Pastorale gedachten over de leer van de uitverkiezing

Uit Bijbelse Boeken en Preken

Versie op 6 jun 2022 20:37 van Pcain (Overleg | bijdragen)
(wijz) ←Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie→ (wijz)
Ga naar:navigatie, zoeken

Verwante bronnen
More Door John Piper
Auteur Index
More Over Pastorale Ministerie
Onderwerp Index
Over deze vertaling
English: Pastoral Thoughts on the Doctrine of Election

© Desiring God

Share this
Onze Missie
Deze vertaling is van het Evangelie Vertalingen, een online dienst, de evangelie gecentreerde boeken en artikelen vrij verkrijgbaar in elke natie en taal.

Hier meer (English).
Hoe u kunt helpen
Als u goed Engels spreken, kunt u met ons vrijwillig als vertaler.

Hier meer (English).

Door John Piper Over Pastorale Ministerie
Een deel van de Romans: The Greatest Letter Ever Written-serie

Vertaling door Bert Dijkhoff

Review U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).



Romeinen 11:5-7

Zo is ook in deze tijd een rest overgebleven die door Gods genade is uitgekozen. 6 Als ze uit genade uitgekozen zijn, dan dus niet op grond van hun daden, want in dat geval zou de genade geen genade meer zijn. 7 Wat betekent dit alles? Wat Israël heeft nagestreefd, heeft het niet bereikt; alleen zij die zijn uitgekozen hebben het bereikt. De overigen werden onbuigzaam.1

Toen ik de pastorale gevolgen overdacht van het preken over zo’n zware, dogmatische passage als Romeinen 11, leek het mij goed dat we misschien om de paar weken even pauzeren met die stroom verklaringen, even een stap terug doen en praten over enkele praktische gevolgen van wat we hebben gezien. Wat we de afgelopen weken alweer hebben gezien in Romeinen 11:1-10 (evenals we zagen in Romeinen 8:29-33 en Romeinen 9:10-24) is de Bijbelse leer van de onvoorwaardelijke uitverkiezing.

Dat is de leer dat God koos, voordat de wereld werd gegrondvest (Efeziërs 1:4), wie zullen geloven en zo onverdiend gered zullen worden ondanks hun zonden, en wie zullen volharden in hun opstand en zo verdiend zullen omkomen vanwege hun zonden. Met andere woorden, de wijsheid, gerechtigheid en genade van Gods wil zijn altijd de ultieme verklaring voor wat er in de wereld gebeurt – voor alles wat er gebeurt. Mensen zijn niet God. Wij kunnen geen zaken uit het niets laten voortkomen. Wij, de leiders van Bethlehem2, houden vast aan de Bijbelse paradox (niet tegenstelling) dat aan de ene kant God almachtig is en aan de andere kant wij allen aansprakelijk zijn voor en schuldig zijn aan onze zonden en toorn verdienen. Dat God ons koos zodat wij komen tot het geloof en gered worden van deze schuldige toestand, is niet te wijten aan wat in ons dan ook. Dat is wat we gezien hebben in Romeinen 8 en 9, en nu weer in 11:1-10. Dat is wat ik bedoel met onvoorwaardelijke uitverkiezing.

Dus wenden wij ons vandaag tot enkele pastorale gedachten over deze leer van de uitverkiezing.

1. Niet alle dingen zijn voor ons goed om te weten en dus heeft God ze niet aan ons bekend gemaakt. En er zijn enkele dingen goed voor ons om te weten, ook al kunnen we die niet volledig verklaren.

Dat baseer ik deels op Deuteronomium 29:28 waar Mozes zei: “Wat verborgen is, behoort de HEER, onze God, toe; wat openbaar is, komt ons toe. Wij en onze kinderen dienen ons altijd te richten naar alle bepalingen van deze wet.” Er zijn dingen waarvan God niet de bedoeling heeft dat wij die weten. Ze zouden niet goed voor ons zijn. Bijvoorbeeld, in Handelingen 1:7 zegt Jezus: “Het is niet aan jullie om te weten wat de Vader in zijn macht heeft vastgesteld over de tijd en het ogenblik.” Teveel weten over de toekomst zou niet goed voor ons zijn. In feite weten we vrijwel niets over wat er morgen gebeurt. Jakobus 4:14 luidt: “U weet niet eens hoe uw leven er morgen uitziet.” Een ander voorbeeld is Psalmen 131, waar David zegt: “Niet trots is mijn hart, niet hoogmoedig mijn blik, ik zoek niet wat te groot is voor mij en te hoog gegrepen.” Sommige dingen liggen buiten ons bereik.

Andere dingen kennen wij omdat God ze aan ons heeft geopenbaard maar we kennen ze slechts gedeeltelijk. Ze zijn dus goed voor ons om te weten. Maar we moeten er tevreden mee zijn dat we ze maar gedeeltelijk kennen, zoals Paulus in 1 Korintiërs 13:12 zegt: “Nu zien we nog maar een afspiegeling, een raadselachtig beeld, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben.” Dit is in het bijzonder waar voor de leer van de uitverkiezing. Wij zijn geneigd meer vragen te stellen dan God besloot om te beantwoorden. Er is een groot gevaar dat onze vragen over zullen gaan in beschuldigingen.

Een van de consequenties van dit punt is dat we niet altijd weten hoe sommige specifieke doctrines in de Bijbel ons goed doen. Wij Amerikanen zijn zeer pragmatisch en veeleisend. Als we niet onmiddellijk het resultaat van een leer zien, hebben we de neiging om het te negeren. Wij zijn als dwaze kinderen wanneer we dat doen. Elke ouder weet dat kinderen aangezet moeten worden om dingen te leren zonder te weten hoe die op een dag zinvol zullen zijn. We leren hen bijvoorbeeld de finesses van tafelmanieren als ze nog klein zijn zodat ze later in staat zijn om elke sociale situatie met goed fatsoen te meesteren. Maar ze hebben geen idee waarom de lepel op een bepaalde manier vastgehouden moet worden en de ellebogen van tafel moeten. Ze moeten het maar voor waar aannemen als je ze vertelt dat de zon stil staat, de aarde rond is, groene groentes je gezond maken en je dood kan gaan aan het zakje rattengif. Als kinderen deze dingen moeten leren voordat ze te weten komen over het hoe en waarom, stel je dan de afstand voor tussen ons en God en hoeveel we moeten weten zonder te weten hoe dat ons zal helpen.

De gevolgen voor onze levens van datgene wat we weten, zijn altijd meer dan we weten of kunnen verklaren. Soms moeten we domweg iets leren omdat God zegt dat het waar is. Dan kunnen we later zien hoe deze kennis ons beschermde, of kracht gaf, of ons bescheiden maakte, of ons zuiverde, of ons coachte, of ons in staat stelde om andere dingen als waar te zien. De kwestie is terug te voeren naar vertrouwen. Vertrouwen wij erop dat God ons heeft geopenbaard wat goed voor ons is om te weten?

Betreffende de leer van de uitverkiezing weten we niet waar het allemaal goed voor is maar we weten er wel wat van. Wat ons brengt bij een tweede pastorale gedachte over het effect van weet hebben van de leer van de uitverkiezing.

2. De leer van de uitverkiezing heeft een sterke tendens om een kerk streng te maken over de waarheid en over de Schrift, en houdt haar zo af van het afdrijven naar dogmatische onverschilligheid en aanpassing aan cultuur.

De leer van de uitverkiezing tendeert naar het geven van stevigheid en kracht aan zwakke geesten. Het tendeert naar het voortbrengen van robuuste, bedachtzame christenen die niet weggeveegd worden door trendy ideeën die de mens in het middelpunt stellen. Het heeft een verbazingwekkend behoudende kracht die werkt door te voorkomen dat andere doctrines verwateren en verloren gaan. In het algemeen tendeert het er naar om een op God gericht wereldbeeld over te brengen op onze geest, gebaseerd op de ware, objectieve waarheid.

Nu volgt een verheldering waarom dat ertoe doet. In de recentste uitgave van Christianity Today3 bespreekt Chuck Colson4 “postmodernisme” – “de filosofie die beweert dat er geen bovenzinnelijke waarheid bestaat.” Hij geeft vier of vijf tekens van deze cultuur die laten zien dat het postmodernisme aan kracht verliest en mogelijk binnenkort passé is. Maar luister nu eens naar de oproep die hij tot de kerken richt.

Ik kan me geen kritischere tijd voorstellen voor dominees, wetenschappelijk onderzoekers en leken om geaard te zijn in een Bijbelse levensbeschouwing en deze nadrukkelijk te verdedigen tegenover hen die hunkeren naar de waarheid.

Maar zijn we bereid voor zo’n uitdaging? George Barna rondde recentelijk een tour langs Amerikaanse kerken af en kwam terug met het onthutsend verslag dat de meeste kerk- en lekenleiders – 90 procent volgens een rondvraag – niets begrijpen van die levensbeschouwing. Hoe kunnen we nog strijden tegen concurrerende filosofieën als we niet eens geworteld zijn in ons eigen systeem van de waarheid?

Ironisch genoeg, net zoals er bemoedigende tekens in de cultuur lijken te zijn, zijn er tekens dat de kerk versimpelt, beweegt van een Woord-gedreven boodschap naar een beeld- en emotiegedreven boodschap (kijk eens hoeveel christelijke radiostations de laatste tijd overgegaan zijn van gesprek en prediking naar alleen muziek).

Het zal de ultieme ironie zijn – en een vreselijke tragedie – als we zelf afglijden in postmodernisme precies wanneer de bredere cultuur heeft ontdekt dat het een doodlopende weg is. (“De postmoderne crash”5 in Christianity Today, december, 2003, vol. 47, no. 12, p. 72). De leer van de uitverkiezing heeft een verbazingwekkend effect mensen wakker te schudden als ze dobberen in de rivier der geërfde aannames zonder spirituele betrokkenheid. Opeens zijn ze geschokt door de uiterst God-gerichtheid van de Bijbel en de beangstigende mens-gerichtheid van hun eigen harten. Ze zijn op een zoektocht gezet om een Bijbelse denkwijze te ontwikkelen over de God en de wereld die de tragedie waarvoor Colson waarschuwt, kunnen vermijden: namelijk dat de waarheid ertoe doet. Dat ontdekt de wereld eindelijk, net wanneer de kerk in de naam van het cultureel belang heeft besloten dat doctrine er niet toe doet. De leer van de uitverkiezing is goed voor ons en voor onze kleinkinderen op manieren die we ons nog niet voor kunnen stellen. 3. Een derde pastorale gedachte over de leer van de uitverkiezing is dat het een van de beste manieren is om te testen of we van rol met God hebben geruild. Dit is een tijdloos probleem maar in het bijzonder in de moderne wereld die uitgaat van menselijke zelfbeschikking en die vraagtekens zet bij alle autoriteit en op de stoel van de rechter gaat zitten om te oordelen of God al dan niet bestaat. Paulus bracht deze kwestie het sterkst naar voren in Romeinen 9:6-23. Toen hij dat deed, hoorde hij de historische en moderne tegenwerping. ”Waarom roept God ons dan nog ter verantwoording? Niemand gaat toch in tegen zijn wil?” Zijn antwoord daarop was: “Wie bent u eigenlijk dat u, een mens, iets tegen God zou inbrengen? Vraagt het aardewerk soms aan de pottenbakker: ‘Waarom hebt u me gemaakt zoals ik eruitzie?’” (Romeinen 9:19-20). Anders gezegd, het is voor u niet gepast om van rol te ruilen met God. Hij is de pottenbakker. Weinig doctrines testen ons duidelijker of wij God beoordelen of God ons beoordeelt. Aan het einde van het boek Job, als alle verdedigingsmiddelen van Job verbruikt zijn en alle misleidende adviseringen van Elifaz, Bildad en Sofar vervaagd zijn, komt het allemaal op het volgende neer: “Nu antwoorde Job de HEER: ‘Ik weet dat niets buiten uw macht ligt en geen enkel plan voor U onuitvoerbaar is. … Werkelijk, ik sprak zonder enig begrip, over wonderen, te groot voor mij om te bevatten. U zei: “Luister, nu zal Ik spreken. Ik zal je ondervragen, zeg Mij wat je weet.” Ik héb U horen spreken, en nu heb ik gezien wie U bent. Daarom zal ik verder zwijgen, nu vind ik troost voor mijn kommervol bestaan.’ (Job 42:1-6). De leer van de uitverkiezing test ons evenals een paar andere doctrines om te zien of we in de schoenen staan van de Job die beschuldigt of in die van de gebroken en berouwvolle Job die vertrouwen heeft. Het is moeilijk voor een vis te begrijpen dat het nat is. Nat is alles voor een vis. Een vis denkt daar niet eens over na. Het is dus moeilijk voor een modern iemand – iemand die in de laatste tweehonderd jaar heeft geleefd – om te begrijpen dat hij arrogant is tegenover God. Arrogantie tegenover God is alles wat er is in de moderne wereld. Het is de oceaan waarin wij zwemmen – de lucht die wij ademen. Het zit verweven in de gang van onze gedachten. We hebben niet eens door dat het er is. We kunnen het niet zien omdat we er doorheen kijken om al het andere te zien. Hier is hoe C.S. Lewis6 het verwoordt:
De historische mens naderde God … zoals de beschuldigde persoon zijn rechter nadert. Voor de moderne mens zijn de rollen omgedraaid. Hij is de rechter: God zit in de beklaagdenbank. Hij is nogal een milde rechter: als God een redelijk argument ter verdediging heeft voor het zijn van de God die oorlog, armoe en ziekte toestaat, zal hij bereid zijn er naar te luisteren. De rechtszaak kan zelfs eindigen in Gods vrijspraak. Maar het belangrijkste is dat de mens op de Rechterstoel zit en God op de Beklaagdenbank. (“God op de Beklaagdenbank,” in Lesley Walmsley, ed., C.S. Lewis: Essaycollectie en andere korte stukken [London: HarperCollins Uitgeverij, 2000], p. 36)7

Dat is nagenoeg wat het betekent om modern te zijn: het onmerkbaar gevoel – de aanname waarvan we niet door hebben dat we die maken – dat het ons past om vraagtekens te zetten bij God en zelfs om God te veroordelen. De leer van de uitverkiezing is een zeer effectieve test of je gered bent uit de inheemse oceaan der arrogantie van de moderne wereld, dan wel nog steeds tot op het bot doorweekt bent. Het is goed dat we beproefd worden in de smeltkroes van Gods almacht zodat we net als Job kunnen zeggen: “Ik héb U horen spreken, en nu heb ik gezien wie U bent. Daarom zal ik verder zwijgen, nu vind ik troost voor mijn kommervol bestaan” (Job 42:6).

4. De vierde pastorale gedachte over de leer van de uitverkiezing is de volgende: De bescheiden omarming van – niet de discussie over, zelfs niet het intellectueel geloof in, maar de bescheiden omarming van – de schitterende realiteit der uitverkiezing en almachtige genade, zorgt voor ingrijpende, beminnende, risico wagende evangelische diensten en zendingen.

Een voorbeeld (en er zouden er zoveel kunnen zijn van William Carey, Adoniram Judson, David Livingston, John Patton, George Müller, Charles Spurgeon, Jonathan Edwards, enzovoort): Kristin Carlson is bijna een jaar in Zambia geweest, waar ze met straatkinderen werkte samen met Action International (die moet je leren kennen; aan de rij radicale Christenen had ik directeur Doug Nichols toe kunnen voegen, die met darmkanker naar Rwanda ging omdat hij de realiteit der uitverkiezing respectvol omarmde). Hier is wat Kristin ons mailde op de ochtend van Dankzeggingsdag:

Allereerst, ik ben dankbaar voor Gods onmetelijke genade waarmee hij mij koos. Ik heb niets gedaan waarvoor ik dat verdiend heb en steeds weer verbaast het me hoe goed mijn Vader voor mij is. De reden dat ik dankbaar ben uitverkoren te zijn is omdat ik weet wat waarvoor ik uitverkoren ben. Uitverkoren om de voortreffelijkheden van God te verkondigen; uitverkoren om voor altijd voldaan te zijn in God door Jezus; uitverkoren om in het licht te leven en niet in de duisternis; uitverkoren om te proeven en te zien dat Hij goed is.

Laat dit punt u niet ontgaan. Sommigen onder jullie hebben geen idee waar Kristin het over heeft omdat u is geleerd dat de leer van de uitverkiezing ofwel niet waar ofwel niet nuttig is. U stond altijd aan de zijkant toe te kijken en was daarbij achterdochtig en kritiserend. U hoort nu in deze email een insider-verhaal – van iemand die weet hoe het is om de leer van onvoorwaardelijke uitverkiezing te omarmen en er door omarmd te worden. Het effect kan anders zijn dan wat u geleerd is. Luister eens naar die effecten. Zij vervolgt:

Ik ben dankbaar dat God er voor koos om Vasco, een harde, onwetende, opstandige straatjongen, uit de duisternis te halen en in Zijn schitterend licht te brengen. En het resultaat dat ik al zie in Vasco’s leven is getuige van zijn volharding in Jezus, de Wijnstok. Ik ben dankbaar voor Gods overvloedige goedheid van de afgelopen jaren … Wat een geweldig werk om deel van uit te maken – bevriend raken met straatkinderen en de enige, blijvende hoop met hen te delen. En daaraan toegevoegd, ben ik dankbaar voor het hart dat God mij heeft gegeven ten gunste van deze kinderen. Objectief gesproken, ik weet dat het niet “normaal” is om TE HOUDEN VAN struinen door afvalbergen en zitten op een chique divan (een smal metalen voorwerp met een stuk karton erop als zitting) met vieze, stinkende kinderen maar dat is nou eenmaal zo, ik hou daarvan.

Omarmen en omarmd worden door de leer van de almachtige genade – beginnend met onvoorwaardelijke uitverkiezing – zorgt eerst voor dit soort radicale, risico wagende, opofferende liefde; en dan maakt het ons nederig om te verblijden in de waarheid dat we dit prachtigs niet vanuit onszelf tot stand hebben gebracht. God deed dat. Vervolgens geven wij hem de glorie.

Als u vraagt: Is dit een Bijbelse denkwijze? Leert de Bijbel ons werkelijk dat de waarheid der uitverkiezing door God bedoeld is om deze effecten te hebben? Het antwoord is ja. Kijk eerst eens naar de bewoording in Colossenzen 3:12-13: “Omdat God u heeft uitgekozen [Gods uitverkorenen], omdat u zijn heiligen bent en Hij u liefheeft, moet u zich kleden in innig medeleven, in goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraag elkaar en vergeef elkaar als iemand een ander iets te verwijten heeft; zoals de Heer u vergeven heeft, moet u elkaar vergeven.” Daar heb je de verbinding. Het is expliciet en helder in Paulus’ gedachten. Te weten dat u in genade bent uitgekozen, dat u apart ben gezet door God, dat u bemind wordt, zou u tot een van de meest zachtmoedige mensen ter wereld moeten maken, bereid om onredelijke behandelingen te ondergaan en bereid om te vergeven. Houden van hen die niet geliefd zijn – in Zambia en overal.

Hier is nog een aanwijzing hoe dat werkt. In Romeinen 8:33 zegt Paulus: “Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God zelf spreekt hen vrij.” Het antwoord luidt: Niemand kan een aanklacht tegen u indienen als u uitverkoren bent door God. Hij is er voor altijd voor u. Het is kristalhelder dat Paulus dit zegt omdat hij verwacht dat dit een praktische effect op ons zal hebben. Hij verwacht dat wij zekerheid en vreugde voelen en dan dapper en onbevreesd worden. Als u vandaag een beslissing moet nemen, die goed en liefdevol maar ook riskant lijkt, voelt u het effect van de vraag: “Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen?” Voelt u de zekerheid-opwekkende evangelische kracht in het woord “uitverkorenen”?

Dit is in hoofdzaak geen leer om over te bakkeleien maar een leer om blij van te worden. Het is niet ontworpen voor onenigheid maar ontworpen voor het zendingswerk. Het is niet bedoeld om mensen uiteen te drijven (hoewel dat ook gebeurt); het is bedoeld om hen meelevend, aardig, nederig, zachtmoedig en vergevend te maken.

5. Ik sluit af met een laatste pastorale gedachte. Denk niet dat de uitverkiezing los staat van Jezus Christus.

Efeziërs 1:4 zegt: “In Christus immers heeft God, voordat de wereld gegrondvest werd, ons uitgekozen.” Met andere woorden, toen God in de eeuwigheid plande om ons weg te plukken uit de ban van de zonde, had hij Christus in gedachten als de manier om dat te doen. God plande, voordat de wereld gegrondvest werd, om ons te redden door de dood en wederopstanding van Christus.

Dus wat God voor ons deed om ons te redden en ons naar hem te roepen is niet om ons vooraf te vertellen dat we uitverkoren zijn. God onthult dat nooit behalve via een relatie met Jezus Christus zodat Christus centraal staat in onze uitverkiezing. In plaats van ons te vertellen dat we uitverkoren zijn, zond God zijn Zoon en zei hij: “Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven” (Johannes 3:36). “Wie in de Zoon van God gelooft, draagt het getuigenis in zich” (1 Johannes 5:10). Hij weet dat hij uitverkoren is.

Dus in de naam van Christus roep ik u op: Kom, accepteer hem als uw Redder, uw Heer en de Schat van uw leven. Hij verdrijft niemand die komt vol geloof. Hij vergeeft zonde. Hij kleedt met rechtvaardigheid. Hij geeft de Heilige Geest. Hij zal u behouden. “Mijn schapen luisteren naar mijn stem, Ik ken ze en zij volgen Mij. Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven” (Johannes 10:27-28). Hoor de stem van de goede Herder en kom.


Noot van de vertaler

1 Bijbelteksten zijn geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling van 2021 (NBV21) 2 Bethlehem Baptist Church, kerk in Minnesota (VS) 3 Bepaald tijdschrift 4 Amerikaanse evangelische voorman, jurist en adviseur 5 Originele titel: The Postmodern Crackup 6 Britse auteur en predikant Clive Staples Lewis (1898-1963)

7 Originele tekst: “God in the Dock,” in Lesley Walmsley ed., C.S. Lewis: Essay Collection and Other Short Pieces [London: HarperCollins Publishers, 2000], p. 36)