Is God er voor ons of voor zichzelf?

Uit Bijbelse Boeken en Preken

Versie op 7 apr 2021 12:38 van Pcain (Overleg | bijdragen)
(wijz) ←Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie→ (wijz)
Ga naar:navigatie, zoeken

Verwante bronnen
More Door John Piper
Auteur Index
More Over Glorie van God
Onderwerp Index
Over deze vertaling
English: Is God for Us or for Himself?

© Desiring God

Share this
Onze Missie
Deze vertaling is van het Evangelie Vertalingen, een online dienst, de evangelie gecentreerde boeken en artikelen vrij verkrijgbaar in elke natie en taal.

Hier meer (English).
Hoe u kunt helpen
Als u goed Engels spreken, kunt u met ons vrijwillig als vertaler.

Hier meer (English).

Door John Piper Over Glorie van God

Vertaling door Bert Dijkhoff

Review U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).



Jaren geleden ging ik naar de Billy Graham1-kruistocht in Anaheim in Californië. Er waren die avond zo’n 50.000 mensen, denk ik, en ik zat op de linkertribune en kon de hele menigte rond het middendeel zien. Toen we “Hoe groot Gij zijt,” zongen, lukte het me er nog een paar noten uit te krijgen maar daarna kon ik amper nog zingen. Zoiets als dit had ik nog nooit gehoord. Vijftigduizend stemmen zingen lofzang voor God! Het overdonderde zo mijn hart dat ik dat moment nooit vergeten heb. Niets scheen voor mij ooit beter, mooier of intens gelukkiger dan 50.000 schepsels die samen zingen met heel hun hart voor God.

Ik geloof echt dat ik die avond een heel klein, glimpje hemel heb gezien want Openbaring 5:11-13 schildert de hemel als volgt af:

Daarna hoorde ik het geluid van een groot aantal engelen rondom de troon, de wezens en de oudsten; het waren er oneindig veel, tienduizend maal tienduizenden, duizend maal duizenden. Met luide stem riepen ze: ‘Het lam dat geslacht is, komt alle macht, rijkdom en wijsheid toe, en alle kracht, eer, lof en dank.’2
Elk schepsel in de hemel, op aarde, onder de aarde en in de zee, alles en iedereen hoorde ik zeggen: ‘Aan hem die op de troon zit en aan het lam komen de dank, de eer, de lof en de macht toe, tot in eeuwigheid.’

De visie van de hemel is de visie van ontelbare myriaden schepsels die met al hun kracht de Vader en de Zoon prijzen. En zij die de glorie van het Lam hebben geproefd, willen het voor de wereld niet missen.

God streeft naar zijn eigen lofprijzing

Het Lam is waardig. God de Vader is waardig. En daarom horen wij hen te prijzen. En we zullen hen prijzen. De meeste gelovigen hebben geen moeite met deze waarheid. Maar sinds twee weken hebben we in de Schrift gezien dat God niet slechts handelde om prijzenswaardig te zijn maar hij heeft het tot zijn doel gemaakt om naar lof te streven. God wacht niet slechts af totdat hij om zijn macht, rechtvaardigheid en genade verheven wordt, hij heeft vanaf het begin van de eeuwigheid het initiatief genomen om zijn eigen naam op aarde te verheerlijken en om zijn glorie tentoon te spreiden. Alles wat hij doet wordt gemotiveerd vanuit zijn verlangen om vereerd te worden. Jesaja 48:11 is het opschrift boven elke goddelijke handeling:

Omwille van mijzelf doe ik dit, omwille van mijzelf, want hoe zou mijn naam ontwijd kunnen worden! Ik deel mijn majesteit niet met een ander.

Jeremia 13:11 verwoordt het als volgt:

Want zo vast als een gordel om het lichaam van een man, zo vast wilde ik heel Israël en Juda aan mij binden – spreekt de HEER. Ze zouden mijn volk zijn, mijn eer, mijn roem, mijn glorie.

Gods doel van alles wat hij doet, is het ontvangen van lof voor de glorie van zijn naam.

Mochten we denken dat dit slechts een oudtestamentische uitdrukking is, kijk dan eens goed naar de tekst van deze morgen: Efeziërs 1. Wat een geweldig boek is dat! – met zinnen die niet alleen reiken tot wel 11 verzen lang maar in hoogte reiken tot de hemel. Er is een zinsdeel dat drie keer herhaald wordt in de verzen 6, 12 en 14, en heel duidelijk maakt wat Paulus denkt dat Gods doel is voor hemzelf en van onze redding van de zonde. Let eens op verzen 5 en 6:

Hij heeft ons naar zijn wil en verlangen voorbestemd om in Jezus Christus zijn kinderen te worden, tot eer van de grootheid van Gods genade.

Dan vers 12:

Om vanaf het begin onze hoop te vestigen op Christus, tot eer van Gods grootheid.

Ten slotte, vers 14:

[De stempel van de Heilige Geest] die ons beloofd is als voorschot op onze erfenis opdat allen die hij zich heeft verworven verlost zullen worden, tot eer van Gods grootheid.

Van in het verleden gemaakte eeuwige besluiten van God over de voorbestemming tot de toekomstige eeuwige vreugde van onze erfenis in de tijd die gaat komen, is Gods doel en streven dat zijn glorie geprezen wordt, specifiek de glorie van zijn genade.

Dat God prijzenswaardig is, dat we hem moeten prijzen, dat we hem zullen prijzen – dat zijn algemene waarheden onder Christenen, en wij bevestigen deze graag. Maar minder vaak horen wij de waarheid dat de lof voor Gods glorie niet alleen maar het resultaat is van zijn daden maar ook het doel en streven van deze daden. Hij regeert over de wereld op precies zo’n manier dat hij uiteindelijk gerespecteerd, bewonderd, verheerlijkt en geprezen wordt. Christus komt, zegt Paulus in 2 Thessalonicenzen 1:10, aan het eind van dit tijdperk, “om te worden geprezen door al de zijnen, om te worden geëerd door allen die tot geloof gekomen zijn.” Maar het is mijn ervaring dat mensen deze waarheid als enigszins ongemakkelijk ervaren. Het is prima dat God geprezen wordt, maar het lijkt niet helemaal in orde dat hij streeft naar lof. Zei Jezus niet: “Wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd3”? Maar toch, Gods helder doel volgens de Schrift is om zichzelf te verhogen voor de ogen van de mens.

Mijn bedoeling van deze boodschap is om te laten zien, zo goed als ik kan, dat Gods doel en inspanning om zichzelf te verheerlijken helemaal oké is en zonder blaam in welke zin dan ook, en heel anders is dan menselijke zelfverheerlijking omdat het een uitdrukking van liefde is. Daarna hoop ik dat we deze waarheid graag bevestigen en God vergezellen in zijn groot streven.

Twee manieren om te struikelen over Gods gerichtheid op God

Er zijn twee redenen, denk ik, waarom we kunnen struikelen over Gods liefde voor zijn eigen glorie en zijn geestdrift om mensen hiervoor aan het prijzen te krijgen. Een omdat we mensen die zo doen, niet mogen en de ander omdat de Bijbel lijkt te leren dat iemand zijn eigen glorie niet behoort na te streven. Dus mensen nemen aanstoot aan Gods zelfverheerlijking zowel vanwege hun eigen dagelijkse ervaringen als vanwege enkele zaken uit de Schrift.

We mogen mensen gewoonweg niet, die zeer verliefd zijn op hun eigen kunnen, macht of uiterlijk. We mogen wetenschappers niet, die protsen met hun specifieke kennis of die al hun recente publicaties en lezingen op zitten te sommen. We mogen zakenmannen niet, die voortdurend vertellen over hoe slim ze wel niet hun berg met geld geïnvesteerd hebben en hoe ze de markt iedere keer doorgronden door elke keer laag aan te kopen en hoog uit te stappen. We mogen kinderen niet, die steeds met list en bedrog haantje-de-voorste proberen te zijn. En tenzij we ook zo zijn, keuren we vrouwen en mannen af, die zich niet functioneel, niet bescheiden en niet-aanstootgevend kleden maar in plaats daarvan proberen de laatste stijl te dragen zodat ze geavanceerd zijn of cool, punkie, chill of wat de wereld deze week zegt hoe ze behoren te lijken.

Waarom mogen we die allemaal niet? Ik denk omdat al die mensen niet authentiek zijn. Ze zijn wat Ayn Rand4 noemt “tweedehandsjes.” Ze leven niet sec van de vreugde die komt van het bereiken van wat ze zelf waarderen. In plaats daarvan moeten ze het tweedehands hebben van lof en complimenten van anderen. En we mogen tweedehandsjes niet. We mogen mensen die zo in elkaar zitten en stabiel genoeg zijn dat ze niet de behoefte hebben aan stutting van hun zwakheden en compensatie voor hun echte tekorten door zoveel mogelijk complimentjes te vergaren.

Het is dus redelijk dat elke leer die God in de categorie van tweedehandsjes lijkt te plaatsen, verdacht is onder Christenen. Voor velen schijnt de leer dat God lof nastreeft, bewonderd wil worden en dingen doet voor zijn eigen naam, feitelijk God in zo’n categorie te plaatsen. Maar doet het dat ook echt? Een ding die we met zekerheid kunnen zeggen: God is niet zwak en God heeft geen tekortkomingen: “Alles is uit hem ontstaan, alles is door hem geschapen, alles heeft in hem zijn doel” (Romeinen 11:36). Zo was hij altijd al en wat er verder ook moge zijn heeft zijn bestaan aan hem te danken en kan aan hem niets toevoegen wat al uit hem stroomt. Dat is simpelweg wat het is om de eeuwige God te zijn en niet een schepsel. Dus Gods geestdrift om zijn eigen glorie te zoeken en geprezen te worden door mensen kan niet berusten op zijn behoefte aan stutting van zijn zwakheden en compensatie voor zijn tekorten. Hij kan door een vluchtige blik gezien worden als behorende tot de categorie tweedehandsjes maar hij is niet als hen en de oppervlakkige gelijkenis moet op een andere manier verklaard worden. Er moet een ander motief zijn om lof voor zijn glorie na te streven.

Uit ervaring is bekend dat er nog een andere reden is waarom we diegenen niet mogen die hun eigen glorie nastreven. De reden is niet slechts dat ze niet authentiek zijn, proberende hun zwakheden en tekortkomingen te verbergen, maar ze zijn ook liefdeloos. Ze zijn zo bezig met hun eigen imago en lof dat ze niet veel geven om wat er met anderen gebeurt. Deze opmerking brengt ons bij een Bijbelse reden waarom het aanstootgevend lijkt dat God zijn eigen glorie nastreeft. 1 Korintiërs 13:5, “Ze [de liefde] is niet zelfzuchtig.” Dit lijkt nu inderdaad een crisis op te leveren want als, en ik denk dat de Schrift dat ons duidelijk leert, God het tot zijn ultieme doel maakt om vereerd en geprezen te worden, hoe kan hij dan liefde geven? Want “liefde zoekt niet haar eigen belang.” De afgelopen drie weken hebben we gezien dat de Schrift ons leert dat God er voor zichzelf is. “Omwille van mijzelf doe ik dit, omwille van mijzelf, want hoe zou mijn naam ontwijd kunnen worden! Ik deel mijn majesteit niet met een ander” (Jesaja 48:11). Maar als God een God der liefde is, kan het niet anders dan dat hij er voor ons is. Is God er dan voor zichzelf of is hij er voor ons?

De oneindige liefde van God in de nastreving van zijn eigen lof

Het antwoord waarvan ik u wil overtuigen dat die waar is, is de volgende: omdat God uniek is als de glorierijkste van alle wezens en als geheel zelf voorziend, moet hij er voor zichzelf zijn om er voor ons te kunnen zijn. Als hij het streven naar zijn eigen zelfverheerlijking op zou geven, zouden wij de verliezers zijn. Zijn doel om lof voor zichzelf te krijgen en zijn doel om zijn volk te behagen zijn één doel en staan of vallen gezamenlijk. Ik denk dat we dat in zullen zien als we de volgende vraag stellen.

Gezien vanuit Gods oneindige, bewonderingswaardige schoonheid, macht en wijsheid, wat zou zijn liefde voor een schepsel inhouden? Of om het anders te zeggen: Wat kan God ons ter vreugde geven zodat hij gezien wordt als de grootste gever van liefde? Daarop is maar één antwoord mogelijk, is het niet? HEMZELF! Als God ons het allerbeste zou geven, wat ons de volste voldoening geeft, als hij ons op perfecte wijze lief heeft, moet hij ons niets anders geven dan zichzelf voor onze bezinning en verbondenheid.

Dat was precies Gods bedoeling toen hij zijn Zoon zond. Efeziërs 2:18 zegt dat Christus kwam zodat we “toegang hebben door één Geest tot de Vader.” En 1 Petrus 3:18 luidt: “Ook Christus immers heeft, terwijl hij rechtvaardig was, geleden voor de zonden van onrechtvaardigen, voor eens en altijd, om u zo bij God te brengen.” God ontwierp met liefde het hele plan van de verlossing om de mens terug te brengen tot hem voor datgene wat de psalmschrijver zegt: “overvloedige vreugde in uw nabijheid, voor altijd een lieflijke plek aan uw zijde” (16:11). God volgt ons om ons te geven wat het beste is – niet prestige, weelde, of zelfs gezondheid in dit leven maar een volwaardige visie van en verbondenheid met hem.

Maar nu staan we op de rand van wat voor mij een grote ontdekking was en ook, denk ik, de oplossing van ons probleem. Om uitermate lief te hebben, moet God ons geven wat het beste voor ons zal zijn en ons het meest zal behagen: hij moet ons zichzelf geven. Maar wat moeten we doen als ons iets excellents is gegeven of getoond, iets waarin we vreugde scheppen? Wij prijzen het. Wij prijzen nieuwe, kleine baby’s die gezond en wel na de geboorte zijn: “Oh, kijk eens naar dat mooi, rond kopje en al dat haar en zijn handen, zijn die niet groot!” We prijzen het gezicht van een geliefde die we na lange tijd weer zien: “Je ogen zijn als de hemel, je haar is als zijde, o, je ziet er zo mooi uit.” We prijzen een grote slag als we in de negende inning aan slag zijn en drie runs achter liggen. We prijzen de bomen langs de St. Croix tijdens een bootreis in de herfst.

Maar de grote ontdekking die ik maakte, met de hulp van C.S. Lewis5, was dat we niet alleen dat prijzen waar we vreugde in vinden, maar dat lof de climax is van die vreugde zelf. Het is er niet achteraf aan vastgehecht; het is onderdeel van het plezier. Luister naar de manier waarop Lewis deze inzicht beschrijft in zijn boek over de Psalmen:

Het meest voor de hand liggend feit over lof, ongeacht of het voor God of iets anders is, ontging me vreemd genoeg. Ik zag het in de zin van compliment, goedkeuring, eerverlening. Het was me nooit opgevallen dat alle vreugde spontaan overvloeit van lof tenzij (soms zelf als) we het opzettelijk voor ons houden uit verlegenheid of angst om anderen te vervelen. De wereld zit vol met lof: minnaars prijzen hun minnaressen, lezers hun favoriete gedichten, wandelaars prijzen het landschap, spelers prijzen hun favoriete spelletjes, lof voor het weer, wijnen, maaltijden, acteurs, paarden, colleges, landen, historische personages, kinderen, bloemen, bergen, zeldzame postzegels, zeldzame kevers en soms zelfs politici en geleerden. Mijn veel algemenere probleem met lof voor God hing af, met betrekking tot het meest waardevolle, van mijn absurde weigering van wat we graag doen – zelfs als we er niet mee op kunnen houden – met betrekking tot al het andere wat we waarderen.

Ik denk dat we het fijn vinden om lof te geven aan wat ons vreugde brengt omdat de vreugde niet compleet is totdat het tot uitdrukking is gebracht. Het is niet om een compliment te doen als minnaars elkaar blijven zeggen hoe mooi ze zijn. De vreugde is incompleet totdat het geuit is. (Reflecties op de Psalmen, pagina’s 93-95)

Daar is de sleutel: we prijzen waar we van genieten omdat de vreugde niet compleet is totdat het tot uitdrukking is gebracht in lof. Als we geen toestemming hadden om te praten over wat we waarderen, te vieren waar we van houden, te prijzen wat we bewonderen, zou onze vreugde niet volledig zijn. Dus als God er echt voor ons is, als hij ons het beste wil geven en onze vreugde ten volle wil maken, moet hij het tot zijn doel maken om onze lofprijzing voor zich te verkrijgen. Niet omdat hij zijn zwakheden moet stutten of zijn tekortkomingen moet compenseren, maar omdat hij van ons houdt en de volledigheid nastreeft van onze vreugde die alleen gevonden kan worden door hem, de prachtigste van alle wezens, te kennen en te aanbidden.

God is het enig Wezen in het hele universum van wie de nastreving van zijn eigen verheerlijking de ultimatieve daad van liefde is. Voor hem is zelfverheerlijking de hoogste waarde. Als hij alles doet “tot eer van zijn grootheid” zoals in Efeziërs 1 staat, houdt hij voor ons in stand wat hij ons aanbiedt: het enige in de hele wereld dat aan onze verlangens tegemoet kan komen. God is er voor ons en daarom was hij er, is hij er nu, en zal hij er zijn voor zichzelf. Prijs de Heer! Laat alles wat ademt de Heer prijzen.


Noot van de vertaler

1 Amerikaanse evangelist (1918) 2 Bijbelteksten zijn geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) 3 Mattheüs 23:12 4 Amerikaanse romanschrijfster en filosoof (1905 – 1982) 5 Clive Staples Lewis, Britse auteur (“Kronieken van Narnia”) en predikant (1898 – 1963)