Bestrijden van het ongeloof van de afgunst

Uit Bijbelse Boeken en Preken

Ga naar:navigatie, zoeken

Verwante bronnen
More Door John Piper
Auteur Index
More Over Heiligmaking en Groei
Onderwerp Index
Over deze vertaling
English: Battling the Unbelief of Envy

© Desiring God

Share this
Onze Missie
Deze vertaling is van het Evangelie Vertalingen, een online dienst, de evangelie gecentreerde boeken en artikelen vrij verkrijgbaar in elke natie en taal.

Hier meer (English).
Hoe u kunt helpen
Als u goed Engels spreken, kunt u met ons vrijwillig als vertaler.

Hier meer (English).

Door John Piper Over Heiligmaking en Groei
Een deel van de Battling Unbelief-serie

Vertaling door Bert Dijkhoff

Review U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).


Psalm 37:1-7[1]
Erger je niet aan slechte mensen,
wees niet jaloers op wie kwaad doen,
zij verdorren snel als gras,
zij verwelken als het jonge groen.
Vertrouw op de HEER en doe het goede,
bewoon het land en leef er veilig.
Zoek je geluk bij de HEER,
hij zal geven wat je hart verlangt.
Leg je leven in de handen van de HEER,
vertrouw op hem, hij zal dit voor je doen:
het recht zal dagen als het morgenlicht,
de gerechtigheid stralen als de middagzon.
Blijf kalm en wacht op de HEER,
erger je niet aan wie slaagt in het leven,
aan wie met listen te werk gaat.

(Het volgende is een tekstweergave van de geluidsopname)

Een definitie van afgunst

Een van de barrières voor betrokkenheid met andere mensen is afgunst voor hen voelen. We gaan vanavond praten over het vechten tegen het ongeloof van de afgunst. Laten we dat definiëren.

Toen ik vanmiddag afgunst analyseerde – en ik mijn gedachten toetste aan Webster’s woordenboek – vielen twee dingen op.

1) Afgunst bevat een element van verlangen. Iemand heeft in zijn leven een voordeel of profijt, en jij wilt dat ook hebben. Dat maakt je niet persé afgunstig want dit soort verlangen is oké als je de neiging hebt om vrome mensen na te bootsen.

2) Het ander element – en die maakt afgunst tot iets wat slecht is – is dat het verlangen is getint met de verbittering dat het goed gaat voor die ander maar niet voor jou. Dat maakt het tot afgunst.

In één zin gevat is afgunst een mengsel van verlangen naar iets en de verbittering dat een ander er van geniet maar jij niet. De dingen lopen niet zo lekker voor je maar bij hen gaat het voor de wind, en dat knaagt af en toe aan je. Waarom gaat het bij die persoon allemaal als van een leien dakje terwijl het bij mij niet lekker loopt?

Gelegenheden voor afgunst zijn er in overvloed

Het volgende wat ik vanmiddag deed was dit proberen te onderbouwen. Ik probeerde enkele voorbeelden van afgunst te vinden in mijn eigen leven, in mijn fantasie en in de levens van andere mensen.

Wat zijn voorbeelden van afgunst? Kijk eens of u zichzelf herkent in de volgende situaties:

Ik dacht aan Mr. Dukakis en Mr. Bush[2], en ik dacht dat dit een gelegenheid voor afgunst zou kunnen zijn. Als een man een jaar van zijn leven, heel veel geld, en heel veel inspanningen wijdt aan de strijd om het presidentschap maar eindigt als verliezende partij – zelfs als hij denkt de betere kandidaat te zijn, en denkt zowel een beter beleid als een betere running mate te hebben – denk ik dat het heel gemakkelijk kan zijn dat hij ’s nachts wakker ligt en van binnen kookt omdat het niet zo uitwerkte als hij hoopte. Hij kan het gevoel hebben veel tijd en energie besteed te hebben maar niets bereikt te hebben.

Of wat als uw vriend gaat trouwen en u vindt zelf maar geen huwelijkspartner. U kent deze vriend misschien al een lange tijd, en nu gaat deze persoon trouwen en u niet. U zou zich een beetje verbitterd kunnen voelen omdat het hem of haar overkwam maar u nog niet.

Of laten we zeggen dat u een kind hebt, dat chronisch ziek is terwijl de andere families om u heen altijd gezond lijken te zijn. U zou kunnen denken, mijn kind is altijd ziek. Mijn kind is week in week uit ziek en heeft buitengewone problemen, maar die andere families, die niet beter zijn dan die van ons, daar gaat het altijd goed.

Of wat als u tweede klas bent in uw schoolsportteam. Alles wat u doet is de reservebank warm houden terwijl die eerste klas-vent, ook al is hij een eigenwijze, de hele tijd mag spelen.

Of stel dat u een vriend hebt die meedoet aan de loterij. Het zijn echte schoften maar zij winnen een miljoen dollar. U zou kunnen denken dat u dat geld meer verdient dan uw vriend.

Of u bent een predikant en u ziet andere kerken groeien terwijl de uwe schommelt tussen helemaal geen groei en slechts minimale groei. U zou kunnen denken dat het zo niet zou moeten zijn.

Of u denkt misschien dat anderen er veel beter uitzien of modieuzer zijn dan u. God gaf u uw uiterlijk maar hoe gemakkelijk is het om door het leven te gaan, anderen te zien die veel knapper lijken, en zich afgunstig te voelen richting hen.

Een verbod en een waarschuwing tegen afgunst

Er zijn zeer veel gelegenheden voor afgunst. Het vormt een algemene bedreiging voor onze vreugde en onze zorg voor andere mensen. Wat ik nu wil gaan doen, is het bekijken van een verbodstekst uit de Schrift, kijken naar de gevolgen als je eraan toegeeft, en dan praten over hoe er tegen te vechten. En gezien onze tijd neem ik die eerste twee vrijwel meteen aan.

Namelijk, ik neem aan dat u het met mij eens bent dat in de Bijbel staat: “Wees niet jaloers”. Mag dat ons uitgangspunt zijn? Ik heb hier vier teksten. Psalmen 37:1, Spreuken 23:17, Galaten 5:26, I Petrus 2:1. In alle staat: “Wees niet jaloers”. Dus het is niet Bijbels om afgunstig te zijn. Het is tegen de wil van God als je toegeeft aan afgunst.

En dan zouden we het over waarschuwingen kunnen hebben. Laat ons hier kijken naar een passage. Galaten 5:21 hoort bij deze passage over de eigen begeerten en wat de Geest verlangt, en een van de eigen begeerten is afgunst.

Galaten 5:19 – “Het is bekend wat onze eigen wil allemaal teweegbrengt: ontucht, zedeloosheid en losbandigheid, afgoderij en toverij, vijandschap, tweespalt, jaloezie” – wat, trouwens, volgens mij een soort afgunst is.

Ik probeerde te bedenken of ik niet een preek over jaloersheid zou moeten geven? Daar dacht ik laatst in augustus over na. En nadat ik peinsde en peinsde concludeerde ik dat jaloersheid een soort afgunst is. Wat ik bedoel is dat jaloersheid afgunst is die zich direct richt op iemand anders wanneer die affectie krijgt die je zelf zou willen hebben. Je bent jaloers op een ander als die liefdevolle aandacht krijgt van iemand en je denkt dat jij die zou moeten krijgen.

Dat kan iets zeer heilzaams zijn. God is jaloers vanwege liefde die eigenlijk hem zou moeten toekomen. En een man of een vrouw zullen met recht jaloers moeten zijn als ze zien dat er zich een slechte relatie ontwikkelt tussen hun huwelijkspartner en een derde persoon. Maar er bestaat ook een ongezonde jaloersheid. De reden dat ik hier niet dieper op inga is dat alles wat ik over afgunst zal zeggen ook van toepassing is op jaloersheid want die is een subcategorie van afgunst.

“Woede, gekonkel, geruzie en rivaliteit, afgunst” – daar staat het aan het begin van vers 21 – “bras- en slemppartijen, en nog meer van dat soort dingen. Ik herhaal de waarschuwing die ik u al eerder gaf: wie zich aan deze dingen overgeven, zullen geen deel hebben aan het koninkrijk van God.”

Daar is nu die waarschuwing. Dit is een echt serieus ding. Alles waar ik deze herfst over preek is een serieuze zaak. Anders gezegd, als u deze ongelovige status van afgunst de overhand geeft, kan het uw leven overnemen en er voor zorgen dat uw geloof schipbreuk oploopt en uzelf uiteindelijk ook.

Bestrijd afgunst zoals Koning David[3] dat deed

Goed. We hebben gezien wat het is, we hebben gezien dat de Bijbel het verwerpt, en we hebben gezien dat het negatieve gevolgen heeft als je er voorgoed aan toegeeft. Laten we het nu hebben hoe het te bestrijden. Dat is het grote probleem, en Psalm 37 is de plek waar we zullen beginnen.

Dit is een geweldige psalm voor de discussie over het bestrijden van afgunst want het begint met de hoofdstelling “Wees niet jaloers.” Daarna tel ik in de eerste 11 verzen zes concrete redenen waarom niet jaloers te zijn. Wat ik vanavond probeer te doen is u een voorbeeld te geven hoe te strijden in de strijd van het geloof tijdens uw rituelen.

Als u ’s morgens wakker wordt en een gevoel van afgunst in u voelt jegens iemand op het werk, een familielid of wie dan ook, en u zegt: “Dat zou er niet moeten zijn. Wat kan ik er aan doen?”, is dit wat u doet. U neemt de Bijbel, knielt neer in gebed, en begint te lezen. U kijkt naar de Bijbelse beloftes die afgunst verwerpen. Maar om dit te doen, moet u in de eerste plaats beseffen dat afgunst een soort ongeloof is.

Laten we eens kijken naar Psalm 37:

“Erger je niet aan slechte mensen, wees niet jaloers op wie kwaad doen.”

Dat is ‘m dus. De basisstelling: wees niet jaloers op wie kwaad doen of erger je niet aan hen.

“Zij verdorren snel als gras, zij verwelken als het jonge groen.”

En dan geeft vers 3 volgens mij aan wat we in de plaats daarvan zouden moeten doen. Dat is het tegendeel van afgunst:

“Vertrouw op de HEER en doe het goede.”

En de volgende zin zou een gebod of belofte kunnen zijn. Beide, denk ik. In de NBV staat:

“Bewoon het land en leef er veilig.”

Het zou “leef er veilig” kunnen zijn maar letterlijk vertaald is het “voed u met trouw.” Hoe dan ook, ik denk dat Gods trouw wordt bedoeld, en dus is het idee van veiligheid terecht en goed.

“Zoek je geluk bij de HEER, hij zal geven wat je hart verlangt.” “Leg je leven in de handen van de HEER, vertrouw op hem.”

Let eens op deze positieve dingen die je in je emoties geacht wordt in de plaats te stellen van afgunst. “Vertrouw” (vers 3), “Zoek je geluk” (vers 4), “Leg je leven in de handen van” (vers 5), en weer “vertrouw” in de tweede helft van vers 5. De reden dat ik Psalm 37 koos voor vanavond is dat het laat zien dat afgunst ongeloof is of haar wortels in ongeloof heeft. En het tegendeel van afgunst, zoals we zien, is geloof, of vertrouwen, of geluk in God, of je zorgen op de Heer afwentelen.

Nu hoop ik dat het duidelijk is dat als we afgunstig beginnen te worden – als we naar iemand kijken en het ons stoort dat zij iets hebben en wij niet – en we daardoor beginnen onze vrede en tevredenheid in God te verliezen, draait het om het geloof. Oké? Dat is het punt tot nu toe.

Zes redenen in psalm 37 waarom geloven beter is

De andere reden dat deze psalm zo goed is, is omdat hij zoveel redenen geeft waarom we niet ongelovig moeten zijn. Hij vertelt ons waarom we de rust en het vertrouwen moeten hebben dat God er voor ons is. Hij vertelt ons dat hij werkt op een wijze waarin, ook al lijkt het of iets voor hen beter gaat, dingen voor ons geweldig goed zullen gaan. Laten we er eens naar kijken. Ik heb zes redenen opgeschreven, die ik in dit hoofdstuk zie, waarom we niet in de greep van het ongeloof van de afgunst hoeven te zijn.

1) Vers 2: “Zij verdorren snel als gras, zij verwelken als het jonge groen.” Dus als u afgunstig begint te worden op een slecht mens, zoals die schoft die maar liefst een miljoen dollar won, dan zegt God: “Wacht eens even. Je wilt niet in zijn schoenen staan. Hij zal verdorren als gras, maar wie Gods wil doet blijft tot in eeuwigheid” (1 Johannes 2:17). Dit is dus argument nummer één.

Het wordt herhaald in vers 9: “Slechte mensen worden verdelgd, wie hopen op de HEER, zullen het land bezitten.” En in vers 10: “Nog even, en verdwenen is de zondaar.” Daarom, de eerste reden dat u afgunst niet de overhand moet geven als u het voelt jegens een ongelovige of iemand die onrechtvaardig is, is de gedachte: “Wacht eens even, God heeft in zijn woord gezegd dat deze persoon zal verwelken als een bloem – heel snel. Ze zullen verdwenen zijn en aan wie zal dan de voorspoed toevallen?”

2) Vers 3: “Bewoon het land en leef er veilig,” of, “voed u met (graas) trouw.” In andere woorden, dat is de beloning voor het vertrouwen op God. Vertrouw op de Heer en doe goed, dan zul je grazen in een groen land. Je verlangens zullen worden vervuld, en dat brengt ons bij de volgende.

3) Vers 4: “Zoek je geluk bij de HEER” (ofwel “Vertrouw op de HEER,”), “hij zal geven wat je hart verlangt.” Dat is een verbluffende belofte want afgunst komt meestal op als je niet hebt wat je hart verlangt. Je ziet iemand die iets heeft waarvan je wou dat jij het hebt, en je ziet dat dit verlangen in dit leven niet vervult is. Dus de beste manier om te strijden is door naar deze belofte te gaan en te zeggen: “Heer, u heeft met mij een verbond gesloten in vers 4. U zegt dat als ik mijn geluk bij u zoek, u mij zal geven wat mijn hart verlangt. Dus zoek ik mijn geluk bij u.”

Dat is een essentiële stap: voldoende vertrouwen op God zodat u berust op wie hij voor u is. Dat kan ook een diepgaand effect hebben op het soort verlangens die vervult moeten worden voordat u tevreden bent. Maar alle verlangens die u heeft, zullen uiteindelijk vervult zijn. Dat is de kern van die verbazingwekkende beloftes in Romeinen 8:32 (“Zal hij, die zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven, ons met hem niet alles schenken?”) of in 1 Korintiërs 3:21-23 (“Niemand van u moet zich daarom laten voorstaan op een ander mens, want álles is van u; of het nu Paulus, Apollos of Kefas is, wereld, leven of dood, heden of toekomst – álles is van u. Maar u bent van Christus en Christus is van God”). De Bijbel doet verbijsterende beloftes voor mensen die liever hun geluk bij de HEER zoeken dan in spullen.

4) Verzen 5 en 6: “Leg je leven in de handen van de HEER, vertrouw op hem, hij zal dit voor je doen: het recht zal dagen als het morgenlicht, de gerechtigheid stralen als de middagzon.” Ik kan me herinneren hoe enkele jaren geleden Steve en Susan Roy aan de overkant van ons woonden op Elliott Avenue. Steve had net ontslag genomen bij InterVarsity. Hij had nergens meer een functie. We wisten niet of hij aangenomen zou worden bij Bethlehem[4]. ’s Weekends schilderde hij. En voor Steve Roy, een theoloog door en door, was schilderen niet wat hij wou doen.

Op een dag toen we de straat overstaken, zei hij: “We hebben echt iets nodig ter aanmoediging.” Ik kan me herinneren dat ik daar op het trottoir stond. Hij zei: “Hier is je belofte voor vandaag: Jesaja 64:3: ‘Geen oog zag ooit een god buiten u, die opkomt voor wie op hem wacht.’” En zij zeiden me in de jaren erna telkens weer dat ook zij zich de ontmoeting van die middag goed kunnen herinneren. “God komt op voor wie op hem wachten.” Dat is het woord. En dat woord “opkomen” (“werken” in het Hebreeuws) zit daar min of meer ook in vers 5: “Hij zal dit voor je doen”. En de term “het recht zal dagen” is ook heel mooi want een van de dingen achter afgunst is het gevoel dat de dingen niet gaan zoals ze horen te gaan. Wij krijgen heel wat voor de kiezen terwijl bij iemand anders, die het niet eens verdient, de dingen meer voor de wind gaan. Wat we willen is rechtvaardigheid en dat is precies wat hier beloofd wordt. Het recht zal dagen.

5) Verzen 9 en 11: “Slechte mensen worden verdelgd, wie hopen op de HEER, zullen het land bezitten,” en “wie nederig zijn, zullen het land bezitten.” Als u nu zegt: “Wacht eens even. Ik ben geen Jood en ik denk niet dat ik Palestina zal erven,” let dan op. Alle beloftes van het Oude Testament gedaan aan de Joden zullen ofwel voor u in vervulling gaan zoals ze in vervulling gaan bij de Joden of nog beter.

Waar staat in het Nieuwe Testament een betere belofte met bijna exact dezelfde woorden als vers 11? De zaligsprekingen[5], namelijk: “Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten.” Goed, ik krijg dus niet Palestina maar het land. In feite zijn het in Romeinen 4:13 de gelovigen zoals Abraham die de erfgenamen van de wereld worden genoemd. 1 Korintiërs 6 stelt dat u over engelen zult oordelen. Tegen de discipelen zei hij dat ze op tronen zullen zitten en over de twaalf stammen van Israël zullen oordelen. Wij, de non-discipelen of non-apostelen, zullen over engelen oordelen. De Bijbel zit zo vol met de meest verbazingwekkende beloftes dat hij de bittere gevoelens die onder de afgunst borrelen, weg kan nemen.

6) Vers 11: “Wie nederig zijn, zullen het land bezitten en gelukkig leven in overvloed en vrede.” Het woord “overvloed” in deze vertaling roept een beeld op dat vandaag de dag niet echt helpt. In het Hebreeuws refereert het aan het welzijn van zij die vertrouwen.

Hier is dan een klein voorbeeld hoe u de strijd van het geloof strijdt in de morgen mocht afgunst in uw hart verschijnen. U neemt een tekst zoals deze, waarin staat “wees niet afgunstig,” en dan zegt u: “Heer, als ik deze afgunst moet overwinnen, zal ik enkele krachtige argumenten nodig hebben waarom ik moet berusten op u. Zou u mij enkele willen geven?” En daarna leest u stap voor stap. Als u bij eentje bent aangekomen, bidt u: “Heer, open mijn ogen om het wonderbaarlijke van deze belofte te zien. En gun mij vandaag door uw Geest alstublieft het vermogen om er van te genieten, er op te berusten, het te geloven, er naar te gaan, te leven en te handelen.” Dan gaat u door naar de volgende vers en gaat u ook daarmee aan de slag totdat God u tegemoet komt en dat lelijke ding, afgunst, bij u opheft.

Aanvullende munitie tegen ongeloof

Laten we een paar extra teksten pakken die u van pas kunnen komen in uw strijd tegen afgunst.

Spreuken 23:17: “Wees niet jaloers op zondaars, heb altijd ontzag voor de HEER.” En dan komt deze grote belofte: “Dan heb je een toekomst, je hoop gaat niet verloren.” Hier heb je iemand die naar een zondaar kijkt en ziet dat die voorspoed hebben. Dan begint die persoon het gevoel te krijgen dat hun eigen hoop niet echt succesvol zal zijn. Ze proberen te leven voor Christus maar de dingen lijken voor hen niet zo goed te gaan als ze gaan voor de zondaar. De Bijbel is zeer goed op de hoogte van dit probleem. Psalm 37 is met het oog hierop geschreven evenals psalm 73.

Soms helpen verhalen meer dan tekst. Vooral Bijbelse verhalen. Die hebben een manier om binnen te komen, die beschouwende literatuur niet heeft. Hier is een verhaal dat ik vaak gebruikt heb om mijn verzoekingen tot afgunst te overwinnen. Het verhaal gaat over de jongen met de vijf broden en twee vissen, vooral zoals het is opgenomen in Johannes 6.

In Johannes 6 toont Jezus barmhartigheid voor de menigte en zegt hij tegen zijn discipelen: “Geef deze mensen te eten.” En zij zeggen: “Stuur ze naar huis. We hebben voor 200 zilverlingen aan brood nodig om al deze mensen te eten te geven en het is al te laat.” Hij reageert: “Wel, wat heb je dan al?” En zij zeggen: “Deze kleine jongen heeft vijf gerstebroden en twee vissen. Maar wat hebben we daaraan voor zo veel mensen?” Stop hier eens en stel je eens voor hoe die kleine jongen omhoog kijkt en zegt: “Nou, dit is alles wat ik heb. Verder kan ik er ook niets aan doen.” En dat is wat we eigenlijk allemaal zijn. We zijn kleine kinderen met een waarde van vijf gerstebroden en twee vissen voor wat betreft onze talenten, uiterlijk, geld – of waar u zich ook maar minderwaardig door voelt. U kijkt om u heen naar al die sterke, prachtige, rijke mensen bij wie alles fantastisch gaat, en alles wat u heeft zijn vijf broden en twee vissen voor een taak waarvoor 200 zilverlingen aan brood nodig zijn. “Geef het aan mij.” Hij neemt het en – het volgende heeft u op de zondagsschool geleerd nietwaar? Het is een prachtige vertelling – en hij bidt, en hij voedt 5000 mannen, plus vrouwen en kinderen. Ik kijk hier naar en zeg: “Misschien is er toch hoop voor mijn vijf broden en twee vissen.”

En hoeveel manden bleven er over? Twaalf. Waarom? Eentje voor elke apostel die niet geloofde dat er genoeg was. Dat is precies waarom: om te laten zien dat als je dat geeft waarvan je denkt dat je niet genoeg hebt, je meer terugkrijgt dan wat je in de eerste plaats had gedroomd. Dit is een verhaal dat aan afgunst elke keer een kaakslag uitdeelt.

Als u begint te denken dat uw talenten te gering zijn, dat u niet kunt voldoen aan de behoeftes die er op dat moment spelen, komt Jezus tegemoet aan deze behoeftes. Hij kan dat piepkleine u nemen en het vermenigvuldigen. Thuis heb ik boven de deur een klein bordje hangen, dat Virginia Maderis me vijftien jaar geleden in Maryland schonk. Er staat op: “De wereld moet nog zien wat gedaan kan worden door een mens die geheel toegewijd is aan de Heer. Met Gods hulp probeer ik deze mens te zijn” – D.L. Moody[6].

“Liefhebben is stoppen met vergelijken”

Nog een laatste toelichting: ga met mij naar Johannes 21. U kent dit verhaal maar ik betwijfel of u er ooit aan dacht in relatie tot afgunst. Dat deed ik niet totdat ik het een poos geleden las in een boek. Dus dit is oorspronkelijk niet van mij maar ik ben er weg van en wil het daarom met u delen. Het is de situatie waarin Petrus die na zijn ontkenningen drie keer bevestigde dat hij van de Heer houdt, door Jezus is hersteld. In vers 18 staat: “Waarachtig, ik verzeker je: toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naar toe wilt.” Dit is wat Jezus tegen Petrus zegt. “Met deze woorden duidde hij aan hoe Petrus zou sterven tot eer van God.” Anders geformuleerd, hij zal een martelaar worden. Daarna zei hij tegen hem: “Volg mij.”

Petrus draaide zich om en zag dat de leerling van wie Jezus hield, hen volgde – dat is Johannes die zich tijdens de maaltijd naar Jezus toegebogen had om te vragen wie het was die hem zou verraden. Toen Petrus hem zag vroeg hij Jezus: “En wat gebeurt er met hem, Heer?” Wat is hier eigenlijk aan de hand? Waarom zegt hij dat? Hij zei: “U heeft me net verteld dat ik vermoord wordt. Hoe zit het dan met Johannes? Zal hij ook vermoord worden?” En je kunt direct onder de oppervlakte zien dat er afgunst is in Petrus’ hart. “Als dat niet zo is, is dat niet fair!” Goed, hoe gaat Jezus hiermee om?

“Maar Jezus antwoordde: ‘Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom. Maar jij moet mij volgen.’” Wat zegt hij daar? Ik denk dat hij zegt dat het zeer gevaarlijk is om omstandigheden met elkaar te vergelijken. Het is zeer riskant om talenten met elkaar te vergelijken. Ik herinner me nog van het Wheaton College, in de slaapzaal, dat Martin Noel, mijn RA[7] in die tijd, een klein stukje papier aan de buitenkant van zijn deur had, waarop stond: “Liefhebben is stoppen met vergelijken.” Dat is goed nieuws. Dat is geweldig. Jezus zegt hier: “Kijk eens, ga jezelf niet helemaal vergelijken met deze andere discipel. Wat ik voor hem heb, heb ik voor hem. Hier is wat ik voor jou heb: mij. Is dat genoeg?”

En dat is de oplossing voor afgunst. Net als de oplossing voor begeerte waar we vanochtend over spraken. Het is Jezus. “Volg mij. Als je achter me staat, als je me hebt, waarom zou je je nog om hem zorgen maken?” En dat is dus het antwoord: we hebben meer van Jezus nodig. We moeten beseffen wat voor ongelofelijke privilége het is om Jezus überhaupt te kennen. Jezus zei ergens anders: “Verheug je er echter niet over dat de geesten zich aan jullie onderwerpen, maar verheug je omdat jullie naam in de hemel opgetekend is.[8]” Het is zo’n verbluffend voorrecht om een discipel van Jezus Christus te zijn dat wat er van andere discipelen terecht komt, er niet toe doet. En zo vliegt afgunst ervandoor.


Noot van de vertaler

  1. Bijbelteksten zijn geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) van 2004
  2. Michael Dukakis en George W. Bush als kandidaten tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1988
  3. Koning David schreef Psalm 37
  4. Bethlehem Baptist Church in Minnesota
  5. Mattheüs 5:3-10
  6. Dwight Lyman Moody, evangelist (1837 – 1899)
  7. Resident Assistant; leider/coach van een studentengroep op de campus
  8. Lucas 10:20