De vreugde van God in de gebeden van de oprechten

Uit Bijbelse Boeken en Preken

Ga naar:navigatie, zoeken

Verwante bronnen
More Door John Piper
Auteur Index
More Over Gebed
Onderwerp Index
Over deze vertaling
English: The Pleasure of God in the Prayers of the Upright

© Desiring God

Share this
Onze Missie
Deze vertaling is van het Evangelie Vertalingen, een online dienst, de evangelie gecentreerde boeken en artikelen vrij verkrijgbaar in elke natie en taal.

Hier meer (English).
Hoe u kunt helpen
Als u goed Engels spreken, kunt u met ons vrijwillig als vertaler.

Hier meer (English).

Door John Piper Over Gebed
Een deel van de The Pleasures of God-serie

Vertaling door Bert Dijkhoff

Review U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).



Spreuken 15:81

Het offer van de goddelozen is de HEER een gruwel,
het gebed van de oprechten
is hem welgevallig.

Vorige week maakten we een bocht in onze serie over de vreugdes van God. Tot die tijd richtten we ons op de vreugdes van God in zijn eigen perfecties en zijn eigen werken: de schepping en de voorzienigheid. We benadrukten zijn zelfredzaamheid en zijn overstromende volheid van vreugde en zijn onafhankelijke vrijheid zonder dwang of inperking of omkoping of afpersing.

Inhoud

De belangrijkste praktische vraag

Vorige week gingen we overwegen welke reacties van de mensen God vreugde zouden geven. Vanuit een praktisch standpunt lijkt de volgende vraag de belangrijkste van allemaal: Hoe kan ik als zondaar God verblijden? Wat kan ik doen of wat kan ik zijn voor Gods genoegen?

Als er geen mogelijkheid zou zijn om God te verblijden …

Ik neem aan dat zelfs als God mij toestond om in de hemel te zijn als iemand die voor hem zeer onaangenaam is, dat dan niet de hemel maar de hel zou zijn. Hoe zouden we het kunnen verdragen om te leven in de nabijheid van God als hij zich alleen maar walgend van ons afwendt en niets opbeurends ziet als hij naar ons kijkt?

Paulus zei in 2 Korintiërs 5:9 dat of hij nou in de hemel zou zijn of op aarde, hij zich tot doel zou stellen te doen wat God wil. Het zou eeuwige ellende geven als er geen manier was waarop onze reactie op een heilige God hem zou bevallen of verblijden.

Waarom zoveel tijd besteden aan Gods vreugde in zichzelf?

Iemand zou kunnen vragen, als dit de meest praktische vraag is, waarom heb je dan zeven weken gesproken over Gods vreugde in zichzelf in de plaats van direct te beginnen met de praktische kwestie hoe we het hart van God kunnen verblijden?

Het antwoord is dat het beeld van God dat is ontstaan in die zeven berichten de basis is van mijn hoop dat ik, ook al ben ik een zondaar, toch in staat zal zijn om God te verblijden. En zo’n hoop heeft een stevige basis nodig! Hoe je beeld van God is, bepaalt hoe je denkt God te kunnen verblijden. En hoe iemand besluit om te proberen God te verblijden, is het meest lot bepalend besluit dat iemand kan maken.

Wat als u ontdekte (net als de Farizeeërs) dat u uw hele leven had gewijd aan het proberen om God te plezieren, terwijl u de hele tijd dingen deed die in Gods ogen een gruwel waren? Iemand zou nu kunnen zeggen, ik denk niet dat zoiets mogelijk is; God zou zo’n persoon niet afwijzen. Ziet u wat die persoon heeft gedaan? Hij heeft zijn overtuiging over wat God zou plezieren gebaseerd op zijn idee hoe God is. Dat is precies de reden waarom we moeten beginnen met het karakter van God. Dat is waarom we moesten beginnen met de vreugdes van God in zichzelf.

Wat we zagen in die berichten was dat God geen behoeften heeft, waarvoor verlangt zou kunnen worden dat ik ze bevredig. God heeft geen tekorten waarvoor van mij verlangt zou kunnen worden dat ik ze aanvul. Hij is in zichzelf compleet. Hij stroomt over van vreugde in de bond van de Drievuldigheid. Het eindresultaat hiervan is dat God een bergbron is en geen waterbak. Een bergbron vult zichzelf. Constant loopt ze over en heeft ze nieuwe aanvoer. Een waterbak moet gevuld worden met een pomp of met emmers. Dus je doet een bron recht als je ervan drinkt en niet door water de helling op te sjouwen en dat in de bron te gooien. Omdat God zo is, wekt het ons geen verbazing als we uit de Schrift leren, en ons geloof is gesterkt om dat vast te houden, dat de manier om God te verblijden bestaat uit tot hem komen om te krijgen en niet om te geven, te drinken en niet om water te geven.

Mijn hoop als radeloze zondaar die leeft in een woestijn vol onrechtvaardigheden is verankerd in deze Bijbelse waarheid: dat God de soort God is, die wordt verblijd met het enige wat ik te bieden heb – mijn dorst. Dat is waarom de onafhankelijke vrijheid en zelfredzaamheid van God voor mij zo waardevol zijn: ze vormen de basis van mijn hoop dat God niet blij wordt van de ideeënrijkdom van aanleverende waterdragers maar wel van het neer knielen door gebroken zondaars om te drinken van de bronfontein der genade.

Of zoals we vorige week zeiden,

Niet de kracht van paarden verheugt hem,
niet de sterkte van soldaten geeft hem vreugde,
vreugde vindt de HEER in wie hem eren
en in wie hopen op zijn liefde en trouw.2

Met andere woorden, dit onbeschrijfelijk goede nieuws voor hulpeloze zondaars, dat God geen vreugde vindt als we hem onze kracht aanbieden maar wel als we onze hoop in de zijne stellen, dit goede nieuws dat ik hard nodig heb om keer op keer te horen, is stevig gefundeerd in een beeld van een God die almachtig, zelfredzaam en vrij is. De reden waarom we niet rechtstreeks sprongen naar de praktische vraag hoe ik God kan verblijden, is tweeledig:

  1. onze pogingen om God vreugde te brengen zouden bijna zeker zelfverheffend en regeltrouw worden als we dat beeld van God niet hadden; en
  2. onze hoop in de overvloedige genade van God zou eenvoudigweg niet stand houden zonder de diepe fundering in de leer van God.

Bidden als de uitwerking van onze dorst

Vandaag kijken we naar de tekst die een uitbreiding geeft van het goede nieuws over de menselijke reacties waarin God vreugde vindt. Je zou kunnen zeggen dat de tekst van vandaag een specifieke toepassing of uitwerking is van de tekst van vorige week. De tekst is Spreuken 15:8,

Het offer van de goddelozen
is de HEER een gruwel,
het gebed van de oprechten
is hem welgevallig.

Mijn hoop is dat het effect van dit bericht niet alleen een aanmoediging voor u zal zijn om te gaan bidden, maar vooral dat de natuur van God als bronfontein van vrije genade wordt herbevestigd – dat God de soort God is, die de intenste vreugde niet vindt in het stellen van eisen maar in de bevrediging van behoeften. Bidden is zijn genot omdat bidden de reikwijdte van onze armoede laat zien en de rijkdom van zijn genade. Bidden is die wonderlijke transactie waarin de weelde van Gods glorie wordt vergroot en aan de verlangens van onze ziel tegemoet wordt gekomen. Daarom vindt God vreugde in de gebeden van de oprechten.

Laten we onze gedachten glijden over Spreuken 15:8 door enkele vragen te stellen en te onderzoeken waarom God de offers van goddelozen verafschuwt en geniet van de gebeden van de oprechten.

Hoe kan offeren God een gruwel zijn?

Mijn eerste vraag is de volgende: Hoe kan zoiets goeds als een offer aan God, dat God voorschreef in het boek Leviticus, een gruwel voor de Heer worden? De eerste helft van onze tekst luidt: “Het offer van de goddelozen is de HEER een gruwel.”

Gods aandacht voor de staat van het hart

Het antwoord lijkt te zijn dat een daad die op zich goed is, voor God slecht kan worden wanneer deze wordt gedaan met de verkeerde innerlijke instelling. Een handeling die aan de buitenkant voor ons vroom lijkt, kan in Gods ogen gruwelijk zijn omdat het komt van een fout hart. Het lijkt erop dat er hier een principe wordt toegepast, die zoiets als het volgende inhoudt: de schoonheid van een handeling is de uitwerking van innerlijke schoonheid en de lelijkheid van een handeling is de uitwerking van innerlijke lelijkheid.

Omdat God altijd naar het hart kijkt (1 Samuel 16:7), kijkt hij niet naar onze daden zoals mensen dat doen, maar ziet hij ze als verlenging van wat hij innerlijk waarneemt. Of onze daden immoreel zijn zoals stelen en overspel, of moreel zoals kerkbezoek en gemeenschapsdienst, beide zullen in Gods ogen een gruwel zijn als het hart niet goed is.

Paulus leert ons hetzelfde als hij zegt in Romeinen 14:23: “Wat niet uit geloof voortkomt is zondig.” En Hebreeën 11:6 leert ons dit als er staat: “Zonder geloof is het onmogelijk God vreugde te geven.” In feite gaat het in Hebreeën 11:4 om de kwestie van de offers die we hier in Spreuken 15:8 zien, namelijk waarom Abels offer door God werd aanvaard en die van Kaïn niet. De reden is dat Abels offer was gebracht door het geloof en die van Kaïn niet, en zonder geloof is een offer niet welgevallig voor God, het is een gruwel.

Dus ik beantwoord onze eerste vraag door te stellen dat de reden waarom een goede daad (zoals een offer) voor God een gruwel kan zijn, is dat een daad door God gezien wordt als een uitwerking of een verlenging van de staat van het hart. Als het hart slecht is, zijn de uitgevoerde daden, ongeacht hoe vroom of moreel, een gruwel voor God.

Een mogelijk bezwaar

Er is hiertegen een eventueel bezwaar. Iemand zou kunnen zeggen dat als je de profeten zoals Jesaja en Amos leest, de reden dat God de offers en gebeden van de goddelozen veracht niet hun innerlijke instelling is maar hun uiterlijk gedrag als ze niet in de tempel zijn.

Bijvoorbeeld, in Jesaja 1:13 zegt de profeet: “Houd op met die zinloze offergaven. Ik heb een afschuw van jullie wierook; jullie feesten, nieuwemaan en sabbat, ik duld ze niet naast al dat wangedrag.” Dan in vers 15 (aan het einde) en in vers 16 zegt Jesaja waarom God zo ontstemd is over de aanbidding door zijn volk: “Aan jullie handen kleeft bloed! Was je, reinig je, maak een eind aan je misdaden, ik kan ze niet meer zien. Vermijd alle kwaad en leer goed te doen. Zoek het recht, houd tirannen in toom, bied wezen bescherming, sta weduwen bij.”

Is het dan niet zo dat God de offers van de goddelozen verafschuwt gewoon omdat hij de inconsistentie haat van iemand die doordeweeks gewetenloos is en vroom op zondag?

Het probleem van dit bezwaar is dat het niet bij de kern van de zaak komt. Ja, God haat die inconsistentie. Maar wanneer een slecht mens bij God komt en een offer maakt met een hart vol berouw, wordt zijn offer aanvaard. Dat is nou net de bedoeling van een zondoffer. Iemand die zondig was gedurende die week, kan geaccepteerd worden via het offer als deze gepaard gaat met een berouwvol hart.

Dus wat Jesaja eigenlijk zegt is dat God offers van de onrechtvaardigen verafschuwt omdat ze bij de Heer komen met harten die niet gebroken zijn door hun zonde, en zonder ware intentie om afstand van zondigheid te nemen. En deze staat van het hart bestaande uit koppigheid en onboetvaardigheid, is waarom hun offers een gruwel zijn voor God.

Dus ik denk dat onze conclusie vast staat: de offers van de goddelozen zijn een gruwel omdat God al onze daden ziet als verlenging of uitwerking van het hart, en waar het hart slecht is, is de daad slecht ongeacht of deze seculier of religieus is.

Wat is een oprecht hart?

Mijn tweede vraag luidt: wat is de kern van de slechtheid van dat hart? Of, nog belangrijker, wat is het tegendeel van zo’n hart? Wat maakt iemand oprecht in plaats van onrechtvaardig in het hart zodat diens gebeden God behagen in plaats van een gruwel voor hem te zijn? Ik noem precies twee kenmerken van het oprechte hart.

Het hart dat huivert voor het woord van de Heer

Het eerste kenmerk van een oprecht hart is dat het huivert voor het woord van de Heer. Dit haal ik uit Jesaja 66 dat over deze specifiek zaak gaat van iemand die aanbidt op een manier die God bevalt en iemand die aanbidt op een manier die dat niet doet. Vers 3 beschrijft de goddelozen die hun offers brengen. Deze gaat als volgt: “Wie echter een stier slacht maar ook een mens doodt, wie een schaap offert maar ook een hond de nek breekt.” Met andere woorden, hun offers zijn een gruwel.

Waarom? Vers 4: “Ik heb geroepen, maar niemand gaf antwoord, ik heb gesproken, maar zij luisterden niet.” Hun offers waren gruwelijk voor God omdat deze mensen doof waren voor zijn stem.

Maar hoe zit het met hen wiens gebeden God hoorde? Vers 2 luidt: “Toch sla ik acht op wie verdrukt wordt, op mensen met een gebroken geest, op ieder die huivert voor mijn woorden.” Daarom concludeer ik hieruit dat het eerste kenmerk van de oprechten, van wie de gebeden een vreugde voor God zijn, is dat ze huiveren voor Gods woord. Dat zijn de mensen op wie God acht slaat.

Dus het gebed van de oprechte, dat God verheugt, komt van een hart dat in eerste instantie onzekerheid voelt in de nabijheid van God. Het huivert zoals Josia toen hij de voorlezing van de wet van God hoorde, want het voelt zich zo ver af van Gods ideaal en zo kwetsbaar voor zijn oordeel en zo hulpeloos en zo schuldig voor zijn falen.

Dit is precies wat David zegt in Psalm 51:19, “Het offer voor God is een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart zult u, God, niet verachten.”

Dit is wat de Heer zei (tegen Salomo in 2 Kronieken 7:14) wat het eerste is dat een gebed aanvaardbaar voor God maakt: “En wanneer dan mijn volk, het volk dat mij toebehoort, het hoofd buigt, al biddend mijn aanwezigheid zoekt …. dan zal ik het aanhoren vanuit de hemel.”

Dus het eerste kenmerk van het oprecht hart waarvan de gebeden de Heer verblijden, is gebrokenheid, berouw, bescheidenheid, huivering. Met andere woorden, wat een hart oprecht maakt en gebeden een vreugde voor God, is een gevoeld besef van onze enorme behoefte aan genade.

Het hart dat vertrouwen heeft in de genade van God

Het andere ding dat het oprecht hart kenmerkt is vertrouwen in de bereidheid en kracht van God om genade te verlenen. Psalm 4:6 luidt: “Breng de juiste offers, heb vertrouwen in de HEER.” Volgens mij betekent dit dat een essentieel deel van het oprechte hart waarvan de offers geen gruwel zijn, vertrouwen is.

We zouden gemakkelijk de vergissing kunnen maken dat wanneer er in het Oude Testament staat “oprechte” of “rechtvaardige”, het niet ons kan betekenen want wij zijn nog zondaars. Maar de rechtvaardigen en de oprechten zijn niet perfect. Zij zijn mensen die hun zondes toegeven, deze haten en God vertrouwen dat hij vergeeft en helpt.

Een van de beste plaatsen om dit te lezen is Psalm 32. Deze begint: “Gelukkig de mens van wie de ontrouw wordt vergeven, van wie de zonden worden bedekt.” Deze psalm gaat dus over vergeven zondaars en niet over perfecte mensen. Want tot slot onderscheidt hij de slechte mensen van de rechtvaardigen en oprechten. Wat is het verschil? Verzen 10-11:

Een slecht mens heeft veel leed te verduren,
maar wie op de HEER vertrouwt wordt met liefde omringd.
Verheug u in de HEER, rechtvaardigen,
en juich, zing het uit, allen die oprecht zijn van hart.

Vers 10 vergelijkt slechte mensen met hen die VERTROUWEN op de Heer. Daarna noemt vers 11 hen rechtvaardigen en oprechten van hart. En het woord “oprecht” is afgeleid van dezelfde stam als het woord “oprechten” in Spreuken 15:8.

Hierbij trek ik de conclusie dat er minstens twee essentiële kenmerken van het oprecht hart zijn. In de eerste plaats huivert het voor het woord van God. Het voelt onzekerheid en hulpeloosheid en heeft een enorme behoefte aan genade. Dan, in de tweede plaats, vertrouwt het erop dat de genade van God zal vergeven en helpen en redden.

Waarom geniet God van de gebeden van de oprechten?

Waarom is het dan dat God geniet van de gebeden van de oprechten? Hij geniet van hun gebeden om dezelfde reden dat hij de offers van goddelozen verafschuwt – omdat de gebeden van de oprechten de verlengingen en uitwerkingen zijn van het hart. Maar, anders dan de harten van goddelozen, vergroten de harten van de oprechten de kracht en genade van God.

Het gebed van de oprechte is een vreugde voor God omdat het de hartstochten tot uitdrukking brengt, die een beroep doen op de totale voorziening van God.

Dus de tekst van deze week brengt ons een stap verder ten opzicht van die van vorige week. Vorige week zagen we in Psalm 147:11 dat “de HEER vreugde vindt in wie hopen op zijn liefde.” Vandaag zien we dat de Heer vreugde vindt in de gebeden die deze hoop tot uitdrukking brengen. De reden waarom onze hoop God verheugt is dat het laat zien dat al onze blijheid komt van de overvloed van zijn genade. En de reden dat onze gebeden God verheugen is dat ze de Godverheerlijkende hoop tot uitdrukking brengen.

Het is iets prachtigs waarvoor geen woorden zijn – vooral in het uur van de dood – dat we een God hebben, die van nature zo is dat hij geen vreugde vindt in ons werk voor hem maar in onze behoefte aan hem.

Een afsluitende evangelische oproep

Ik sluit af met deze evangelische oproep: verheerlijk de God die u geschapen heeft! Verheug het hart van de God die van u houdt! Hoe? Schuif in gebed nader tot de troon van Gods genade, buig voor zijn majestueuze macht, en drink op uw knieën uit de rivier van het water des levens, die ontspringt aan de troon van God (Openbaring 22:1).

De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom!’ Laat wie luistert zeggen: ‘Kom!’ Laat wie dorst heeft komen; laat wie dat wil vrij drinken van het water dat leven geeft.3

Noot van de vertaler

1Bijbelteksten zijn geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV)

<p>2 Psalmen 147:10, 11
3 Openbaring 22:17

</p>