Een passie voor Christus-vererende macht

Uit Bijbelse Boeken en Preken

Ga naar:navigatie, zoeken

Verwante bronnen
More Door John Piper
Auteur Index
More Over Christelijke Biografie
Onderwerp Index
Over deze vertaling
English: A Passion for Christ-Exalting Power

© Desiring God

Share this
Onze Missie
Deze vertaling is van het Evangelie Vertalingen, een online dienst, de evangelie gecentreerde boeken en artikelen vrij verkrijgbaar in elke natie en taal.

Hier meer (English).
Hoe u kunt helpen
Als u goed Engels spreken, kunt u met ons vrijwillig als vertaler.

Hier meer (English).

Door John Piper Over Christelijke Biografie
Een deel van de 1991 Bethlehem Conference for Pastors-serie

Vertaling door Bert Dijkhoff

Review U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).



Martyn Lloyd-Jones over de noodzaak van wederopstanding en doop met de Heilige Geest

Bethlehem Conferentie voor Predikanten 1991

Inhoud

Martyn Lloyd-Jones de predikant

In juli 1959 waren Martyn Lloyd-Jones en zijn vrouw Bethan op vakantie in Wales. Ze bezochten een klein kapelletje voor een gebedsbijeenkomst op zondagmorgen en Lloyd-Jones vroeg hen: “Wilt u dat ik deze morgen het woord doe?” De mensen aarzelden want het was in zijn vakantie en ze wouden niet onnodig een beroep doen op zijn energie. Maar zijn vrouw zei: “Laat hem, preken is zijn leven” (zie voetnoot 1). Dat is een ware uitspraak. In het voorwoord van zijn indrukwekkend boek, Prediking en Predikers, zei hij: “Preken is mijn levenswerk … voor mij is het werk van de prediking de hoogste en de geweldigste en de meest glorieuze roeping waartoe iemand kan worden opgeroepen (zie voetnoot 2).

Velen noemden hem de laatste der calvinistisch-methodistische predikanten omdat hij Calvijns liefde voor de ware en zuivere gereformeerde leer combineerde met het vuur en de passie van de 18de -eeuwse methodistische opleving (zie voetnoot 3). Veertig jaar geleden preekte hij van de kansel in Westminster Chapel te Londen. Normaliter betekende dat elk weekend drie verschillende preken, vrijdagavond, zondagmorgen en zondagavond. Aan het eind van zijn carrière merkte hij op: “Ik kan eerlijk gezegd beweren dat ik niet de weg over zou steken om mezelf te horen preken” (zie voetnoot 4).

Maar zo voelden anderen het niet. Toen J.I. Packer1 een 22-jarige student was hoorde hij in het schooljaar 1948-1949 Lloyd-Jones elke zondagavond een preek houden. Hij zei dat hij “nog nooit iemand op die manier had horen preken.” Het kwam bij hem binnen “met de kracht van een elektrische schok wat bij ten minste een van zijn toehoorders meer een gevoel voor God opleverde dan elk ander mens” die hij kende had kunnen opwekken (zie voetnoot 5).

Velen van ons hebben deze schok gevoeld, zelfs via de geschreven vorm van Lloyd-Jones’ preken. Ik herinner me heel duidelijk dat ik op Urbana ’67 George Verwer2 heb horen zeggen dat Lloyd-Jones’ beide boekdelen over de Bergrede het allerbeste zijn wat hij ooit gelezen had. Ik kocht de boeken en las ze in de zomer van 1968 tussen college en seminarium. Het effect was onvergetelijk. Sinds ik een kleine jongen was luisterend naar de preken van mijn vader, was ik niet zo onder de indruk van wat J.I. Packer noemde: “de grootheid en het gewicht van spirituele zaken” (zie voetnoot 6). Dat was de invloed die hij had en nog steeds heeft op veel mensen. Door sommigen werd hij eenvoudigweg de “grootste predikant van deze eeuw” genoemd (zie voetnoot 7).

Een sketch van zijn leven

Zijn pad naar Westminster was uniek. Hij werd geboren in Cardiff, Wales op 20 december 1899. Hij verhuisde naar Londen met zijn familie toen hij 14 was en hij ging naar de medische school St. Bartholomew’s Hospital waar hij zijn titel Doctor of Medicine in 1921 behaalde en de belangrijkste klinisch assistent werd van Sir Thomas Horder. De beroemde Horder beschreef Lloyd-Jones als “de scherpzinnigste denker die ik ken” (zie voetnoot 8).

Tussen 1921 en 1923 onderging hij een diepgaande bekering. Het veranderde zijn leven zodanig dat het een passie voor het preken opleverde, die veel zwaarder woog dan zijn roeping om arts te worden. Hij voelde een diep verlangen om terug te keren naar zijn geboortegrond in Wales en er te preken. Zijn eerste preek daar was in april 1925 en de toon die hij zette was het terugkerend thema in zijn leven: Wales had niet nog meer toespraken over sociale actie nodig, wat het nodig had was “een grote spirituele ontwaking.” Dat thema over wedergeboorte en kracht en ware vitaliteit bleef zijn levenslange passie (zie voetnoot 9).

In 1926 werd hij geroepen om predikant te worden van de Bethlehem Forward Movement Mission Church in Sandfields, Aberavon, en het jaar daarna trouwde hij op 8 januari met Bethan Phillips, een van zijn vroegere medestudenten geneeskunde. In het verloop van hun gezamenlijk leven kregen ze twee dochters, Elizabeth en Ann.

Zijn prediking werd beroemd in geheel Groot-Brittannië en Amerika. Het was populair, kristalhelder, zuiver in de leer, logisch en vol passie. In 1937 predikte hij in Philadelphia, en G. Campbell Morgan3 was daar toevallig ook. Die was zo onder de indruk dat hij zich geroepen voelde om Lloyd-Jones als zijn partner te bezoeken in Westminster Chapel te Londen.

In die tijd werd Lloyd-Jones in overweging genomen voor de post van directeur van het Calvinistic Methodist College in Bala, Noord-Wales. Daarom weigerde hij tijdelijk de vraag van Westminster om er een permanent staflid te worden. Maar het college wees hem af. Zijn belangrijkste voorstander in het collegebestuur had de trein gemist en kon zijn sollicitatie naar die directeurspost niet ondersteunen. En aldus accepteerde hij het verzoek van Westminster en bleef er 29 jaar tot zijn pensioen in 1968.

Ik moet hier even stoppen en dank uitspreken voor de teleurstellingen, kenteringen en tegenslagen in onze levens, die God gebruikt om ons daar te brengen waar hij ons hebben wil. Hoe anders zou het modern evangelisch christendom in Groot-Brittannië zijn als Martyn-Lloyd niet 30 jaar lang in Londen zou hebben gepredikt. Hoe anders zou mijn leven zijn geweest als ik zijn preken in de zomer van 1968 niet had gelezen! Prijs de Heer voor gemiste treinen en ander zogenaamde pech!

Lloyd-Jones en G. Campbell Morgan waren samen dominee tot Morgans pensionering in 1943. Vanaf toen was Lloyd-Jones bijna 30 jaar lang de enige predikkende dominee. In 1947 bestond het bezoek van de zondagmorgen uit ongeveer 1500 mensen en de zondagavond werd door 2000 mensen bezocht want ze werden aangetrokken door de helderheid, kracht en dogmatische diepgang van zijn prediking. Hij droeg een somber, zwart gewaad uit Genève en gebruikte geen trucjes of grappen. Net als Jonathan Edwards tweehonderd jaar ervoor boeide hij zijn publiek met het zuiver gewicht en de intensiteit van zijn visie op de waarheid.

In 1968 werd hij ziek en beschouwde dat als een teken om met pensioen te gaan waarna hij zichzelf meer wijdde aan het schrijven. Dat zette hij zo’n twaalf jaar voort en hij stierf vredig in zijn slaap op 1 maart 1981.

Wedergeboorte is een doop in de Heilige Geest

Vanaf het begin tot het einde was het leven van Martyn Lloyd-Jones een schreeuw naar diepgang op twee gebieden – diepgang in de Bijbelse leer en diepgang in levensbelangrijke spirituele belevenissen. Licht en warmte. Logica en vuur. Woord en Geest. Keer op keer vocht hij op twee fronten: aan de ene kant tegen het dode, formele institutioneel intellectualisme, en aan de andere kant tegen oppervlakkige, lichtzinnige emotionaliteit omtrent vermaak en mensen. Hij zag de wereld in een wanhopige toestand zonder Christus en zonder hoop; en een kerk zonder macht om hierin verandering aan te brengen. Eén vleugel van de kerk ziftte intellectuele muggen uit en de andere slikte de misstanden van het evangelisch compromis of van de onzorgvuldige, charismatische leer (zie voetnoot 10). De enige hoop die Lloyd-Jones had was de historische en Godgerichte wedergeboorte.

Wat ik met u wil doen deze morgen is bezinnen op de betekenis van de wedergeboorte in Lloyd-Jones’ prediking – of specifieker, ik wil begrijpen wat voor soort macht hij zocht en hoe hij dacht dat die eruit zou zien toen het kwam, en hoe hij dacht dat wij het moesten zoeken (zie voetnoot 11).

Volgens mij heeft Lloyd-Jones deze eeuw meer dan welk ander mens dan ook, gedaan om de historische betekenis van het woord wedergeboorte te herstellen.

Een wedergeboorte is een wonder … iets wat alleen verklaard kan worden als het direct … ingrijpen van God … De mensen kunnen evangelische campagnes organiseren maar kunnen niet voor een wedergeboorte zorgen en hebben dat ook nog nooit gedaan (zie voetnoot 12).

Maar voor Lloyd-Jones was het een groot drama dat de hele diepere betekenis van de wedergeboorte als een onafhankelijke uitstorting van de Heilige Geest, verloren was gegaan tegen de tijd dat hij het onderwerp oppakte in 1959 tijdens het 100ste jubileum van de Welsh Revival. “In de laatste zeventig tot tachtig jaren,” zei hij, “is het hele besef van een huisbezoek, een doop in Gods Geest in de Kerk, verdwenen” (zie voetnoot 13).

Hij gaf hiervoor verschillende oorzaken (zie voetnoot 14). Maar hij zei dat de belangrijkste theologische reden voor de algehele onverschilligheid jegens de wedergeboorte, de opvatting is dat de Heilige Geest voor eens en altijd werd gegeven tijdens Pinksteren zodat Hij niet nog een keer uitgestort kan worden en dus hiervoor bidden niet goed en zinloos is (zie voetnoot 15). Hier begint Lloyd-Jones zich af te splitsen van enkele evangelische standaardinterpretaties van de doop in de Heilige Geest. Hij wees nadrukkelijk de gewone interpretatie af, die overeenkomt met de spirituele doop in Handelingen 2 en 1 Corinthiërs 12:13. Hij omschrijft de interpretatie die hij afwijst als volgt:

Ja, [Handelingen 2] was de doop in de Heilige Geest. Maar wij allemaal krijgen het in de huidige tijd, en het gebeurt onbewust, we hebben er geen besef van, het overkomt ons op het moment dat we geloven en we worden wedergeboren. Het is precies die handeling van God die ons verenigt met het Lichaam van Christus. Dat is de doop in de Geest.

Dus het heeft geen zin wanneer je bidt voor een andere doop in de Geest, of dat je God vraagt om Zijn Geest uit te storten over de kerk … Het is dan ook geen verrassing dat, toen die soorten prediking gangbaar werden, de mensen ophielden met bidden voor een wedergeboorte” (zie voetnoot 16).

Toen een gereformeerde theoloog als Klaas Runia de Pinksterbeweging betwistte, stemde Lloyd-Jones ermee in dat vasthoudendheid aan tongen en aan de “stelling” omtrent gaven verkeerd waren maar hij was evengoed verward door Runia’s idee over de doop in de Geest. Hij schreef hem en zei:

Ik heb nog steeds het gevoel dat u de wedergeboorte niet toelaat. Dat laat u zien als u zegt: “Lees alle tekstdelen die gaan over de Heilige Geest en de Kerk. Het is altijd: Wordt wat u bent, jullie ALLEMAAL.” Het is gewoon een kwestie van “Wordt wat u bent” en niets meer want hoe kan iemand bidden voor wedergeboorte en hoe verklaar je nou de wedergeboorten in de geschiedenis van de kerk (zie voetnoot 17)? Wedergeboorte is als de Geest neerkomt, uitgestort is. Lloyd-Jones is kristalhelder over hoe hij denkt over de samenhang tussen de wedergeboorte en de doop met de Heilige Geest.

Hier is het eerste uitgangspunt … Ik beweer dat je een gelovige kunt zijn, dat de Heilige Geest in je kan wonen, en je toch niet gedoopt bent met de Heilige Geest … De doop in de Heilige Geest is iets wat gedaan wordt door de Heer Jezus Christus en niet door de Heilige Geest … Dat we gedoopt zijn in het lichaam van Christus is het werk van de Geest [dat is het punt in 1 Cor. 12:13] want de wedergeboorte is zijn werk, maar dit is iets totaal anders; hier is het Christus die ons doopt met de Heilige Geest. En ik vermoed dat dit daarom iets duidelijk anders is dan en apart staat van een christen worden, wedergeboren worden terwijl de Heilige Geest in u verblijft (zie voetnoot 18).

Hij klaagt dat wanneer je de doop in de Heilige Geest identificeert met de wedergeboorte het hele ding niet ervaren wordt en in het onderbewustzijn plaatsvindt. Dat is niet zoals het beleefd werd in het boek Handelingen (zie voetnoot 19). Dus sprake hij in krachtige bewoordingen over zo’n zienswijze:

De mensen die zeggen dat dit [de doop met de Heilige Geest] gebeurt bij iedereen tijdens de wedergeboorte, lijken me niet alleen het Nieuwe Testament te verloochenen maar met zekerheid ook de Geest te doven” (zie voetnoot 20).

De doop in de Heilige Geest geeft uitzonderlijke zekerheid en vreugde

Hij gelooft dat deze zienswijze ons ontmoedigt om te gaan zoeken naar wat de kerk tegenwoordig zo hard nodig heeft. “De grootste behoefte van de huidige tijd,” zegt hij, “is bestemd voor christelijke mensen die zeker zijn van hun redding” – die op een speciale manier wordt gegeven via de doop in de Heilige Geest (zie voetnoot 21). Hij maakt onderscheid tussen de “gewone zekerheid” van het kind van God, en wat hij “ongewone zekerheid” (zie voetnoot 22) of “volledige zekerheid” (zie voetnoot 23) noemt, die komt via de doop in de Heilige Geest.

Wanneer christenen gedoopt worden met de Heilige Geest krijgen ze een sensatie van de macht en aanwezigheid van God, die ze nog nooit eerder hebben gehad – en dat is de grootst mogelijke vorm van zekerheid (zie voetnoot 24).

De doop in de Geest is een nieuwe, frisse openbaring van God aan de ziel. U hebt overweldigende kennis gekregen over Gods liefde voor u via onze Heer en Redder Jezus Christus … Dit is het grootste en belangrijkste kenmerk van de doop met de Geest (zie voetnoot 25). Het is ervaringsgericht. Het is onmiskenbaar. Er is een nabijheid die verder gaat dan alledaagse belevingen. Het vult met overdonderende vreugde (zie voetnoot 26). Het verandert voorstanders van Christus in getuigen van wat ze hebben gezien en gehoord (zie voetnoot 27).

Hij verduidelijkt het verschil tussen vaststaande, alledaagse christelijke ervaringen en de ervaring met de doop in de Geest door een verhaal van Thomas Goodwin4 te vertellen.

Een man en zijn kindje lopen over straat, ze lopen hand in hand, en het kind weet dat het ‘t kind van zijn vader is, en het weet dat zijn vader van hem houdt en hij is daar blij om, hij is er gelukkig door. Daarover bestaat geen twijfel maar opeens, vanuit een opwelling, pakt de vader het kind en tilt het op, houdt het in z’n armen en aait het, kust het, omarmt het, overspoelt het met liefde, zet het dan weer neer en ze wandelen verder.

Dit is het! Het kind wist vooraf dat zijn vader van hem hield en het wist dat het zijn kind was. Maar oh! die liefdevolle omarming, deze extra uitstorting van liefde, deze bijzondere uiting daarvan – dat is je van het. De Geest die samen met onze geesten er getuige van is dat we kinderen van God zijn” (zie voetnoot 28).

Als Jezus iemand doopt met de Heilige Geest, zegt Lloyd-Jones, dat deze persoon “niet alleen gedragen wordt van twijfel naar geloof maar ook naar zekerheid, naar bewustwording van de nabijheid van en de glorie van God (zie voetnoot 29).

Dit is wat Lloyd-Jones bedoelt met wedergeboorte:

Het verschil tussen de doop in de Heilige Geest en een wedergeboorte is eenvoudigweg een kwestie van het aantal betroffen mensen. Wedergeboorte zou ik definiëren als een groot aantal, een groep mensen, dat tegelijkertijd met de Heilige Geest wordt gedoopt; of de Heilige Geest wordt uitgestort over, of komt over een aantal bijeengekomen mensen. Het kan gebeuren in een regio, het kan gebeuren in een land (zie voetnoot 30).

Doop met de Heilige Geest is een bekrachtiging van het evangelie

En wanneer het gebeurt, is het zichtbaar. Het is niet alleen maar een stille, persoonlijke ervaring in de kerk. Er gebeuren dingen waardoor de wereld even stil staat en oplet. Dit is wat voor Lloyd-Jones zo belangrijk was. Hij voelde zich bijna overspoeld door de verdorvenheid van de wereld en de zwakheid van de kerk. En geloofde dat de enige hoop iets schitterends was.

De christelijke kerk vandaag de dag faalt, ze faalt jammerlijk. Het is zelfs niet genoeg om orthodox te zijn. Uiteraard moet je orthodox zijn, anders heb je de boodschap niet begrepen … Wij hebben autoriteit nodig en we hebben bevestiging nodig … Is het niet duidelijk dat we leven in een tijdperk waarin we een speciale bevestiging nodig hebben – met andere woorden, we moeten de wedergeboorte hebben (zie voetnoot 31).

Dus wedergeboorte was voor Lloyd-Jones een soort machtsdemonstratie die de waarheid van het evangelie zou bekrachtigen voor de wanhopige, verharde wereld. Zijn 25-jaar oude beschrijving van die wereld klinkt verbazingwekkend actueel.

We worden niet alleen geconfronteerd met materialisme, wereldsgezindheid, onverschilligheid, hardvochtigheid en botheid – maar we horen ook meer en meer … over bepaalde verschijningen van kwade machten en het bestaan van boze geesten. Het is tegenwoordig niet puur de zonde die een probleem vormt in dit land. Er is ook een nieuwe opkomst van zwarte magie, duivelsaanbidding en duistere machten evenals drugsgebruik en sommige dingen waar dat toe leidt. Dat is waarom ik denk dat we een dringende behoefte hebben aan een soort manifestatie, een soort demonstratie van de machten van de Heilige Geest (zie voetnoot 32).

Hij maant tot voorzichtigheid dat we niet alleen maar aan die wedergeboorte denken. Hij waarschuwt ervoor niet te geïnteresseerd te zijn in het uitzonderlijke en het buitengewone. Veracht niet de kleine dagelijkse dingen. Veracht niet het alledaagse werk van de kerk en het alledaagse werk van de Geest (zie voetnoot 33).

Maar ik krijg de heldere indruk dat Lloyd-Jones in toenemende mate gedesillusioneerd was door het “alledaagse”, het “gangbare” en het “gebruikelijke” naarmate zijn diensttijd bij Westminster richting het einde ging. Klinkt het niet zo als hij zegt:

[We] kunnen zorgen voor een flink aantal bekeerlingen, God zij dank daarvoor, en dat gebeurt regelmatig elke zondag in evangelische kerken. Maar de behoefte vandaag de dag is te groot hiervoor. Er is hedendaagse behoefte aan een bekrachtiging van God, van het bovennatuurlijke, van het spirituele, van het eeuwige, en dat kan alleen door God beantwoord worden als hij genadevol luistert naar onze roep en zijn Geest nogmaals over ons uitwerpt en ons vult zoals hij de vroege kerk bleef vullen (zie voetnoot 34).

Wat nodig is, is een krachtige demonstratie van de macht van God, een soort bekrachtiging door de Almachtige, die de mensen afdwingt aandacht te geven, te kijken en te luisteren. En de geschiedenis van alle wedergeboorten uit het verleden toont duidelijk aan dat dit steevast het effect van wedergeboorte is, zonder ook maar een enkele uitzondering. Daarom vraag ik de aandacht voor de wedergeboorte. Daarom dring ik er bij u op aan om hiervoor te bidden. Wanneer God handelt, kan hij in één minuut meer doen dan een mens met zijn organisatie kan doen in vijftig jaar (zie voetnoot 35).

Wat zo zwaar drukt op het hart van Lloyd-Jones is dat de naam van God bekrachtigd en zijn glorie in de wereld openbaar wordt. “We moeten ervoor zorgen,” zegt hij, “dat we iets gaan zien wat de naties zal boeien, alle mensen, en ervoor zal zorgen dat ze stil staan en nog eens gaan nadenken” (zie voetnoot 36). Dat is precies waarover de doop in de Heilige Geest gaat.

Het doel, de hoofdfunctie van de doop met de Heilige Geest, is … het zodanig voor Gods mensen mogelijk maken dat hun getuigenis een fenomeen wordt en mensen er door geboeid en aangetrokken worden (zie voetnoot 37).

Hier nu komen spirituele gaven om de hoek kijken – dingen zoals gebedsgenezing, wonderen, profetie en spreken in tongen, het hele gebied van tekenen en wonderen. Lloyd-Jones spreekt hier power evangelisatie aan lang voordat John Wimber5 dat deed.

Hij zegt dat spirituele gaven deel uitmaken van het bekrachtigend werk van wedergeboorte en de doop in de Heilige Geest. Buitengewone spirituele gaven, zegt hij, zijn afkomstig van de doop in de Heilige Geest. Dan zegt hij dat deze kwestie in de huidige tijd uiterst van belang is en wel hierom: “We hebben een soort bovennatuurlijke bekrachtiging van onze boodschap nodig” (zie voetnoot 38).

Joel, en de andere profeten die er ook over spraken, gaven aan dat in de tijd die zou komen, en die kwam met de Heer Jezus Christus en de doop met de Geest op de dag van Pinksteren, er een buitengewone bekrachtiging van de boodschap zal zijn (zie voetnoot 39).

Op dit punt worden hervormde mensen zenuwachtig want ze krijgen het gevoel dat het woord van God wordt aangetast. Is het evangelie niet de kracht van God op het pad richting de verlossing? Is niet het gesproken woord, versterkt door de Heilige Geest, voldoende? “De Joden vragen om wonderen en Grieken zoeken wijsheid, maar wij verkondigen een gekruisigde Christus … Gods kracht …” (1 Corinthiërs 1:22-23)6.

Zo eenvoudig zijn de dingen niet. En de kwestie hier zijn niet hedendaagse beweringen; de kwestie is dat de Schriften tekenen en wonderen laten zien, die in het Nieuwe Testament in werking zijn naast de allerbeste prediking ooit. En Petrus, Paulus, Stephen en Philip dachten klaarblijkelijk niet dat de getuigenis van tekenen en wonderen de integriteit en macht van het woord van God aan zou tasten (Markus 16:20; Handelingen 14:3; Hebreeën 2:4).

Lloyd-Jones is diep onder de indruk van dit feit en zegt: “Mochten de apostelen niet in staat zijn geweest ware getuigen te zijn zonder een bijzondere kracht, wie menen wij dan dat we zijn te kunnen getuigen bij afwezigheid van zo’n kracht?” (zie voetnoot 40). En toen hij dat zei bedoelde hij niet alleen maar de kracht van het woord. Hij bedoelde de kracht die zich laat zien in buitengewone spirituele gaven. Hier is het bewijs:

[De apostelen ware vlak voor Pinksteren] nog niet geschikt als getuigen … [Zij] waren bij de Heer geweest gedurende de drie jaren van zijn dienst. Ze hadden zijn preken gehoord, ze hadden zijn wonderen gezien, ze hadden hem gekruisigd gezien aan het kruis, ze hadden gezien dat hij dood was en begraven werd, en ze hadden gezien dat hij letterlijk was opgestaan uit het graf. Dit waren mannen die bij hem zijn geweest in de bovenzaal te Jeruzalem na zijn wederopstanding en aan wie hij de Schriften had uitgelegd, en toch is het aan deze mannen, zegt hij, om te wachten in Jeruzalem totdat ze met een hogere kracht worden begiftigd. Het speciale doel, het specifieke doel van de doop met de Heilige Geest is om ons in staat te stellen te getuigen, verklaring af te leggen, en een van de manieren waarop dat plaatsvindt, is via het geschenk van spirituele gaven (zie voetnoot 41).

Mijn eigen antwoord op de vraag hoe de kracht van het woord en de bevestigende functie van tekenen en wonderen samen gaan, is als volgt. De Bijbel leert ons dat de gepredikte evangelie de macht van God is tot aan de redding (Romeinen 1:16; 1 Korintiërs 1:23). Het brengt ons ook bij dat de vraag naar tekenen in de nabijheid van Gods woord het kenmerk is van een slechte en trouweloze generatie (Mattheüs 16:4; 1 Korintiërs 1:22). Maar de Bijbel zegt ook: Paulus en Barnabas “bleven geruime tijd in de stad en spraken vrijmoedig over Gods woord, vol vertrouwen in de Heer, die de verkondiging van zijn genade kracht bijzette door hen tekenen en wonderen te laten verrichten” (Handelingen 14:3; vergelijk Hebreeën 2:4; Markus 16:20). Dus tekenen en wonderen waren Gods getuigenverklaring van het gesproken evangelisch woord.

Kunnen we dan niet zeggen, als we alles samenvatten, dat tekenen en wonderen in relatie tot het woord van God functioneren als markante, wakker schuddende kanalen voor de zelf-bekrachtigende glorie van de evangelische Christus? Tekenen en wonderen redden niet. Ze veranderen het hart niet. Alleen de glorie van Christus zoals die in het evangelie te zien is, heeft de kracht om dat te doen (2 Korintiërs 3:18-4:6). Maar kennelijk kiest God ervoor om van tijd tot tijd tekenen en wonderen in te zetten naast zijn verfrissende woorden om gehoor te vinden en om door de schaal van desinteresse, cynisme en valse religie te breken, en om het afvallig hart te helpen zich te focussen op het evangelie (zie voetnoot 42).

Martyn Lloyd-Jones was geen cessationist á la Warfield

Zoals we zien is het duidelijk dat Lloyd-Jones geen zogenaamde cessationist was. In feite haalde hij zeer fel uit tegen het soort cessationisme7 waar Warfield8 voor pleitte. In 1969 schreef hij tegen “Een memorandum over gebedsgenezing”9 uitgegeven door de Christian Medical Fellowship in Engeland, dat expliciet berustte op Warfields redeneringen dat de gaven verkregen met de tekenen (zoals gebedsgenezing) “toebehoorden aan het apostelschap” en dus tegenwoordig niet meer gelden want de apostelen zijn er niet meer.

Ik denk dat het helemaal zonder Bijbelse onderbouwing is om te zeggen dat al deze gaven eindigden met de apostelen of met het apostolisch tijdperk. Ik geloof dat er sindsdien ongetwijfeld wonderen hebben plaats gevonden (zie voetnoot 43).

Als hij spreekt van de behoefte aan kracht voor de wederopstanding, en van de doop in de Geest, en van een krachtige getuigenis van het woord van God vandaag de dag, is het duidelijk dat hij hetzelfde in gedachten heeft als wat plaatsvond in het leven van de apostelen.

Het is volledige duidelijk dat in nieuwtestamentische tijden het evangelie op deze manier werd bekrachtigd met tekenen, wonderen en mirakels van verschillende aard en in verschillende vormen … Was dat alleen bedoeld om te gelden voor de vroege kerk? … De Schriften melden op geen enkele plek dat deze dingen alleen maar tijdelijk waren – nergens! Zo’n bewering staat er niet in (zie voetnoot 44).

Buiten dat zegt hij dat er gedegen historisch bewijs is dat veel van deze gaven vele eeuwen bleven bestaan, en dat ze van tijd tot tijd openbaar werden sinds de Reformatie. Als voorbeeld schrijft hij de vastleggingen over John Welsh, de schoonzoon van John Knox10, hoog aan omdat die enorm veel geweldige dingen heeft gedaan en zelfs iemand uit de dood heeft doen herrijzen. En er is bewijs van protestantse hervormers dat sommigen onder hen een onvervalste profetische gave hadden. Zo zegt hij bijvoorbeeld dat Alexander Peden, een van de Schotse Covenanters11, dingen accuraat en concreet voorspelde, die vervolgens ook gebeurden (zie voetnoot 47).

Martin Lloyd-Jones’ persoonlijke ervaringen met bijzondere macht

Lloyd-Jones had zelf genoeg buitengewone ervaringen om hem te laten weten dat hij beter open kon staan voor wat de almachtige God zou kunnen doen. Zo beschrijft Stacy Woods de lichamelijke effecten van een van Lloyd-Jones’ preken.

De aanwezigheid van God in de Kerk was er op een buitengewone manier. Persoonlijk had ik het gevoel alsof een hand me door de kerkbank duwde. Aan het einde van de preek speelde om de een of andere reden het orgel niet, de dokter ging de gebedsruimte binnen en iedereen zat volledig stil, bewegingsloos. Het moet zo’n tien minuten geduurd hebben voordat de mensen de kracht vonden om op te staan en, zonder een woord met elkaar te wisselen, in stilte de Kerk verlieten. Nog nooit was ik getuige van of ervoer ik een prediking met zo’n fantastisch effect op de geloofsgemeenschap (zie voetnoot 48).

Een ander voorbeeld komt van zijn vroege dagen bij Sandfields. Een vrouw die een bekend spiritueel medium was, bezocht op een avond zijn kerk. Later, na haar bekering, getuigde zij:

Het moment waarop ik uw kapel binnenkwam en ging zitten op een plaats tussen de mensen, werd ik me bewust van een bovennatuurlijke macht. Ik was me bewust van dezelfde soort bovennatuurlijke macht als die ik kende van onze spirituele bijeenkomsten maar er was één groot verschil; ik had het gevoel dat de macht in uw kapel een zuivere macht was” (zie voetnoot 49).

Diverse keren in zijn leven had hij een soort profetisch voorgevoel dat verder ging dan het normale. Op 19 januari 1940 schreef hij aan de vrouw van een vriend, Douglas Johnson die leed aan een kransslagadervernauwing.

Ik heb een zeer duidelijk en onmiskenbaar besef van [Douglas’] compleet en volledig herstel als zij het een feit. Dat soort zaken, zoals hij weet, is voor mij niet alledaags. Ik meld dit omdat het zo ontzettend concreet is (zie voetnoot 50).

Dit laat het punt zien over Gods persoonlijke communicatie met zijn kinderen. Hij geeft als Bijbelse voorbeelden van zulke directe communicatie van de Heer, hoe Filippus’ werd geleid naar de strijdwagen in Handelingen 8 en de zending van Paulus en Barnabas in Handelingen 13, en zegt dan:

het is ongetwijfeld zo dat Gods mensen kunnen uitzien naar en verwachting stellen in “leiding”, “begeleiding”, aanduidingen om te doen wat ze horen te doen … De mensen is door de Heilige Geest verteld iets te doen; ze wisten dat het de Heilige Geest was die tot hen sprak; en het bleek dat dit overduidelijk zijn leiding was. Het lijkt me duidelijk dat wanneer we zo’n kans negeren, we weer schuldig zijn aan het doven van de Geest (zie voetnoot 51).

Lloyd-Jones wist vanuit de Bijbel, de geschiedenis en vanuit zijn eigen ervaringen dat het buitengewoon werk van de Geest een exacte categorisering te boven gaat. Hij zei: “de manieren waarop de zegening komt zijn bijna eindeloos. We moeten oppassen ze te begrenzen of overmatig te systematiseren of, nog erger, te mechaniseren” (zie voetnoot 52).

Martin Lloyd-Jones’ kritiek op de pinksterbeweging zoals hij die kende

Dit zijn opmerkelijke lessen afkomstig van de belangrijkste woordvoerder van de hervormingszaak in het Engeland van de laatste generatie. Hij werkte mee aan de oprichting van een uitgeverij (Banner of Truth Trust), regelmatige uitbrenger van cessationistisch, Warfield-achtig denken over spirituele gaven. En mocht u denken dat Lloyd-Jones een totale, charismatische leek was, laat me dan enkele dingen noemen die hem tegenwicht gaven en hem gedesillusioneerd maakten over de pinksterbeweging en leden van de charismatische kerk zoals hij die kende.

1. Hij bestond erop dat de wedergeboorte een zuivere, doctrinaire basis heeft. En wat hij zag was dat er een minimalisatie van de leer plaatsvond overal waar aanspraak op eenheid en vernieuwing werd gemaakt (zie voetnoot 53). De Heilige Geest is de Geest van de waarheid, en de wedergeboorte zal oppervlakkig en kortstondig zijn zonder diepere, dogmatische wortels dan de charismatische boom lijkt te hebben.

2. Leden van de charismatische kerk leggen het accent teveel op wat ze doen en leggen niet voldoende nadruk op de vrijheid en almacht van de Geest om ongedwongen te komen en te gaan. “Spirituele gaven,” zegt hij, “staan altijd onder controle van de Heilige Geest. Die worden gegeven, en je weet niet wanneer die worden gegeven” (zie voetnoot 54).

U kunt bidden voor de doop in de Geest maar dat geeft geen garantie dat het zal gebeuren … Dat is onder zijn controle. Hij is de Heer. Hij is een onafhankelijke Heer en doet het in zijn eigen tijd en op zijn eigen manier (zie voetnoot 55).

1. Leden van de charismatische kerk houden soms vast aan de tongen als teken van de doop in de Heilige Geest, wat hij natuurlijk afwijst.

Het lijkt erop dat de leer van de Schriften op zich plus het bewijs van de geschiedenis van de kerk, het feit vaststellen dat de doop met de Geest niet altijd gepaard gaat met particuliere gaven (zie voetnoot 56).

1. Maar veel vaker beweren de meeste leden van de charismatische kerk dat ze in tongen kunnen spreken wanneer ze maar willen. Dat druist, zo beargumenteert hij, duidelijk in tegen wat Paulus zei in 1 Korintiërs 14:18: “Ik dank God dat ik meer dan u allen de gave heb in klanktaal te spreken.” Als hij en zij in tongen konden spreken wanneer ze maar wouden, dan zou het zinloos zijn God te danken dat de zegen van de tongen hem vaker is gegeven dan aan hen (zie voetnoot 57).

2. Te vaak worden ervaringen opgezocht om iets te beleven in plaats van ter verkrijging van meer kracht voor getuigenissen en voor de glorie van Christus (zie voetnoot 58).

Het doel is niet om op zich ervaringen op te doen maar om kracht te verkrijgen voor een groter bereik en om Christus bekend te maken (zie voetnoot 59) …

We moeten alles wat beweert een beweging van de Geest te zijn, testen wat betreft zijn evangelische kracht (zie voetnoot 60) …

De ultieme test van iets wat beweert het werk van de Heilige Geest te zijn, is Johannes 16:14 – “zal Hij Mij eren” (zie voetnoot 61).

1. Leden van de charismatische kerk kunnen gemakkelijk in de val trappen door aan te nemen dat iemand die krachtige gaven heeft, daarom een goed persoon is en geschikt is om zowel leiding als les te geven. Dat is niet waar. Lloyd-Jones is ervan bewust dat de doop met de Heilige Geest en het bezit van gaven iemand nog niet waarmerkt als moreel geschikt om zielzorg te verlenen of namens God te spreken. De spirituele toestand in Korinthe, qua heiliging, was gering en toch was er veel bewijs voor goddelijk macht.

De doop met de Heilige Geest is primair en in hoofdzaak een doop met macht … [Maar] er is geen direct verband tussen de doop met de Heilige Geest en heiliging (zie voetnoot 62) … Het is iets wat geïsoleerd kan bestaan terwijl heiliging een voortdurend en lopend proces is (zie voetnoot 63).

1. Leden van de charismatische kerk zijn meer geïnteresseerd in persoonlijke indrukken en bijzondere gaven dan in de openbaarmaking van de Schriften. Wees op uw hoede, zegt hij, bij elke bewering betreffende een “nieuwe onthulling van de waarheid” (zie voetnoot 64). (Met het oog op wat hij hierboven zei betreffende hoe de Heilige Geest tegenwoordig instructies geeft, kan hij hier niet bedoelen dat alle directe communicatie vanuit God uitgesloten is.)

1. Leden van de charismatische kerk zijn meer geïnteresseerd in persoonlijke indrukken en bijzondere gaven dan in de openbaarmaking van de Schriften. Wees op uw hoede, zegt hij, bij elke bewering betreffende een “nieuwe onthulling van de waarheid” (zie voetnoot 64). (Met het oog op wat hij hierboven zei betreffende hoe de Heilige Geest tegenwoordig instructies geeft, kan hij hier niet bedoelen dat alle directe communicatie vanuit God uitgesloten is.)

2. Leden van de charismatische kerk moedigen mensen soms aan om de controle op hun gezond verstand los te laten en zichzelf te laten gaan. Lloyd-Jones is het daarmee oneens. “We moeten onszelf nooit laten gaan” (zie voetnoot 65). Een leeg hoofd wordt niet aanbevolen in de Schriften (zie voetnoot 66). De glorie van het christendom is wat we “op een en hetzelfde moment kunnen doen … gegrepen en opgetild worden door de Geest en toch de controle hebben” (zie 1 Korintiërs 14:32) (zie voetnoot 67). We moeten altijd in staat zijn alles te testen want Satan en hypnose kunnen de bizarste dingen imiteren (zie voetnoot 68).

Martin Lloyd-Jones’ waarschuwing voor Geest-dovende formalisten

Maar na dit alles gezegd te hebben, door middel van waarschuwing en uitgewogen beargumentering, komt Lloyd-Jones terug bij de sterke bevestiging van openheid voor de bovennatuurlijke machtsdemonstratie die de wereld zo hard nodig heeft. Over zij die achterover leunen en met hun vinger wijzen op de charismatische excessen van goede mensen, zegt hij: “God heb medelijden met hen! God heb medelijden met hen! Het is beter lichtgelovig te zijn dan wellustig, belerend en dood te zijn” (zie voetnoot 69).

Hij beschrijft zelfs hoeveel mensen de Geest doven met angst voor het buitengewone of het bovennatuurlijke.

Dit is regelmatig gebeurd: op een bijeenkomst … begin je bang te worden voor wat er staat te gebeuren en begin je te zeggen: “Als ik dat doe, wat gebeurt er dan?” Dat is het doven van de Geest. Het is verzet plegen tegen zijn reguliere verandering van uw geest. U voelt zijn genadevolle invloed en dan aarzelt u en bent u onzeker of bevreesd. Dat is het doven van de Geest (zie voetnoot 70).
Bepaalde mensen zijn van nature bang voor het bovennatuurlijke of het ongewone of voor ontregeling. U kunt zo bang zijn voor ontregeling, zo bezorgd over discipline, fatsoen en beheersing, dat u zich schuldig maakt aan wat de Schrift noemt “doven van de Geest” (zie voetnoot 71).

Hoe adviseert Lloyd-Jones ons om de doop in de Geest te zoeken?

Dit lijkt me allemaal zeer markant. Lloyd-Jones’ visie van een Geest-gedoopt leven is een andere Bijbelse samenvatting dan die bestaat in de evangelische kerk of de charismatische beweging. Je zou de zeer legitieme vraag kunnen stellen of hij onwetend een agenda formuleert voor de zogenaamde Derde Golf van de Geest.

Daarom is er in mijn hoofd een urgentiebesef bij de vraag: “Wat is zijn raad aan ons wanneer we schipperen tussen kritiekloos en on-Bijbelse onnozelheid aan de ene kant en Geest-dovend verzet aan de andere kant?”

Zijn basisadvies luidt als volgt: “U kunt niets doen tegen gedoopt worden met de Geest behalve door er om te vragen. U kunt niets doen om het te realiseren” (zie voetnoot 72). Desondanks zou u hard moeten bidden om het te verkrijgen (zie voetnoot 73). We moeten geduldig zijn (zie voetnoot 74) en geen tijdsbegrenzingen voor de Heer stellen. Hij citeert Dwight L. Moody, R.A. Torrey, A.J. Gordon en A.T. Pierson12 als degenen die zochten naar de doop in de Geest door er lang om te smeken (zie voetnoot 75). In feite had Lloyd-Jones een specifieke voorkeur voor Moody’s herhalingsgebed: “O God, bereid mijn hart voor en doop me met de kracht van de Heilige Geest” (zie voetnoot 76).

Maar kennelijk is er meer wat we kunnen doen dan alleen maar bidden. Als een voorbereid hart belangrijk is dan zijn er genadevolle middelen naast bidden, die het hart zuiveren en het meer en meer in overeenstemming brengen met Christus. Je zou kunnen denken aan het zich bezinnen op de Schriften, bemoediging van medechristenen en verbanning van de zonde in de trant van Romeinen zes en verder.

Maar niet alleen dat, Lloyd-Jones laat ons inzien dat de Geest verdoofd kan worden met bepaalde vormen van onvruchtbare institutionalisering. Betreffende de doodsheid van formele kerken zegt hij:

Het is niet dat God zich terugtrok, het is dat de kerk in haar “wijsheid” en slimheid geïnstitutionaliseerd raakte, de Geest verdoofde, en de openbaring van de macht van de Geest schier onmogelijk maakte (zie voetnoot 77).

Dat is nog eens een krachtige uitspraak van iemand die gelooft in de onaantastbaarheid van de Geest – dat bepaalde vormen van institutionalisering de openbaring van de Geests macht “schier onmogelijk” maken. Als de Geest in zijn onaantastbaarheid zichzelf kwelt door zich te laten hinderen en verdoven, zoals Lloyd-Jones (en de apostel Paulus) dat zeggen, dan is het niet helemaal correct te stellen dat er niets is wat we kunnen doen om de weg vrij te maken voor zijn komst. Het is alleen maar dat we hem niet kunnen dwingen te komen. Of om het anders te zeggen, terwijl het lijkt alsof we de Geest met z’n macht niet kunnen laten komen, kunnen we iets doen dat hem gewoonlijks ervan afhoudt te komen.

Deed hij wat hij predikte?

Dat leidt naar een laatste cruciale vraag die direct leidt naar de kern van de kwestie over de toepassing. Deed Lloyd-Jones wat hij predikte? Of om het op een andere manier te vragen: “Baande hij de weg vrij voor de Geest of doofde hij mogelijk en gedeeltelijk de Geest in zijn eigen kerk (zie voetnoot 78)?

Met het oog op wat hij zei over bepaalde vormen van institutionalisering die de openbaring van de Geests macht “schier onmogelijk” maken, zouden we ons moeten afvragen of er vormen van institutionalisering bij Westminster Chapel voorkwamen die de openbaring van de Geest verhinderden? En of sommige soorten “institutionalisering” de Geest kunnen doven. Je vraagt je af of bepaalde gebruiksvormen van muziek, bepaalde soorten diensten en soorten gedragingen en persoonlijkheden Hem ook niet de weg versperren.

Er zijn minstens vijf aspecten van het leven bij Westminster Chapel die me doen afvragen of Lloyd-Jones zich praktisch hield aan zijn wederopstandingsprincipes.

1. Zijn biograaf Iain Murray zegt dat de “belevingsbijeenkomsten” van de 18e eeuw waren verdwenen uit de kerken van Engeland en er behoefte was aan verandering (zie voetnoot 79). Maar voerde Lloyd-Jones belangrijke veranderingen door, die zorgden voor een echt open atmosfeer waarin de spirituele gaven in praktijk konden worden gebracht? Iain Murray vertelt ons dat het publiek in Westminster Chapel een anonieme groep luisteraars was. “Dit waren dagen waarin vreemden normaliter elkaar niet groetten in de kerk” (zie voetnoot 80).

Je vraagt je af of Lloyd-Jones belangrijke stappen had gezet om het tij te keren. Had hij er bijvoorbeeld werk van gemaakt om in zijn kerk te zorgen voor een netwerk van kleine groepen waarvan de leden elkaar onderling bijstaan in een omgeving die mogelijk minder institutioneel beperkend voor de Geest is (zie voetnoot 81).

1. Hij zei: “Ik heb nog nooit een bekeerling geleerd hoe ze anderen moeten benaderen maar dat deden ze wel … (zie voetnoot 82).” Is dit typisch voor zijn afstand tot praktische uitvoering van interactie met zijn mensen op een niveau waarop hun deelname kon worden gestimuleerd?

Zocht Lloyd-Jones echt het soort betrokkenheid met zijn mensen waardoorheen de openbaringen zoals die via de apostelen kwamen, konden stromen? De apostelen verkondigden het evangelie uiterst praktijkgericht, zo blijkt. Zonder betrokkenheid van de predikant en enige risiconeming van diens kant, kan iemand amper verwachten dat de mensen stappen nemen om het doven van de Geest te vermijden, vooral wanneer ze regelmatig overweldigende en strenge waarschuwingen over charismatische excessen horen. Gewone mensen interpreteren lange en ingewikkelde waarschuwingen en maningen tot voorzichtigheid als een rood licht voor nieuwe ervaringen.

1. Zijn kleinzoon, Christopher Catherwood zei: “Hij had een bijzondere afkeer voor sommige emotionele muzieksoorten” (zie voetnoot 83). En hijzelf zei:

[De Geest] kan zonder … onze hulp bestaande uit al ons gezang en al ons voorwerk en opwerking van emoties … Als de Geest de Heer is – en dat is hij – heeft hij deze hulp niet nodig, en wat ook maar probeert de Geest te helpen resultaat te verkrijgen, is tegenstrijdig aan de leer van het Nieuwe Testament (zie voetnoot 84).

Deze afkeer van emotionele muziek en het zogenaamde “voorwerk” van de eredienst lijken een sobere en verdachte houding jegens emotie en de muziek die deze kan opwekken bij de gewone mensen. Dit kon gemakkelijk hebben gediend als een verbod op de vrijheid van de geloofsgemeenschap om de vreugde van de Heilige Geest tot uitdrukking te brengen.

Zou muziek niet in dezelfde categorie vallen als het lezen van een goed boek waarvan Lloyd-Jones zei dat het een perfect, logisch hulpmiddel is ter opwekking van emoties om meer van de Geest te willen (zie voetnoot 85)? Alleen muziek leek nog logischer want het helpt niet alleen om een heilig verlangen op te wekken maar geeft ook uitingsmogelijkheden voor echte uitdrukkingen van verlangen en liefde. Niet alleen dat, muziek lijkt ook meer Bijbelse rechtvaardiging te hebben als hulpmiddel om de volheid van God te vinden tijdens erediensten (vergelijk Efeziërs 5:19) (zie voetnoot 86).

1. Hij leek niet bereid om betrokken te zijn bij het hart van de bevordering van een gebedsbeweging. Ik ben er niet zeker van maar Murray legt een echt verrassende constatering uit 1959 vast: “Sommigen waren in 1959 zo geobsedeerd met de wederopstanding dat ze gebedsbijeenkomsten organiseerden die de hele nacht duurden, en dat ze ML-J’s ondersteuning verwachtten. Die kregen ze niet” (zie voetnoot 87). Toch stond hij er bekend om langdurig te bidden met enkele van hen (zie voetnoot 88). Leefde hij echt zijn principe na dat het enige wat je met hartstocht en hard werken kunt doen om wedergeboren te worden, bestaat uit het bidden hiervoor?

2. Kon hij ooit 1 Korintiërs 14:1 accepteren? “Jaag de liefde na en richt u op de gaven van de Geest, vooral op die van de profetie.” Hoe valt dit te rijmen met de volgende stelling?

Het is altijd goed om de volheid van de Geest te zoeken – we worden aangespoord om dit te doen. Maar de gaven van de Geest moeten in de handen van de Heilige Geest zelf blijven (zie voetnoot 89).

In 1 Korintiërs 14:1 staat specifiek dat je niet alleen maar de volheid in het algemeen moet najagen maar de gaven van de Geest in het bijzonder. De stelling van Lloyd-Jones lijkt het tegenovergestelde te beweren. Was deze houding jegens de gaven een soort doven van de openbaring van macht? Alweer zegt hij:

We moeten fenomenen en vreemde ervaringen niet opzoeken. Wat we moeten najagen is de openbaring van Gods glorie, zijn kracht en zijn macht … We moeten het aan God overlaten, in zijn onafhankelijke wijsheid, om te beslissen of deze incidentele extra’s worden gegund of niet (zie voetnoot 90).

Uiteraard heeft hij gelijk dat we niet helemaal in beslag genomen moeten zijn met de uiterlijke vormen van de dingen – zoals lichamelijke genezing in de plaats van met het spiritueel leven. Maar zouden de apostelen echt gebeden hebben zonder hun verlangens naar tekenen en wonderen te uiten, die zo nuttig bleken te zijn voor het getuigen van het woord (Handelingen 14:3; Hebreeën 2:4; Markus 16:20)? Hadden ze eigenlijk niet in Handelingen 4:30 ervoor gebeden dat God tekenen en wonderen zou verrichten, en specifiek zijn hand zou reiken om te helen? En Lloyd-Jones zelf zegt dat de fenomenen extreem waardevol en nodig zijn.

Is het dan niet klaar en duidelijk dat op deze manier God aandacht oproept voor hemzelf en zijn werk via buitengewone fenomenen? Er is niets wat zoveel aandacht trekt als dit soort dingen en het wordt door God gebruikt als verlengstuk van zijn koninkrijk om de aandacht van mensen te trekken, op te roepen (zie voetnoot 91).

Natuurlijk, in het licht van 1 Korintiërs 14:1, Handelingen 4:30 en Lloyd-Jones’ eigen inschatting van de gaven en de fenomenen van de Geest, is het antwoord niet het bidden voor tekenen en wonderen op te geven maar om er een zaak van te maken met de juiste motivatie (zie voetnoot 92) en een goede balans met al die andere belangrijk dingen in de Schrift.

Die balans en motivatie zijn zeer helder verwoord in een van zijn vele, prachtige afsluitende bemoedigingen, en die gebruik ik om deze boodschap af te sluiten:

Laat ons samen beslissen om hem te verzoeken, om bij hem te pleiten dit nogmaals te doen. Niet dat we het zullen ervaren of er opgewonden naar uit kunnen zien, maar dat zijn machtige hand bekend moge worden en zijn grote naam vereerd en geprezen moge worden onder de mensen (zie voetnoot 93).

Voetnoten:
1. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, (Edinburgh: Banner of Trust Trust, 1990), 373.
2. Martyn Lloyd-Jones, Preaching and Preachers, (Grand Rapids: Zondervan Publishing House, 1971), p. 9.
3. Christopher Catherwood, Five Evangelical Leaders, (Wheaton: Harold Shaw Publishers, 1985), p. 55.
4. Preaching and Preachers, p. 4.
5. Five Evangelical Leaders, p. 170.
6. J. I. Packer, Introduction: Why Preach?, in: The Preacher and Preaching, ed. by Samuel T. Logan Jr., (Phillipsburg, N.J.: Presbyterian and Reformed Publishing Company, 1986), p. 7. Dit is Packers evaluatie van de invloed die Lloyd-Jones had.
7. Five Evangelical Leaders, p. 71.
8. Five Evangelical Leaders. p. 56.
9. Five Evangelical Leaders, p. 66; The Sovereign Spirit, p. 11.
10. The Sovereign Spirit, pp. 55-57.
11. Mijn primaire bronnen waren Iain Murrays nieuwe tweedelige biografie, zijn preken over de wedergeboorte gehouden in 1959 en uitgegeven door Crossway in 1987, en de twee controversieelste boeken, Joy Unspeakable and The Sovereign Spirit dat vierentwintig preken bevat gehouden tussen 15 november 1964 en 6 juni 1965, en uitgegeven door Harold Shaw in dit land in 1984 en 1985. Een kortere samenvatting van Lloyd-Jones' leven, geschreven door zijn kleinzoon Christopher Catherwood, is terug te vinden in Five Evangelical Leaders (Harold Shaw, 1985.
12. Martyn Lloyd-Jones, Revival, (Westchester, IL: Crossway Books, 1987), pp. 111-112.
13. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 385.
14. Hij noemt 1) een berusting in orthodoxie en verwaarlozing van het echte spirituele leven; 2) een overdreven verdediging van het geloof in antwoord op het modernisme; 3) een afkeer van emoties en een excessieve reactie tegen de pinksterbeweging; 4) een misvatting van de puriteinse nadruk op de individuele ziel; en de verwarring van de wedergeboorten (die het onafhankelijk werk van God zijn) met evangelische kruistochten (die werden georganiseerd door mensen, zoals Charles Finney dat tot in de volledigheid beschreven heeft). Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 385.
15. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 386.
16. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 386.
17. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 691.
18. Joy Unspeakable, p. 21, 23. Hij vertelt ook de verhalen van talloze mensen die het hebben over verschillende gebeurtenissen in hun levens na hun bekering die overeenkwam met een doop voor kracht en buitengewone zekerheid. Bijvoorbeeld: John Flavel, Jonathan Edwards, Mood (pp. 79-80), John Wesley (pp. 62-63), John Howe, William Guthrie (pp. 103-105), Pascal (pp. 105-106), Aquinas (pp. 113).
19. "De doop met de Heilige Geest is altijd iets duidelijks en ondubbelzinnigs, iets wat door degene herkend kan worden, die het overkomt en door anderen die deze persoon aankijken ... Niemand kan u vertellen op welk moment hijzelf wedergeboren werd. Iedereen is het er mee eens – dat de wedergeboorte geen ervaring op zich is." Joy Unspeakable, p. 52.
20. Joy Unspeakable, p. 141
21. Joy Unspeakable, p. 39.
22. Joy Unspeakable, p. 38.
23. Joy Unspeakable, p. 41.
24. Joy Unspeakable, p. 97.
25. Joy Unspeakable, p. 89-90.
26. "Ik weet zeker dat de wereld daarbuiten niet veel aandacht besteden zal aan al die georganiseerde inspanningen van de christelijke kerk. Hetgeen waaraan ze wel aandacht zal besteden, is een groep mensen vervuld met de geest der vreugde. Dat is hoe het christendom de vroegere wereld veroverde." Joy Unspeakable, p. 102.
27. Joy Unspeakable, p. 90.
28. Joy Unspeakable, p. 95-96.
29. Joy Unspeakable, p. 87.
30. Martyn Lloyd-Jones, Joy Unspeakable, (Wheaton: harold Shaw Publishers, 1984), p. 51.
31. The Sovereign Spirit, p. 25.
32. The Sovereign Spirit, p. 25.
33. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 384.
34. Joy Unspeakable, p. 278.
35. Revival, pp. 121-122.
36. Revival, pp. 120.
37. Joy Unspeakable, p. 84. Zie The Sovereign Spirit, p. 17, 35, 120.
38. The Sovereign Spirit, p. 24.
39. The Sovereign Spirit, p. 26. Hij citeert Johannes 14:12 op deze pagina als Jezus’ profetie dat, wat Joël had voorspeld, zou gebeuren. De wonderen van Jezus “werden niet alleen verricht als aardigheden. De belangrijkste reden ervoor is dat ze bedoeld zijn als ‘tekens’, bevestigingen van wie hij was." Het punt is dat wanneer gelovigen deze tekens toepassen, die tekens dezelfde functie zullen hebben.
40. The Sovereign Spirit, p. 46.
41. The Sovereign Spirit, p. 120 (cursieven zijn van mij). Gaven zijn slechts “een van de manieren” waarop de doop in de Geest kracht geeft ten behoeve van de getuigenis. "Het kan dat iemand gedoopt is met de Heilige Geest zonder een van deze speciale gaven te hebben." (p. 121)
42. Maar zie hieronder over Lloyd-Jones’ tegenzin om iemand aan te moedigen fenomenen te zoeken.
43. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 786. Zie ook Joy Unspeakable, p. 246.
44. The Sovereign Spirit, pp. 31-32.
45. The Sovereign Spirit, p. 39.
46. The Sovereign Spirit, p. 46.
47. The Sovereign Spirit, pp. 44-45. Zie Alexander Smellie, Men of the Covenant, (London: Andrew Melrose, 1905), pp. 334-335, 384. Lloyd-Jones verwijst ook naar Robert Baxter en John Welsh als mensen met voorspellende gaven (p. 88).
48. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 377.
49. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, (Edinburgh: Banner of Truth Trust, 1982) p. 221.
50. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 45. Hij vertelt over een ander voorbeeld van voorspellen met zekerheid over de toekomst: in het weekend van zondag 11 mei 1941 zou Lloyd-Jones ’s avonds preken in Westminster Chapel en niet in de morgen. Hij was naar de kapel van Mansfield College in Oxford gegaan om er ’s morgens te preken. Zondagmorgenvroeg werd hem vertelt dat heel Westminster plat lag door een Duits bombardement en hij die nacht in Oxford kon blijven. Hij zei met verbazingwekkende zekerheid dat hij er toch zou preken die avond. Toen ze er aankwamen stond het rechtovereind met maar twee uitgeblazen vensters middenin een enorme puinhoop. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 16-17.
51. The Sovereign Spirit, pp. 89-90.
52. Joy Unspeakable, p. 243. Edward Payson ontving de zegeningen op zijn doodsbed nadat hij die zijn hele leven had gezocht. Een ander eigenaardig voorbeeld is de zaak David Morgan. "En aldus was het honderd jaar geleden in Noord-Ierland en Wales. Ik heb een man met de naam David Morgan genoemd, een zeer gewone zielzorger, die slechts alledaags werk deed. Niemand had van hem gehoord. Hij deed helemaal niets wat het waard was om aandacht aan te besteden. Opeens stortte er een macht over hem uit en twee jaar lang, zoals ik al zei, preekte hij als een leeuw. Toen werd hem die macht onttrokken en werd hij weer David Morgan" (Revival, p. 114).
53. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 687.
54. The Sovereign Spirit, p. 153.
55. Joy Unspeakable, pp. 77-78. Hij komt ter verduidelijking met Petrus en Johannes die in Handelingen 3 de man in de tempel heelden (aan wie ze ongetwijfeld al vele malen voorbij waren gegaan), en met Paulus in Filippi: "Als de apostel continue de kracht voor exorcisme had, waarom hielp hij haar dan niet op de eerste dag?" (The Sovereign Spirit, p. 155). Dit is van toepassing op alle gaven inclusief de tongentaal: "Het is daarom niet iets wat iemand kan aanwenden wanneer het hem past" (The Sovereign Spirit, p. 156).
56. The Sovereign Spirit, p. 53. Lloyd-Jones zegt dat het een vergissing is om "de doop in de Geest te verwarren met de sporadische gaven van de Geest" (p. 117).
57. The Sovereign Spirit, p. 152.
58. Hij is zich ervan bewust dat in 1 Korintiërs de gaven vooral zijn bedoeld om het lichaam van Christus op te bouwen. Maar hij zegt: “Let goed op de volgorde. Het moet beginnen in de kerk die dan de kracht krijgt om dapper getuigenis en verklaring af te leggen van de Heer. De Heilige Geest wordt niet gegeven opdat we prachtige dingen beleven of ons van binnen geweldig voelen, of dat hij zelfs voor ons psychische en andere problemen oplost. Dat is zeker een deel van het werk van de Geest maar het is niet het primair doel. Dat primair doel is dat de Heer bekend wordt" (The Sovereign Spirit, p. 130).
59. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 693.
60. The Sovereign Spirit, p. 129-130.
61. The Sovereign Spirit, p. 106. Zie pp. 111 en 113 voor de "Jezus is de Heer" test.
62. Joy Unspeakable, p. 137. Toch zegt hij dat er een indirecte relatie ligt tussen de doop met de Heilige Geest en heiliging. In de doop met de Heilige Geest zien we de Heer nog duidelijker en zijn we sneller zeker van zijn bestaan en zijn glorieuze macht. Deze kant van zijn glorie werkt meestal als een soort versneller van het heiligingsproces. "Zijn heiliging, alles van hem, wordt gestimuleerd op de prachtigste en verbluffendste wijze" (p. 144).
63. Joy Unspeakable, p. 140.
64. The Sovereign Spirit, pp. 77-79.
65. The Sovereign Spirit, p. 71. Zie p. 78.
66. The Sovereign Spirit, p. 72.
67. The Sovereign Spirit, p. 74. Zie pp. 151-158, "Dit is de glorie van de werkwijze van de Heilige Geest —wat het verstand te boven gaat en toch kan het verstand erbij worden gebruikt" (p. 158).
68. The Sovereign Spirit, p. 66. Bij het trainen van ons verstand om onze geesten te testen, moeten we beseffen dat het niet genoeg is te zeggen dat iemand meer van Christus houdt vanwege de ervaring. Je moet hun gedrag en leer testen aan de hand van de Schrift (p. 116).
69. The Sovereign Spirit, p. 83.
70. Joy Unspeakable, p. 206.
71. Joy Unspeakable, p. 18. Soms proberen deze angstige mensen het werk van Gods Geest te hinderen door anderen te beschuldigen van hoogmoed en van het zorgen voor verdeeldheid. Maar Lloyd-Jones zegt dat dit vaak de manier is waarop formalistische mensen hebben gereageerd op door Gods Geest toegebrachte verandering. Dat mag het ware werk van God niet dwarsbomen. (The Sovereign Spirit, pp. 46-47).
72. Joy Unspeakable, p. 139.
73. Joy Unspeakable, p. 247. Dat is ook inclusief dingen die uw verlangen ernaar doen toenemen. Specifiek noemt hij het lezen (p. 228). Maar daaronder valt niet handoplegging als passend bij het bidden voor iemand opdat die de gaven ontvangt, ondanks de Samaritanen en Ananias etc. (pp. 188-189).
74. Joy Unspeakable, p. 231. "Wanneer u zoekende bent, wanhoop niet en wees niet ontmoedigd. Hij is het die heeft gezorgd voor het verlangen in u, en hij is een liefhebbende God die niet de spot met u drijft. Als u dat verlangen heeft, laat hem u leiden. Heb geduld. Spoed u en heb tegelijkertijd geduld. Als hij u eenmaal langs dit pad leidt, zal hij u leiden naar de zegeningen en alle glorie die ermee verbonden is."
75. Joy Unspeakable, p. 210.
76. Joy Unspeakable, p. 220. Hij voegt daaraan toe: "Het is gevaarlijk om macht te hebben tenzij het hart er geschikt voor is; en we hebben niet het recht om te verwachten dat de Geest ons die macht geeft voordat hij ons ermee vertrouwt." Let op! Hij zegt niet dat de Geest deze macht niet aan onvolwassen of helemaal niet aan niet-geheiligde personen zal geven. Hij suggereerde al dat de Geest in Korinthe precies dát deed toen hij in het voorgaande het over heiliging had. Je kunt je afvragen of hetzelfde principe van toepassing is op het niveau van ware dogmatische diepte en breedte in een geloofsgemeenschap. We zouden kunnen zeggen dat een verkeerde denkwijze en een oppervlakkige doctrine geen garantie geven dat je de zegening van de Geests doop kunt verwachten want hij is de Geest van de waarheid. Maar mogelijk, omdat hij er vrij in is, sluit dat ook niet persé de zegening uit. Het kan zijn dat de zegening wordt gegeven om een geloofsgemeenschap aan te moedigen dieper in de Schrift te gaan, en daarna wordt teruggenomen als ze meer gefascineerd zijn van fenomenen dan van de glorie van God in het evangelie. Zie boven bij punt zes van de discussie over zijn waarschuwingen tegen de charismatische beweging.
77. The Sovereign Spirit, p. 50.
78. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, pp. 694-695.
79. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 693.
80. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 253.
81. De Chapel bleek geen belangrijke groei te ondervinden. Het lidmaatschap was 828 in 1967. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 543.
82. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 707.
83. Five Evangelical Leaders, p. 72
84. The Sovereign Spirit, p. 137.
85. Joy Unspeakable, p. 228.
86. Preaching and Preachers, p. 183. Hij zegt, verwijzend naar het leven van de prediker: "Muziek helpt niet iedereen maar het helpt sommige mensen heel veel; en ik ben gelukkig een van hen ... Alles wat weldadig voor je is, brengt je in een prettige stemming of toestand, alles wat je behaagt of spanningen wegneemt en je relaxt doet voelen is van onschatbare waarde. Muziek doet dat voor sommigen op wonderbare wijze."
87. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 384.
88. Iain H. Murray, David Martyn Lloyd-Jones: The Fight of Faith 1939-1981, p. 372.
89. The Sovereign Spirit, p48.
90. Revival, p. 147.
91. Revival, p. 145.
92. Waarom verlangen we naar deze gaven? ... Ons motief moet altijd zijn om hem te leren kennen zodat we zielzorg zullen verlenen voor zijn glorie en zijn lof. The Sovereign Spirit, p132.
93. Revival, p. 117.


Noot van de vertaler
1 James Innell Packer, Brits-Canadese theoloog (22 juli 1926 – 17 juli 2020)
2 George Verwer, Amerikaanse zendeling en auteur (3 juli 1938 – 14 april 2023)
3 George Campbell Morgan, Britse evangelist (9 december 1863 – 16 mei 1945)
4 Thomas Goodwin, Engelse theoloog, predikant en auteur (5 oktober 1600 – 23 februari 1680)
5 Amerikaanse predikant (25 februari 1934 – 17 november 1997)
6 Bijbelteksten zijn geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling 2021 (NBV21)
7 Visie dat er een einde gekomen is aan de "wonderbaarlijke gaven" van genezing en tongentaal, en dat het einde van het apostolisch tijdperk ook een einde heeft gemaakt aan de wonderen die met die periode geassocieerd worden
8 Benjamin B. Warfield, Amerikaanse theoloog (5 november 1851 – 16 februari 1921)
9 Originele titel “A Memorandum on Faith Healing”
10 Schot, stichter van het Presbyterianisme (een strenge vorm van calvinisme) (begin 16e eeuw - 24 november 1572)
11Bepaalde Schotse beweging van het Presbyterianisme
12 Dwight Lyman Moody, Amerikaanse evangelist (5 februari 1837 – 26 december 1899), Reuben Archer Torrey, Amerikaanse evangelist en predikant (28 januari 1856 – 26 oktober 1928), Adoniram Judson Gordon, predikant en componist (19 april 1836 – 1895), Arthur Tappan Pierson, Amerikaanse, presbyteriaanse predikant, zendeling (6 maart 1837 – 3 juni 1911)