zonder Gods toestemming. En toen hij die had net als bij Job, had God hem een grens gesteld. “Je zult Petrus niet vernietigen. Je zult hem vannacht alleen doen struikelen.” Dat is waarom Jezus zegt: “Als jij eenmaal tot inkeer bent gekomen [niet mocht je tot inkeer komen], moet jij je broeders sterken.” Jezus, niet Satan, heeft hier de overhand. En Satan mag tot zover gaan en niet verder.

7. Paulus zegt in 2 Korintiërs 4:4 dat het de ongelovigen zijn “van wie de gedachten door de god van deze wereld zijn verblind.” Maar is deze macht om mensen te verblinden een ultieme macht? Kan God deze overwinnen, weerstaan en nietig maken? Ja, dat kan hij. Twee verzen later zegt Paulus: “Want de God die heeft gezegd: ‘Uit de duisternis zal licht schijnen,’ heeft in ons hart het licht doen schijnen om ons te verlichten met de kennis van zijn luister, die afstraalt van het gezicht van Jezus Christus.” Met andere woorden, het verblindend effect van Satan wijkt voor Gods licht als hij zegt: “Laat er licht zijn.”

God heerst over elke beweging van Satan

Dan nu terug naar de vraag over de oorsprong van Satans zondig karakter. Is God machteloos ten aanzien van de wil van zijn eigen engelen? Is er een macht buiten hem die hem inperkt in zijn heerschappij over hen? Mijn conclusie is dat van kaft tot kaft de Bijbel God neerzet als heerser over Satan en zijn demonen. Hij heeft het recht en de macht om hen te bedwingen wanneer dat hem uitkomt.

Ik concludeer daarom dat God Satans val toestond, niet omdat hij geen macht had om dit tegen te gaan, maar omdat hij er een doel mee had. Aangezien God steeds in control is, zijn z’n toestemmingen altijd doelgericht. Wanneer hij ervoor kiest iets toe te staan, doet hij dat om een reden – een oneindig wijze reden. Hoe zonde in het hart van Satan kon ontstaan, weten we niet. God heeft ons dat niet verteld. Wat we wel weten is dat God heerst over Satan zodat de wil van Satan niets doet zonder Gods toestemming. En daarom is elke beweging van Satan onderdeel van Gods overkoepelend doel en masterplan. En dat is zodanig waar dat God nooit zondigt. God is oneindig heilig en God is oneindig machtig. Satan is kwaadaardig en Satan staat onder de alles overheersende wijsheid van God.

Waarom Satan niet wegvagen?

Maar waarom vaagt God Satan niet gewoon van de kaart? Hij heeft het recht en de macht om dat te doen. In Openbaringen 20:10 staat dat hij dat op een zekere dag zal doen. Waarom gooide hij hem niet de dag direct na zijn opstand in de vuurpoel? Waarom hem eeuwenlang binnen de mensheid tekeer laten gaan?

Het uiteindelijk antwoord, zoals we vorige week zagen, luidt: “alles is door Hem en voor Hem geschapen” (Colossenzen 1:16). De Zoon van God, Jezus Christus, zal uiteindelijk meer geëerd worden omdat hij Satan verslaat met lankmoedigheid, geduld, nederigheid, dienstbaarheid, lijden en dood in plaats van met botte kracht. Des te hoger de Zoon wordt geëerd, des te groter is de vreugde van zij die van hem houden.

Voor de volmaaktheid van Christus’ glorie

De glorie van Christus bereikt haar hoogtepunt in de volgzame opoffering aan het kruis waar Jezus triomfeerde over de duivel (Colossenzen 2:15). Jezus zei: “Nu [in mijn laatste uur] is de grootheid van de Mensenzoon zichtbaar geworden, en door Hem de grootheid van God” (Johannes 13:31). Paulus zei: “Wij verkondigen een gekruisigde Christus … Gods kracht en wijsheid” ( 1 Korintiërs 1:23-24). Jezus zei tegen Paulus over Satans doorn in Paulus’ vlees: “Mijn kracht openbaart zich juist ten volle wanneer iemand zwak is” (2 Korintiërs 12:9). Satan, en al zijn pijn, dienen uiteindelijk om de macht, wijsheid, liefde, goedheid, genade, geduld en toorn van Jezus Christus te vergroten. We zouden hem niet in de volmaaktheid van zijn glorie kennen als hij Satan niet had verslagen op de manier waarop hij dat deed.

Hoe zich te verhouden tot het kwaad

Dan sluit ik nu af met de dringende en praktische vraag: Hoe moeten we ons dan verhouden tot het kwaad? Hoe moeten we denken, voelen, ons gedragen ten aanzien van duivels kwaad – de dood van kleine Zach ten gevolge van de aanval van een pitbull? De dood van nog eens drie kompels die probeerden hun maten te redden? Vijfhonderd doden door een aardbeving in Peru? Het kwaad waarmee u in uw eigen levens wordt geconfronteerd? Hier is mijn samengevat antwoord. Acht dingen om met het kwaad te doen. Vier dingen om nooit te doen.

  1. Verwacht het kwaad. “Geliefde broeders en zusters, wees niet verbaasd over de vuurproef die u ondergaat; er overkomt u niets uitzonderlijks” (1 Petrus 4:12).
  2. Verduur het kwaad. “[De liefde,] alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze” (1 Korintiërs 13:7; conform Markus 13:13).
  3. Wees dankbaar voor het zuiverend effect van het kwaad waarmee u geconfronteerd wordt. “Dank God, die uw Vader is, altijd voor alles in de naam van onze Heer Jezus Christus” (Efeziërs 5:20; conform 1 Thessalonicenzen 5:18; Romeinen 5:3-5).
  4. Haat het kwaad. “Laat uw liefde oprecht zijn. Verafschuw het kwaad en wees het goede toegedaan” (Romeinen 12:9).
  5. Bid voor de ontsnapping aan het kwaad. “Breng ons niet in beproeving, maar red ons van het kwaad” (Mattheüs 6:13).
  6. Stel het kwaad aan de kaak. “Neem geen deel aan de vruchteloze praktijken van de duisternis maar ontmasker die juist” (Efeziërs 5:11).
  7. Overwin het kwaad met het goede. “Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede” (Romeinen 12:21).
  8. Verzet u tegen het kwaad. “Verzet u tegen de duivel, dan zal die van u wegvluchten” (Jakobus 4:7).

Daar staat tegenover:

  1. Wanhoop nooit dat deze kwade wereld buiten Gods controle ligt. “God, die alles naar zijn wil en besluit tot stand brengt” (Efeziërs 1:11).
  2. Geef nooit toe aan het gevoel dat vanwege het doelloze kwaad, het leven absurd en zinloos zou zijn. “Hoe ondoorgrondelijk zijn oordelen en hoe onbegrijpelijk zijn wegen … Alles is uit Hem ontstaan, alles is door Hem geschapen, alles heeft in Hem zijn doel. Hem komt de eer toe tot in eeuwigheid” (Romeinen 11:33, 36).
  3. Geef nooit toe aan het idee dat God zondigt, of ooit onbillijk of onrechtvaardig is in de manier waarop hij heerst over het universum. “Rechtvaardig is de HEER in alles wat Hij doet” (Psalmen 145:17).
  4. Betwijfel nooit dat God er geheel voor u is in Christus. Als u hem met uw leven vertrouwt, bent u in Christus. Betwijfel nooit dat al het kwaad dat u toekomt – zelfs wanneer het je leven kost – Gods liefhebbende, zuiverende, reddende en vaderlijke discipline is. Het is geen uitdrukking van zijn toornige bestraffing. Die kwam Jezus Christus ten deel als onze vervanger. “Want de Heer berispt wie Hij liefheeft, straft elk kind waarvan Hij houdt” (Hebreeën 12:6).

Als we de plannen van de duivel afzweren en vertrouwen op de macht, wijsheid en goedheid van God door Christus, vervullen wij Gods doel om Satan in leven te laten. Wij verheerlijken de oneindige superieure waarde van Jezus.


Noot van de vertaler

1Tenzij anders vermeld zijn Bijbelteksten geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling van 2021 (NBV21) 2 Herziene Statenvertaling (HSV)