Broeders, bid voor het seminarium

Uit Bijbelse Boeken en Preken

Ga naar:navigatie, zoeken

Verwante bronnen
More Door John Piper
Auteur Index
More Over Pastorale Ministerie
Onderwerp Index
Over deze vertaling
English: Brothers, Pray for the Seminary

© Desiring God

Share this
Onze Missie
Deze vertaling is van het Evangelie Vertalingen, een online dienst, de evangelie gecentreerde boeken en artikelen vrij verkrijgbaar in elke natie en taal.

Hier meer (English).
Hoe u kunt helpen
Als u goed Engels spreken, kunt u met ons vrijwillig als vertaler.

Hier meer (English).

Door John Piper Over Pastorale Ministerie
Een deel van de Brothers, We Are Not Professionals-serie

Vertaling door Bert Dijkhoff

Review U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).



We kunnen nooit teveel benadrukken hoe belangrijk onze seminaria zijn bij het vormen van de theologie en geest van de kerken, geloofsgemeenschappen en zendingsorganisaties. De teneur van de klaslokalen en docenten oefent een diepgaand effect uit op de teneur van onze kansels. Hetgeen waarover de docenten gepassioneerd zijn zal min of meer de passie worden van onze jonge predikanten. Wat zij verwaarlozen zal waarschijnlijk ook verwaarloosd worden op de kansels.

Toen ik een seminarium uitkoos, gaf iemand me een goed advies. “Een seminarium is één ding,” zei hij tegen me. “de faculteit der docenten. Kies niet een gemeenschap, een bibliotheek of een locatie. Kies een goede faculteit. Al het andere is incidenteel.” Met “goede faculteit” bedoelde hij natuurlijk niet louter charismatische persoonlijkheden. Hij bedoelde die prachtige combinatie van passie voor God, voor de waarheid, voor de kerk en het vergankelijke samen met een diep inzicht in God en zijn Woord, een hoge waardering voor de doctrinaire waarheid en voorzichtige interpretatie en uitleg van de onfeilbare Bijbel.

Ik geloof dat zijn advies de spijker op z’n kop slaat: kies een seminarium vanwege zijn docenten. Dat wil zeggen dat wanneer we bidden voor onze seminaria, we specifiek bidden voor de geesten en de harten van de faculteit en zij die hen beoordelen en aanwerven.

Als we een poosje stoppen met nadenken waarover te gaan bidden, beginnen we ons eigen idee van een predikantschap helder te krijgen. We kunnen niet bidden zonder doel. En we kunnen geen doel voor een seminariumfaculteit hebben tenzij we een visie hebben van het soort predikanten dat we willen zien afstuderen. Dus des te meer we proberen te bidden, des te meer zijn we gedwongen te bepalen wat we waarderen in het pastorale ambt. En als we dat helder hebben, beginnen we ons af te vragen wat voor soort persoon en pedagogie deze waarden uitdraagt.

Dus de wil om te bidden voor het seminarium brengt ons ertoe om ten minste een rudimentaire, pastorale theologie en een filosofie over een theologische opleiding te ontwikkelen. Wat nu volgt is een babystapje in deze richting – een ruwe schets van wat ik denk dat onze seminaria nodig hebben. Mijn smeekbedes clusteren in drie groepen. In elke groep weerklinkt een Bijbelse waarde waarop we ons volgens mij moeten richten, en waar we voor zouden moeten bidden, in de pastorale opleiding.

Onder het allesomvattend doel van Gods glorie (eerste smeekbede), geven smeekbedes 2-7 mijn doel weer om een berouwvolle en bescheiden gevoel voor menselijke tekortkomingen te koesteren. “Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken … zonder mij kun je niets doen” (Johannes 15:5)1 “Maar wij zijn slechts een aarden pot voor deze schat; het moet duidelijk zijn dat onze overweldigende kracht niet van onszelf komt, maar van God” (2 Korintiërs 4:7). “Wie is geschikt voor deze taak?” (2 Korintiërs 2:16).

Smeekbedes 8-11 geven mijn doel weer dat we een grote passie moeten koesteren voor Christus’ alles-overkoepelende voorziening, en dat, boven alle enthousiasme over hedendaagse trends in het predikantschap, de overweldigende bezieling van een predikantenhart uitgaat naar de onveranderlijke fundamenten van het geloof. “Maar wat voor mij winst was, ben ik omwille van Christus als verlies gaan beschouwen. Sterker nog, alles beschouw ik als verlies. Het kennen van Christus Jezus, mijn Heer, overtreft immers alles” (Filippenzen 3:7-8).

Smeekbedes 12-21 geven mijn doel weer om een sterke trouw te koesteren voor alles van de Schrift, en dat wat de apostelen en profeten predikten en leerden in de Schrift op waarde zal worden geschat via onze voorzichtige en getrouwe uitleg aan Gods mensen. “Span je in om voor God te staan als iemand die betrouwbaar is. Zorg dat je je niet voor je werk hoeft te schamen en verkondig regelrecht de waarheid” (2 Timotheüs 2:15).

Deze gebeden wil je toevoegen aan dat waar je eigen hart op gebrand is voor de seminaria die je diepste zorg hebben. En deze zijn essentieel, denk ik, om voor kracht en zuiverheid in onze kerken te zorgen.

Ik bid:

  1. Dat het opperste, oprechte en uitdrukkelijk doel van elk faculteitslid moge zijn te leren en leven op zo’n manier dat zijn studenten komen om de glorie van God met withete intensiteit te bewonderen (1 Korintiërs 10:31; Mattheüs 5:16).
  2. Dat, onder de vele manieren waarop dit doel gezocht kan worden, de hele faculteit het zal zoeken op de manier die voorgesteld is in 1 Petrus 4:11: Dien “vanuit de kracht die God u geeft. Want zo doet u alles tot eer van God, dankzij Jezus Christus.”
  3. Dat de uitdaging van het predikantschap op zo’n manier gepresenteerd wordt dat van binnenuit de vraag in studentenharten omhoog komt: “Wie is geschikt voor deze taak?” (2 Korintiërs 2:16).
  4. Dat in elke opleiding de onmisbare en kostbare gaven verkregen door de Heilige Geest een aanzienlijke nadruk krijgen in vergelijking met de andere middelen voor pastoraal succes (Galaten 3:5).
  5. Dat docenten de pastorale houding koesteren zoals die tot uitdrukking wordt gebracht in 1 Korintiërs 15:10 en Romeinen 15:18: “Ik heb harder gezwoegd dan alle andere apostelen, niet op eigen kracht maar dankzij Gods genade … Ik zal over niets anders spreken dan wat Christus door mij tot stand brengt om de heidenen tot gehoorzaamheid te brengen.”
  6. Dat de armoedigheid van geest waarover het in Mattheüs 5:32 ging, en de nederigheid en zachtmoedigheid genoemd in Colossenzen 3:122 en Efeziërs 4:22 en 1 Petrus 5:5-62 zich manifesteren via het bestuur, de faculteit en het studentenorgaan.
  7. Dat de faculteit via voorschrift en voorbeeld bij studenten de immense pastorale behoefte aan onophoudelijk bidden onder de aandacht moge brengen evenals de behoefte om te wanhopen bij alles succes behaald zonder volhardend te bidden in vertrouwen op Gods gratis genade (Mattheüs 7:7-11; Efeziërs 6:18).
  8. Dat de faculteit studenten zal helpen voelen wat voor iets onbeschrijfelijks kostbaars het is om genadevol behandeld te worden door de heilige God, zelfs als we het verdienen om voor eeuwig in de hel gestraft te worden (Mattheüs 25:46; 18:23-25; Lucas 7:42, 47).
  9. Dat, vanwege onze seminariumfaculteiten, honderden predikanten, 50 jaar na dit moment, de woorden van John Newton3 op hun sterfbedden zullen herhalen: “Mijn geheugen werkt nauwelijks nog maar ik herinner me twee dingen: dat ik een grote zondaar ben en Jezus een grote Verlosser.”
  10. Dat de faculteit studenten zal inspireren tot onvoorwaardelijk en dolgelukkige blijdschap in de eerbiedwaardige waarheden van de Schrift. “De bevelen van de HEER zijn eenduidig: vreugde voor het hart ” (Psalm 19:9).
  11. Dat elke docent een pedagogische stijl zal ontwikkelen gebaseerd op James Denneys4 grondstelling: “Niemand kan de indruk wekken dat hijzelf slim is en dat Christus machtig is om te redden” [citaat in John Stott5, Tussen twee werelden: De preekkunst in de twintigste eeuw6 (Grand Rapids, MI: William B. Eerdmans Publishing Co., 1982), p. 325].
  12. Dat in de behandeling van de Schrift er geen onvolledige inschatting is van wat waardevol is voor het preken en voor het leven.
  13. Dat studenten respect en een behandelwijze zullen ontwikkelen voor de verschrikkelijke waarschuwingen van de Schrift evenals voor zijn prachtige beloftes, en dat het bevel om er naar te “streven een heilig leven te leiden” (Hebreeën 12:14) niet afgezwakt wordt maar bekrachtigd door de verzekering van goddelijke mogelijk making. “Moge de God van de vrede … u toerusten met al het goede, zodat u zijn wil kunt doen. Moge hij in ons datgene tot stand brengen wat hem welgevallig is, door Jezus Christus, aan wie de eer toekomt, tot in alle eeuwigheid. Amen” (Hebreeën 13:20-21).
  14. Dat er een sterke en duidelijke overtuiging moge zijn dat de diepe en constante studie van de Schrift de beste manier is om wijs te worden ten gunste van de omgang met menselijke problemen. “Elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven, zodat een dienaar van God voor zijn taak berekend is en voor elk goed doel volledig is toegerust” (2 Timotheüs 3:16-17).
  15. Dat de faculteit niet de hedendaagse stemming representeert zoals van kritische studies die “minimale eenheid en brede diversiteit” zien in de Bijbel, maar dat ze streven naar de eenduidige “wil van God” en studenten helpen om te zien hoe alles in elkaar past. “Ik heb immers mijn uiterste best gedaan om u vertrouwd te maken met Gods wil” (Handelingen 20:27).
  16. Dat expliciete Bijbelse inzichten elke leereenheid doordringen zelfs als kwesties worden behandeld met behulp van de taal en denkmodellen geleend van de moderne wetenschappen.
  17. Dat God en zijn Woord niet voor gegeven worden aangenomen als het stilgezwegen “uitgangspunt” dat niet besproken of bewonderd wordt.
  18. Dat de faculteit de “strenge discipline” van tekstanalyse zal vermengen met een intense verwijzing naar de waarheid en schoonheid van Gods Woord.
  19. Dat verse ontdekkingen gedaan zullen worden tijdens de studie van de Schrift en gedeeld zullen worden met de kerk via artikelen en boeken.
  20. Dat de faculteit, decanen en directeuren wijsheid en moed van God mogen ontvangen om afspraken te maken die de vervulling van deze smeekbeden bevorderen.
  21. En dat besturen en allen die een leiderschapsrol vervullen oplettend zullen zijn ten aanzien van het facultair moreel en de trouwheid aan de leer, en de nodige discipline zullen doorvoeren om de Bijbelse trouw te bewaren in alles wat gedoceerd en gedaan wordt.

Broeders, laat ons niet slechts de seminaria bekritiseren en becommentariëren. God houdt van zijn kerk en zijn waarheid. Hij schrijft voor dat zijn werk wordt gedaan via de bemiddeling door zijn mensen. Generaties van trouwhartigheid staan op het spel. Daarom, broeders, laat ons bidden voor de seminaria.


Noot van de vertaler

1 Tenzij anders aangegeven zijn Bijbelteksten geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV)

2 Herziene Statenvertaling (HSV)

3 John Henry Newton, Britse slavenhandelaar, Anglicaanse priester en liedschrijver best bekend van Amazing grace; (1725 –1807)

4 Schotse theoloog, Christelijke predikant (1856 – 1917)

5 Britse theoloog, Anglicaan (1921-2011)

6 Originele titel: Between Two Worlds: The Art of Preaching in the Twentieth Century