Ruth: Onder de vleugels van God

Uit Bijbelse Boeken en Preken

Versie op 8 jun 2023 19:14 van Pcain (Overleg | bijdragen)
(wijz) ←Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie→ (wijz)
Ga naar:navigatie, zoeken

Verwante bronnen
More Door John Piper
Auteur Index
More Over Geloof
Onderwerp Index
Over deze vertaling
English: Ruth: Under the Wings of God

© Desiring God

Share this
Onze Missie
Deze vertaling is van het Evangelie Vertalingen, een online dienst, de evangelie gecentreerde boeken en artikelen vrij verkrijgbaar in elke natie en taal.

Hier meer (English).
Hoe u kunt helpen
Als u goed Engels spreken, kunt u met ons vrijwillig als vertaler.

Hier meer (English).

Door John Piper Over Geloof
Een deel van de Ruth: Sweet & Bitter Providence-serie

Vertaling door Bert Dijkhoff

Review U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).



Ruth 21

In hoofdstuk 1 van Ruth sloeg de hand Gods hard toe bij Naomi en haar familie. Hongersnood in Juda, emigratie naar Moab, de dood van haar man, de huwelijken van haar twee zonen met buitenlandse vrouwen, de dood van haar zonen. Klap op klap zorgden ervoor dat Naomi zei (1:13, 20): “De HEER heeft zich tegen mij gekeerd … de Ontzagwekkende heeft mijn lot zeer bitter gemaakt.” In feite is ze zo bedrukt door Gods bittere voorzorg in haar leven dat ze geen van de tekens van hoop kan zien wanneer die tevoorschijn beginnen te komen. Ze weet dat er een God is. Ze weet dat hij Almachtig is en heerst in de nationale en persoonlijke dingen van de mensen. En ze weet dat hij bitter met haar is omgegaan. Haar leven is tragisch. Wat ze heeft vergeten is dat in alle bittere ervaringen van zijn kinderen God hun glorie voorbereidt. En als wij dat zouden geloven en onthouden, zouden we niet zo blind zijn als Naomi leek te zijn toen God zijn genade begon te onthullen.

Inhoud

De zoete voorzorg van God breekt door

Zoete voorzorg evenals bitterheid overkomen Naomi in hoofdstuk 1. God heft de hongersnood op en opent een weg naar huis voor Naomi. Hij geeft haar een enorm toegewijde en liefdevolle schoondochter als begeleiding mee. En hij houdt een verwante van Naomi’s man achter de hand, die op een dag met Ruth zal trouwen en Naomi’s lijn in stand zal houden. Maar Naomi ziet dat allemaal niet. Aan het einde van het hoofdstuk zegt ze tegen de inwoners van de stad Bethlehem: “Toen ik hier wegging had ik alles, maar de HEER heeft mij met lege handen laten terugkomen. Waarom mij nog Naomi noemen, nu de HEER zich tegen mij heeft gekeerd, nu de Ontzagwekkende me kwaad heeft gedaan?” (vers 21). Dus vestigen Ruth en de verbitterde Naomi zich in Bethlehem. In hoofdstuk 2 wordt de genade van God zo duidelijk dat zelfs Naomi het zal herkennen.

1Nu was Naomi van de kant van haar echtgenoot Elimelech verwant aan een moedig en invloedrijk man, die Boaz heette. 2Ruth, de Moabitische, zei tegen Naomi: ‘Ik wil graag naar het land gaan om aren te lezen bij iemand die mij goedgezind is.’ Naomi antwoordde: ‘Doe dat maar, mijn dochter.’ 3Ze ging dus naar het land om aren te lezen, achter de maaiers aan. Bij toeval kwam ze op de akker van Boaz, het familielid van Elimelech. 4Na enige tijd kwam Boaz zelf eraan, uit Betlehem. ‘De HEER zij met jullie,’ groette hij de maaiers. ‘De HEER zegene u,’ groetten zij terug. 5Boaz vroeg de voorman van zijn maaiers: ‘Bij wie hoort die jonge vrouw daar?’ 6De man antwoordde: ‘Dat is de Moabitische vrouw die met Naomi mee teruggekomen is. 7Toen ze hier aankwam zei ze: “Ik zou graag achter de maaiers aan willen gaan om aren te lezen bij de schoven,” en nu is ze hier al de hele dag, vanaf de vroege ochtend – ze heeft maar even gezeten.’

8Daarop zei Boaz tegen Ruth: ‘Luister goed, mijn dochter. Je moet niet naar een andere akker gaan om aren te lezen; ga hier niet weg, maar blijf dicht bij de vrouwen die voor mij werken. 9Volg ze op de voet en houd je ogen gericht op het veld waar gemaaid wordt. Ik zal mijn mannen zeggen je niet lastig te vallen. Als je dorst hebt, ga dan naar de kruiken en drink van het water dat ze daar scheppen.’ 10Ze knielde, boog diep voorover en zei: ‘Waarom bent u zo vriendelijk voor mij? U behandelt mij goed, terwijl ik toch maar een vreemdeling ben.’ 11Boaz antwoordde: ‘Meer dan eens is mij verteld over alles wat je voor je schoonmoeder hebt gedaan na de dood van je man: dat je je vader en moeder en je geboorteland hebt verlaten en naar een volk bent gegaan dat je volkomen onbekend was. 12Moge de HEER je daarvoor rijkelijk belonen – de HEER, de God van Israël, onder wiens vleugels je bent komen schuilen.’ 13’U bent goed voor mij, heer,’ zei ze. ‘U biedt me troost en spreekt me moed in, terwijl ik niet eens bij u in dienst ben.’

14Toen het etenstijd was zei Boaz tegen haar: ‘Kom maar hier en neem een stuk brood en doop het in de wijn.’ Ze ging naast de maaiers zitten, en hij gaf haar geroosterd graan. Ze at tot ze genoeg had en ze hield zelfs nog over. 15Toen ze weer opstond om te gaan werken, gaf Boaz zijn mannen de volgende opdracht: ‘Laat haar ook tussen de schoven aren lezen, zeg daar niets van. 16Integendeel, jullie moeten juist wat halmen voor haar uit de bundels trekken en die laten liggen, zodat zij ze op kan rapen. Verwijt haar dus niets.’

17Zij werkte tot de avond op het veld en sloeg de korrels uit de aren die ze geraapt had. Het was ongeveer een efa gerst. 18Ze pakte het op en ging terug naar de stad. Toen Naomi zag hoeveel ze verzameld had, en toen Ruth haar ook nog gaf wat ze van het middagmaal had overgehouden, 19riep ze uit: ‘Waar heb jij vandaag aren gelezen, waar heb je gewerkt? Gezegend de man die jou zo goed heeft behandeld!’ Ruth vertelde haar schoonmoeder dat de man bij wie ze die dag gewerkt had, Boaz heette. 20Toen zei Naomi tegen haar schoondochter: ‘Moge de HEER hem zegenen, want hij heeft trouw bewezen aan de levenden en aan de doden.’ En ze vervolgde: ‘Hij is een naaste verwante van ons en kan daarom zijn rechten als losser laten gelden.’ 21Ruth, de Moabitische, zei: ‘Hij heeft ook nog tegen me gezegd dat ik bij zijn maaiers moest blijven totdat zijn hele oogst is binnengehaald.’ 22‘Het is goed dat je optrekt met de vrouwen op zijn land, mijn dochter,’ zie Naomi tegen Ruth, ‘want dan zal niemand je op een ander veld lastig kunnen vallen.’ 23Ze bleef dus aren lezen bij de vrouwen die voor Boaz werkten, tot het einde van de gerste- en de tarweoogst. Al die tijd woonde ze bij haar schoonmoeder.

Boaz: Een man vol van God

In verzen 1-7 ontmoeten we Boaz, zien we het karakter van Ruth, en voelen we een zeer genadevolle voorzorg achter dit tafereel. Boaz, zo leren wij, is een verwante van Elimelech, Naomi’s lang geleden overleden man. Onmiddellijk beseffen we dat de dingen er bij lange na niet zo bleek uitzien als Naomi eerder suggereerde in 1:11-13 waar ze de indruk wekte dat er voor Ruth en Orpa niemand was om mee te trouwen ter behoud van de lijn van hun mannen. Voor degene die dit verhaal voor het eerst leest, is Boaz een heldere scheur in de wolk van bitterheid die boven Naomi hangt. En die wordt groter en groter. In vers 1 bijvoorbeeld staat dat hij een moedige en invloedrijke man is. Maar belangrijker dan dat, vers 4 laat zien dat hij een man Gods is. Waarom anders zou de verteller erbij stil staan hoe Boaz zijn dienaren groette? “Na enige tijd kwam Boaz zelf eraan, uit Betlehem. ‘De HEER zij met jullie,’ groette hij de maaiers. ‘De HEER zegene u,’ groetten zij terug.” Wanneer je iemands band met God wilt weten, moet je erachter komen in hoeverre God is doorgedrongen in de details van zijn alledaags leven. Kennelijk was Boaz zo vol van God dat zijn boerenleven en zijn relatie met zijn werknemers doordrenkt was met God. Hij groette hen met God. En we zullen zo meteen zien dat dit meer voorstelde dan vrome oppervlakkigheid.

Ruth: Een vrouw met karakter

Naast de ontmoeting met Boaz in de verzen 1-7, zien we het karakter van Ruth, dat zeer van belang zal zijn voor wat dit hoofdstuk ons wil leren.

1. Ruths initiatief om voor Naomi te zorgen

Ten eerste zien we Ruths initiatief om voor haar schoonmoeder te zorgen. Let eens op vers 2, Naomi draagt Ruth niet op om eruit te gaan en te gaan werken. Ruth zegt: “Ik wil graag naar het land gaan om aren te lezen bij iemand die mij goedgezind is.” Ruth heeft zich verbonden met Naomi met grote toewijding en ze neemt het initiatief om te gaan werken en haar in onderhoud te voorzien.

2. Ruths bescheidenheid

Ten tweede zien we Ruths bescheidenheid. Ze weet het initiatief te nemen zonder arrogant te zijn. In vers 7 doen de maaiers Boaz er verslag van hoe zij hen deze morgen had benaderd. Ze had gezegd: ”Ik zou graag achter de maaiers aan willen gaan om aren te lezen bij de schoven.” Ze verlangt geen aalmoes. Ze gaat zelfs niet uit van het recht om aren te mogen lezen. Alles wat ze wil doen is de resten inzamelen nadat de maaiers hun werk hebben gedaan en ze vraagt zelfs toestemming om dat te mogen doen. Ze is als een andere vreemde vrouw die naar Jezus kwam en zei: “Heer, de honden onder de tafel eten toch de kruimels op die de kinderen laten vallen2,” waarop Jezus reageerde door haar geloof te prijzen. Ruth weet hoe het initiatief te nemen maar ze is niet opdringerig of arrogant maar nederig en bescheiden.

3. Ruths nijverheid

Ten derde zien we haar nijverheid. Ze is een geweldige werkster. Vers 7 vervolgt: “Nu is ze hier al de hele dag, vanaf de vroege ochtend – ze heeft maar even gezeten.” Vers 17 vertelt ook nog dat ze aren las tot de avond en dat ze voordat ze ophield de korrels uit die aren sloeg, dat woog, en mee naar huis nam naar Naomi. Ongetwijfeld wil de auteur dat we Ruth bewonderen en imiteren. Ze neemt het initiatief om voor haar berooide schoonmoeder te zorgen. Ze is nederig en bescheiden en dringt zich niet aan anderen op. En ze werkt hard van zonsopgang tot zonsondergang. Initiatief. Bescheidenheid. Vlijt. Waardevolle karaktereigenschappen. Probeer die maar eens te vinden.

Gods genadevolle voorzorg

Maar voordat we verzen 1-7 verlaten, heeft u een genadevolle voorzorg kunnen ontdekken achter dit alles? Kijk eens naar vers 3: “Ze ging dus naar het land om aren te lezen, achter de maaiers aan. Bij toeval kwam ze op de akker van Boaz, het familielid van Elimelech.” Bij toeval? Je hoeft je theologie niet op elke regel uiteen te zetten. Soms is het goed om iets onduidelijk te laten zodat je lezer een kans heeft het zelf in te vullen als hij het door heeft. Het antwoord kan later gegeven worden. Zo zal het zijn. In feite is Naomi, met haar grote theologie over Gods almacht, degene die het antwoord geeft. Het antwoord is God – de genadevolle voorzorg van God leidt Ruth bij het lezen der aren. Ruth kwam bij toeval op de akker van Boaz omdat God genadevol en almachtig is ook al hoor je hem niet. Zoals de spreuk (16:9) luidt: “Een mens stippelt zijn weg uit, de HEER bepaalt de richting die hij gaat.”

Waarom heeft Ruth een gunst verworven?

Nu benadert Boaz in de verzen 8 en 9 Ruth en is hij zeer vriendelijk tegen haar ook al is ze een vreemdeling. Hij voorziet haar in eten door haar te zeggen dat ze op zijn akker mag werken en dicht achter zijn dienstmaagden moet blijven. Hij voorziet haar in bescherming door de jonge mannen te zeggen dat ze haar niet lastig moeten vallen (vers 9). En hij voorziet haar in drinken tegen haar dorst door haar toe te staan dat ze drinkt van wat de mannen hebben geschept. Dus heel Boaz’ rijkdom en vroomheid beginnen te werken ten gunste van Ruths welzijn.

Nu zijn we aangekomen bij het belangrijkste tweegesprek van dit hoofdstuk – verzen 10-13. Ruth komt met een vraag die heel diep blijkt te zijn. Het is er een die we allemaal aan God zouden moeten stellen. Bijna niets is belangrijker in ons leven dan het antwoord dat we krijgen.

Ze knielde, boog diep voorover en zei: ‘Waarom bent u zo vriendelijk voor mij? U behandelt mij goed, terwijl ik toch maar een vreemdeling ben.’

Ruth weet dat ze een Moabitische is. Logisch gezien staat ze met 2:0 achter. Dat stoort haar niet, ze accepteert het. Als een niet-Israëlitische verwacht ze geen bijzondere behandeling. Haar reactie op Boaz’ vriendelijkheid is verbazing.

Ze is heel anders dan de meeste mensen van tegenwoordig. Wij verwachten vriendelijkheid en zijn verbaasd en verontwaardigd als onze rechten worden geschonden. Maar Ruth drukt haar gevoel van onwaardigheid uit door te knielen en diep voorover te buigen. Trotse mensen uiten geen dankbaarheid. Bescheiden mensen zijn nog nederiger wanneer ze barmhartig worden behandeld. Barmhartigheid is niet bedoeld om ons te verheffen uit de nederigheid. Het is bedoeld om ons vreugdevol in God te maken.

Niet op basis van verdienste

Maar we lopen vooruit op de zaken. Ruth vraagt waarom Boaz zo vriendelijk voor haar is. Verzen 11 en 12 zijn cruciaal:

Boaz antwoordde: ‘Meer dan eens is mij verteld over alles wat je voor je schoonmoeder hebt gedaan na de dood van je man: dat je je vader en moeder en je geboorteland hebt verlaten en naar een volk bent gegaan dat je volkomen onbekend was. Moge de HEER je daarvoor rijkelijk belonen – de HEER, de God van Israël, onder wiens vleugels je bent komen schuilen.’

Let op: Als Ruth vraagt waarom vriendelijkheid haar deel is, geeft Boaz geen antwoord: Vriendelijkheid is onvoorwaardelijk. Hij antwoordt op haar waaromvraag door te zeggen: “Omdat je zoveel van Naomi houdt dat je bereid bent om vader en moeder achter te laten en haar te dienen in een vreemd land.”

Betekent dit dat de auteur wil dat we denken dat Ruths zorg voor Naomi een activiteit is die haar Boaz’ en Gods gunst oplevert? Wil hij dat we denken dat genade iets goeds is dat we verdienen? Dat denk ik niet. Als Ruth de gunst van Boaz verdiend heeft, moeten we denken dat ze een soort medewerker is in dienst van haar werkgever Boaz, haar werk zo waardevol dat hij haar een tegenprestatie schuldig is. Dat is niet het beeld dat de auteur wil dat we ons voorstellen. Vers 12 geeft een ander beeld dat het idee van werkgever-werknemer onmogelijk maakt.

Want ze zocht bescherming onder Gods vleugels

Boaz zegt in vers 12 dat God echt degene is die Ruth beloont voor haar genegenheid jegens Naomi. Boaz is slechts het instrument van God (wat we over een moment van Naomi zullen leren). Maar kijk nu eens naar deze woorden: “Moge de HEER je daarvoor rijkelijk belonen – de HEER, de God van Israël, onder wiens vleugels je bent komen schuilen.” Deze vers spoort ons niet aan om Ruth te zien als een werknemer van God zorgend dat het nodige werk gedaan wordt, wat hij dan als werkgever beloont met een goed salaris. Het beeld bestaat uit God als een Adelaar met grote vleugels en Ruth als een bedreigd klein adelaartje dat komt om veiligheid te vinden onder de Adelaars vleugels. Uit vers 12 volgt dat God Ruth zal belonen omdat ze bescherming zocht onder zijn vleugels.

Dat is een algemene les uit het Oude Testament. Zo luidt Psalm 57:2 bijvoorbeeld: “Wees mij genadig, God, wees mij genadig, want bij U is mijn leven geborgen.” Let eens op het woord “want.” Wees mij genadig, God, wees mij genadig, want bij U is mijn leven geborgen. Waarom zou God Ruth genadig zijn? Omdat ze bescherming zocht onder zijn vleugels. Ze heeft zijn bescherming verkozen boven alle andere. Ze heeft haar hart ingesteld op God voor hoop en vreugde. En wanneer iemand dat doet, is Gods eer in het spel en zal hij genadig zijn. Wanneer je Gods waarde aanvoert als bron van je hoop in plaats van je eigen waarde aanvoert als bron van Gods hoop, dan zal zijn niet-aflatende toewijding aan zijn eigenwaarde zijn hele hart activeren voor uw bescherming en vreugde.

Bescherming zoeken bij God en van anderen houden

Maar we moeten ons afvragen hoe Ruths genegenheid voor Naomi en het achterlaten van haar familie verband houden met het zoeken naar bescherming onder de vleugels van God. De meest voor de hand liggende suggestie is dat Ruth de bescherming van haar vader en moeder in Moab kon verlaten omdat ze bescherming gevonden had onder de vleugels van God wat bij verre superieur was. Kennelijk zag ze behoefte in Naomi’s leven en voelde ze Gods roeping om die behoefte te vervullen. De Adelaar vloog richting Naomi, en om te blijven genieten van de bescherming van Gods vleugels gaat Ruth mee en verbindt ze zichzelf aan het zorgen voor Naomi met de zorg die ze zelf ontvangt van haar Adelaar.

Dus de relatie tussen aan de ene kant schuilen onder Gods vleugels en aan de andere kant huis en haard verlaten om voor Naomi te zorgen, is dat leven onder Gods vleugels het Ruth mogelijk maakt menselijke bescherming te verlaten en zichzelf vol genegenheid te geven aan Naomi. Of anders gezegd, het huis verlaten en zorgen voor Naomi zijn het resultaat van en het bewijs voor het schuilen bij God.

De boodschap van het evangelie

Nu terug naar Ruths vraag in vers 10: “Waarom bent u zo vriendelijk voor mij?” Het antwoord is dat ze is gaan schuilen onder de vleugels van God en dat dit haar de vrijheid en behoefte heeft gegeven om het ouderlijk huis te verlaten en Naomi genegen te zijn. Ze heeft geen genade verdiend van God of van Boaz. Ze is niet hun medewerkster. Ze betalen haar geen loon voor haar werk. In tegendeel, ze eert hen door te bekennen dat ze hun werk nodig heeft en gewoon bescherming zoekt in hun ruimhartigheid.

Dat is de boodschap van het evangelie in het Oude Testament en het Nieuwe Testament. God zal genade hebben voor iedereen (Palestijn, Israëliet of Nederlander) die zichzelf nederig maakt zoals Ruth en schuilt onder de vleugels van God. Jezus zei:

Jeruzalem, Jeruzalem, jij die de profeten doodt en stenigt wie naar je toe zijn gestuurd! Hoe vaak heb Ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels hoedt, maar jullie hebben het niet gewild. Jullie tempel wordt aan zijn lot overgelaten.3

Alles wat de farizeeërs hoefden te doen was gaan schuilen onder de vleugels van Jezus. Stoppen met zelfgerechtigheid. Stoppen met op zichzelf vertrouwen. Stoppen met zelfverheerlijking. Maar dat deden ze niet. Ruth was niet hun rolmodel. Niet op de knieën gaan voor Jezus. Geen diepe buiging. Niet onder de indruk van genade. Wees niet als de farizeeërs. Wees als Ruth.

God is geen werkgever die naar personeel zoekt. Hij is een Adelaar zoekend naar mensen die komen schuilen onder zijn vleugels. Hij zoekt naar mensen die hun vader en moeder en hun geboorteland verlaten of wat ons ook maar weerhoudt van een liefdevol leven onder de vleugels van Jezus.

Naomi’s theologie van Gods almacht

Laat me eindigen door kort terug te komen bij Naomi. Boaz geeft Ruth als lunch zoveel ze maar kan eten (vers 14, conform “meer genade” in Jakobus 4:6). Ze werkt tot zonsondergang. Ze keert terug naar Naomi en geeft haar wat van de lunch nog over is en al het graan (verzen 17-19). Ze vertelt haar wat ze met Boaz beleefde, en in vers 20 komt Naomi’s theologie van Gods almacht haar goed van pas. Ze zegt: “Moge de HEER hem [Boaz] zegenen, want hij heeft trouw bewezen aan de levenden en aan de doden.” Ik denk dat de trouw waarnaar ze verwijst, de trouw van de Heer is. (Conform Genesis 24:27.) Boaz was net begonnen om trouw te bewijzen aan de doden. Het was God die dat naast zich neer leek te hebben gelegd. De trouwheid van de Heer heeft de levenden (Naomi en Ruth) noch de doden (Elimelech en Kiljon) in de steek gelaten. Het was de Heer die de hongersnood beëindigde. Het was de Heer die in genegenheid Ruth aan Naomi koppelde. Het was de Heer die Boaz voor Ruth achter de hand had gehouden. Ruth kwam niet geheel toevallig op Boaz’ akker. Het licht van Gods liefde is eindelijk doorgebroken en helder genoeg zodat Naomi het ziet. De Heer is vriendelijk. Hij is goed voor allen die schuilen onder zijn vleugels. Dus laten we knielen en diep buigen voor de Heer, onze onwaardigheid toegeven, schuilen onder de vleugels van God, en onder de indruk zijn van zijn genade.


Noot van de vertaler

1 Bijbelteksten zijn geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling van 2021 (NBV21)

2 Markus 7:28
3 Lucas 13:34