De zondige oorsprong van de zoon van David

Uit Bijbelse Boeken en Preken

Versie op 2 mei 2024 11:34 van Pcain (Overleg | bijdragen)
(wijz) ←Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie→ (wijz)
Ga naar:navigatie, zoeken

Verwante bronnen
More Door John Piper
Auteur Index
More Over Geschiedenis van de Verlossing
Onderwerp Index
Over deze vertaling
English: The Sinful Origin of the Son of David

© Desiring God

Share this
Onze Missie
Deze vertaling is van het Evangelie Vertalingen, een online dienst, de evangelie gecentreerde boeken en artikelen vrij verkrijgbaar in elke natie en taal.

Hier meer (English).
Hoe u kunt helpen
Als u goed Engels spreken, kunt u met ons vrijwillig als vertaler.

Hier meer (English).

Door John Piper Over Geschiedenis van de Verlossing
Een deel van de Spectacular Sins and Their Global Purpose in the Glory of Christ-serie

Vertaling door Bert Dijkhoff

Review U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).



Dit is de zesde boodschap in een zevendelige serie genaamd Spectaculaire zondes en hun algemeen doel in de glorie van Christus. Deze boodschap heet ‘De zondige oorsprong van de zoon van David.’ Het draait hier om: Het koningschap van Israël – het feit dat Israël koningen had – was te danken aan een zonde. Het was een spectaculaire zonde voor de mensen van God om tot hun Maker en Verlosser te zeggen: “We willen zijn als de volken. We willen niet dat u onze koning bent. We willen een menselijke koning.” Dat is een spectaculaire zonde. Samuel noemt het in vers 17 volstrekt ontoelaatbaar1 en 2. Maar toch, als Israël geen koningschap zou hebben gehad, zou Jezus Christus niet gekomen zijn als de koning van Israël en de Zoon van David en de Koning der koningen. Christus’ koningschap over Israël en over de wereld is geen bijgedachte van God. Het was geen ongeplande reactie op de zonde van Israël. Het was onderdeel van zijn plan.

Inhoud

Waarom het op deze manier doen?

Dus is onze vraag is: Als God deze spectaculaire zonde aan ziet komen en hij weet dat hij dit toe zal staan en zo het koningschap van Israël onderdeel van zijn plan maakt om Christus als Koning der koningen te verheerlijken, waarom niet gewoon het koningschap vanaf het begin onderdeel laten zijn van het Israëlitisch bestuur? Waarom Mozes niet benoemen tot eerste koning? Dan Jozua enzovoort? Waarom is aan het begin een direct koningschap gepland en is pas later in de Israëlitische historie het menselijk koningschap gebracht via een spectaculaire zonde?

Abraham en het aanstaande koningschap

Laten we beginnen met het eigenlijk verhaal. God koos Abram als de vader van het volk Israël in Genesis 12, en beloofde hem dat via zijn nageslacht alle families ter wereld zullen worden gezegend (Genesis 12:1-3). De Messias, Jezus Christus, zal uit deze lijn voortkomen.

Een van de eerste dingen die Abram overkwam is dat hij een vreemdeling met de naam Melchisedek ontmoette in Genesis 14:18. Die wordt “priester van God, de Allerhoogste” en “koning van Salem” genoemd. Zijn naam betekent “koning der gerechtigheid.” De auteur van het boek Hebreeën, in het Nieuwe Testament, ziet Melchisedek als een voorafbeelding of als een vooraankondiging of voorbode van Christus omdat in Psalm 110:4 staat dat de aanstaande Messiaanse koning ook “priester voor eeuwig” is “zoals Melchisedek”. Er staat dus in Hebreeën: “Melchisedek … zijn naam betekent ‘koning van de gerechtigheid’, en verder is hij ook koning van Salem, dat is ‘koning van de vrede’ … daarin lijkt hij op de Zoon van God” (Hebreeën 7:1-3).

Hannah en het aanstaande koningschap

Dus het lag al in de bedoeling van God dat de aanstaande Messias een priester-koning zou worden. De beslissing om van hem een koning te maken, kwam niet pas later. We zien dit wederom terug in het verhaal van Samuels geboorte en toewijding. Herinnert u zich dat zijn moeder Hannah onvruchtbaar was. Toen profeteerde Eli dat ze een kind zou krijgen. Samuel werd geboren en Hannah brengt hem naar de tempel en wijdt hem toe aan de Heer. Te midden van de verbazingwekkende dingen die Hannah zei, staat dit in 1 Samuel 2:10 – en let op, dit was tientallen jaren voordat er überhaupt een koning in Israël was (pas toen Samuel een oude man was drongen de mensen er bij hem op aan ervoor te zorgen dat ze een koning krijgen). Ze zei: “Wie het opnemen tegen de HEER worden gebroken, vanuit de hemel klinkt zijn donder tegen hen. De HEER spreekt recht over heel de aarde, Hij geeft macht aan de koning die Hij kiest en verhoogt het aanzien van zijn gezalfde.

Mozes en het aanstaande koningschap

Al in Deuteronomium 17:14-20 geeft Mozes instructies over het koningschap voor het geval de mensen daar aan zouden beginnen. En Deuteronomium 28:36 voorspelt de verbanning van het volk en zijn koning mochten ze in opstand komen tegen de Heer. Dus concludeer ik dat wat in 1 Samuel 12 gebeurde geen verrassing was voor God. Hij wist dat deze spectaculaire zonde zou plaats vinden, en hij wist dat hij haar zou toestaan. En als God van plan is iets toe te staan, doet hij dat met wijsheid in plaats van dwaasheid. Dus is deze spectaculaire zonde onderdeel van Gods overkoepelend plan voor de glorie van zijn Zoon.

Hoe het koningschap tot stand kwam

Laten we eens kijken hoe het tot stand kwam voordat we gaan nadenken waarom hij het op deze manier wou. De vraag naar een koning begon al in hoofdstuk 8 van 1 Samuel maar we zullen het vanaf hier, hoofdstuk 12, oppakken. Vers 8b: De Heer “leidde hen [uw voorouders] weg uit Egypte en bezorgde hun hier een woonplaats.” Vers 9-11: “Maar later vergaten uw voorouders de HEER, hun God, en daarom leverde Hij ze uit aan Sisera, de bevelhebber van het leger van Hasor, en aan de Filistijnen en de koning van Moab. Toen die oorlog tegen hen voerden, 10) riepen ze de HEER te hulp en zeiden: “We hebben gezondigd! We hebben de HEER de rug toegekeerd om de Baäls en Astartes te vereren. Bevrijd ons uit de greep van onze vijanden, dan zullen we U weer dienen.” 11) En de HEER stuurde Jerubbaäl, Bedan, Jefta en mij, Samuel. Zo bevrijdde Hij u uit de greep van de vijanden die u omringden; en u kon hier onbezorgd wonen.”

De mensen wezen Gods koningschap af

De bedoeling achter deze verzen is het laten zien dat God trouw was als hun goddelijke koning. Toen ze hem riepen, redde hij hen. Hij bracht hen veiligheid. Daar is een koning voor – zorgen dat er vrede voor de mensen is. En wat was hun reactie? Vers 12: “Maar toen u zag dat koning Nachas van Ammon u aanviel, zei u [Samuel] tegen mij: “Nee, we willen een koning!” En dat terwijl toch de HEER, uw God, uw koning is.”

U kunt het ongeloof horen in Samuels stem: U vroeg om een koning toen God uw koning was! Wat zou Samuel moeten doen? De Heer had hem dat al verteld in 1 Samuel 8:7-9: “Geef gehoor aan de stem van het volk, aan alles wat ze je vragen. Jou verwerpen ze niet. Ze verwerpen juist Mij als hun koning … Geef dus gehoor aan hun verzoek, maar waarschuw hen door uitdrukkelijk te wijzen op de rechten die de koning die over hen zal heersen, kan laten gelden.”

Spectaculaire zonde: “Het is volstrekt ontoelaatbaar”

Dus zegt Samuel in 1 Samuel 12:13b: “De HEER heeft u een koning gegeven.” Dan roept hij de Heer aan om hen een teken te geven door het te laten onweren en regenen, en beschrijft hij hun zonde als volstrekt ontoelaatbaar. Vers 17: “Het is toch de tijd van de tarweoogst? Ik zal de HEER aanroepen en Hij zal het laten onweren en regenen. Dan zult u eindelijk inzien dat de HEER het volstrekt ontoelaatbaar vindt dat u om een koning hebt gevraagd.”

En om er zeker van te zijn dat we het heilige werk van God niet missen door deze onheilige verdorvenheid, maakt Paulus in Handelingen 13:20-22 duidelijk dat het God was die Israël zijn eerste koning gaf. “Vervolgens stelde Hij rechters aan, die heersten tot de tijd van de profeet Samuel. Daarna vroeg het volk om een koning, en God gaf hun Saul, de zoon van Kis, een man uit de stam Benjamin, die veertig jaar regeerde. Toen stootte God hem van de troon en maakte David koning.” We hebben dit herhaaldelijk gezien in de spectaculaire zonden van de historie. De mens had er kwade bedoelingen mee, God goede bedoelingen.

Wat moeten we hier van leren?

Dus de vraag is als volgt: Als God deze spectaculaire zonde aan ziet komen en hij weet dat hij dit toe zal staan en zo het koningschap van Israël onderdeel van zijn plan maakt om Christus tot Koning der koningen te maken, waarom niet gewoon het koningschap vanaf het begin onderdeel laten zijn van het Israëlitisch bestuur? Waarom Mozes niet benoemen tot eerste koning? Dan Jozua enzovoort? Waarom begon God met hemzelf als de koning om dan later menselijk koningschap onderdeel van de Israëlische historie te laten zijn via een spectaculaire zonde? Wat moeten we hier van leren?

Op z’n minst zes dingen.

1) Wij zijn stijfkoppig, opstandig en ondankbaar.

We moeten hier van leren hoe stijfkoppig, opstandig en ondankbaar we zijn. Dat is waarom 1 Samuel 12 begint op de manier waarin het de mensen eraan herinnert hoe God hen redde uit Egypte en hen toen het beloofde land gaf en daar hen redde van boosaardige koningen. En elke keer vergeten ze God en lopen ze achter andere dingen aan. Dat is niet alleen het verhaal van Israël. Het is het verhaal van het mensendom. Het is het verhaal van mijn leven en uw leven. Zelfs als christenen zijn we niet standvastig in onze genegenheden voor God. We hebben dankbare dagen en ondankbare dagen. En zelfs onze dankbare dagen zijn niet zo dankbaar als ze zouden moeten zijn. Sta er eens bij stil hoe vreugdevol en dankbaar u zou zijn als uw hart zou reageren op God zelf en op zijn tienduizenden giften, met de waardering en erkentelijkheid die hij waard is. Dus God geeft ons een afspiegeling van onszelf in verhalen als deze. Hij staat zijn mensen toe om af te dwalen in dit soort periodes van ondankbaarheid en afgoderij zodat ieder mens het zwijgen wordt opgelegd en de hele wereld schuldig staat voor God (Romeinen 3:19).

2) God is trouw aan zijn eigen naam.

We moeten ervan leren hoe trouw God is aan zijn eigen naam. Kijk naar vers 22: “Hij heeft zelf besloten om u tot zijn volk te maken.” Wat is de diepste basis van Gods trouw? Zijn loyaliteit aan zijn eigen naam. Zijn jaloersheid en passie voor zijn eigen glorie. Lees de vers langzaam en bedachtzaam: “Ter wille van zijn grote naam zal de HEER zijn volk immers niet in de steek laten.“ Er staat niet ter wille van “hun grote namen” maar van zijn grote naam. God is er geheel aan gewijd om de waarde, de waarheid en oprechtheid van zijn eigen naam hoog te houden. Dus verhalen als deze staan in de Bijbel om ons te leren dat Gods methodes geregeld worden door een oneindige wijsheid die geleid wordt door de oneindige waarde van de naam van God.

3) Genade vloeit naar zondaars vanuit Gods opperste loyaliteit aan zijn naam.

We moeten ervan leren hoe voor zondaars als ons verbazingwekkende genade vloeit vanuit Gods opperste loyaliteit aan zijn eigen naam te midden van al die zonde. Kijk eens naar het geweldig voorbeeld hiervan in de verzen 19-22. In vers 19 zijn de mensen doodsbang vanwege de spectaculaire zondes die ze hebben begaan tegen God. Ze zeggen: “Bid voor ons, uw dienaren, tot de HEER, uw God, dat we niet hoeven te sterven. Want we hebben opnieuw ernstig gezondigd door om een koning te vragen.” De woorden die dan volgen zijn een toonbeeld van vrije evangelische genade voor zondaars. Samuel zei tegen de mensen (vers 20): “Ook al hebt u gezondigd, u hoeft niet bang te zijn.”

Stop hier en verwonder u. “Ook al hebt u gezondigd, u hoeft niet bang te zijn.” Is dat geen misdruk? Zou er niet moeten staan: “Wees bang want u hebt gezondigd.” Maar er staat: “Ook al hebt u gezondigd, u hoeft niet bang te zijn.” Dat is pure genade. Gods genade behandelt ons niet zoals we het verdienen: “Wees bang want u hebt gezondigd.” Maar beter dan we verdienen: “Ook al hebt u gezondigd, u hoeft niet bang te zijn.”

Hoe kan dat zijn? Wat is de basis van deze genade? Wij zijn dat niet! Wij hebben alleen maar het kwade gedaan. Wat dan? Dat hebben we al gezien. Vers 22: Wees niet bang, “ter wille van zijn grote naam zal de HEER zijn volk immers niet in de steek laten.“ Gods loyaliteit aan zijn eigen naam is de basis van zijn trouw aan u. Mocht God ooit zijn opperste loyaliteit aan zichzelf laten varen, zou er geen genade voor ons zijn. Als hij zijn vriendelijke houding zou baseren op onze waarden, zou er voor ons geen vriendelijkheid zijn. Wij zijn stijfkoppig, opstandig en ondankbaar. Vrije, onverdiende genade is onze enige hoop anders te zijn. En de basis van deze genade is niet de waarde van onze naam maar de oneindige waarde van Gods naam. Roep 2 Timotheüs 2:13 nog eens in u op: “Als wij Hem ontrouw zijn, blijft Hij ons trouw, want zichzelf verloochenen kan Hij niet.” God heeft als doel dat we met behulp van deze spectaculaire zonde leren dat de genade van onze redding uiteindelijk is gebaseerd, niet op onze waarde voor hem, maar zijn waarde voor zichzelf.

4) Koningschap behoort alleen God toe.

We zouden moeten leren van Gods manier waarop het koningschap in Israël werd gebracht, dat het koningschap alleen toebehoort aan de Heer. God wijdt zijn relatie met Israël in zonder een menselijke koning om heel duidelijk te maken dat alleen God de koning van Israël behoort te zijn. Alleen God is de koning. Toen Israël om een koning vroeg, wezen ze zijn waarheid af. God zegt dat klip en klaar in 1 Samuel 8:7: “Ze verwerpen juist Mij als hun koning.” Als God de historie van Israël was begonnen met Mozes en Jozua als de eerste koningen, zou het niet duidelijk zijn dat alleen God koning van Israël kan zijn. Hij zal geen menselijke concurrenten hebben.

5) Een Godmens moet koning zijn.

Daarom moeten we leren van Gods methode dat met het installeren van een menselijke koning het zijn bedoeling is om een reeks menselijke koningen in te huldigen, die allemaal falen totdat de koning komt die niet alleen mens maar ook God is, want alleen God kan koning van Israël zijn. Door Israël een menselijke koning te geven, is God niet veranderd van de gedachte dat alleen God de rechtmatige Koning van Israël kan zijn. Het punt is dat alleen God de Koning van Israël is, en er een koning komt, een Zoon van David, die niet zoals de anderen zal falen. Hij zal niet de zoveelste zondige mens zijn. Hij zal de Godmens zijn.

De laatste vraag op de lippen van Jezus, waarmee de Farizeeërs tot zwijgen werden gebracht, is gebaseerd op Psalm 110:1 waar David zegt: “De HEER [Yahweh] spreekt tot mijn heer [de komende koning en Messias]: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, Ik maak van je vijanden een bank voor je voeten.’” Jezus citeert dit en vraagt dan zijn vijanden: “Als David Hem dus Heer noemt, hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?” Met andere woorden, voor zij die oren hebben om te horen, is Jezus meer dan de zoon van David. Hij is meer dan slechts een menselijke koning. “In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God … Het Woord is mens geworden en heeft in ons midden gewoond, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader” (Johannes 1:1, 14). Alleen God kan de laatste rechtmatige koning van Israël zijn. Zo begon het. Zo eindigt het. Jezus Christus is de goddelijke-menselijke koning van Israël.

6) De koning stierf voor zijn volk.

Ten slotte moeten we leren dat de manier waarop God zorgde voor een menselijke koning voor Israël, betekent dat er een menselijke koning nodig was. Alleen God kan de rechtmatige koning van Israël zijn. Maar er moest een menselijke koning komen. Waarom? Alleen als de koning sterft voor het volk, kan God heersen over en houden van mensen die niet in de hel zijn vanwege hun zonden. En God kan niet sterven. De mens kan sterven. Dus God had niet alleen gepland dat alleen God de rechtmatige koning van Israël kan zijn, maar ook dat de rechtmatige koning van Israël moet sterven in de plaats van de mensen. Dus de koning van Israël is de Godmens zodat de koning God kan zijn maar hij is ook de Godmens zodat de koning kan sterven.

Toen Samuel zei: “Ook al hebt u, rebelse, stijfkoppige, ondankbare zondaars, gezondigd, u hoeft niet bang te zijn” (1 Samuel 12:20), wat was de basis van deze genade? Het was de waarde van Gods naam. “Ter wille van zijn grote naam zal de HEER zijn volk immers niet in de steek laten“ (vers 22). Het hoog houden en de bekrachtiging van Gods naam is de basis van genade. En waar werd deze bekrachtiging het meest daadkrachtig en voorgoed gedemonstreerd? Antwoord: aan het kruis van Christus. Romeinen 3:25: “Hij [Christus] is door God aangewezen om door zijn dood het middel tot verzoening te zijn voor wie gelooft. Hiermee toont God zijn gerechtigheid, want in zijn verdraagzaamheid gaat Hij voorbij aan de zonden.”

Aan het kruis, ten behoeve van zijn naam

Dat deed hij inderdaad. Op die dag toen de mensen het verdiend hadden vernietigd te worden omdat ze vroegen om een koning, vergaf God hen en ging hij voorbij aan hun zonden – ten behoeve van zijn naam. Maar zondes kun je niet onder het tapijt van het universum vegen en toch je naam hooghouden als een rechtvaardige en heilige God. Zondes moeten worden aangepakt. Ze moeten worden bestraft. En dat gebeurde toen Jezus stierf.

De enige reden waardoor zondige mensen zoals wij, een koning kunnen hebben zo groot, glorieus, machtig, goed, heilig en wijs als Jezus zonder vernietigd te worden vanwege onze zonden, is dat God plande dat de koning sterft voor zijn onderdanen en herrijst uit de dood. In elke evangelie wordt Jezus vlak voor zijn dood gevraagd: “Bent U de koning van de Joden?” En hij antwoordt: “U zegt het” (Mattheüs 27:11; Marcus 15:2; Lucas 23:3; Johannes 18:33).

De aanstaande koning van iedereen

Niet slechts koning van de Joden maar de koning van iedereen – vooral van hen die hem vertrouwen. Hij zit tegenwoordig aan de rechterhand van de Vader totdat al zijn vijanden onder de voet zijn gelopen en al zijn uitverkorenen zijn verzameld uit alle volken van de wereld. Dan zal het einde naderen. En Christus zal “voor een tweede maal verschijnen, niet om opnieuw de zonde op zich te nemen, maar om te redden wie Hem verwachten” (Hebreeën 9:28). En “op zijn kleding en op zijn dij staat de naam” – niet koning der Joden maar ‘Hoogste Heer en koning’ (Openbaring 19:16). Amen. Komt, Koning Jezus.


Noot van de vertaler

1 1 Samuel 12:17
2 Bijbelteksten zijn geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling van 2021 (NBV21)