God verheerlijken met geld
Uit Bijbelse Boeken en Preken
Door John Piper
Over Geld
Een deel van de Worship God-serie
Vertaling door Bert Dijkhoff
U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).
Lucas 12:32-341
Wees niet bang, kleine kudde, want jullie Vader heeft jullie in zijn goedheid het koninkrijk geschonken. (33) Verkoop je bezittingen en geef het geld aan de armen. Maak voor jezelf een geldbuidel die niet verslijt, een schat in de hemel die niet opraakt, waar een dief niet bij kan en die door geen mot kan worden aangevreten. (34) Waar jullie schat is, daar zal ook jullie hart zijn.
De kern van aanbidding is hoofdzakelijk de waardering van God als oneindig waardevol boven al het andere. De buitenkant van aanbidding bestaat uit handelingen die laten zien hoezeer we God op prijs stellen. Dus alles in het leven is bedoeld om een aanbidding te zijn want God zei of u nu eet of drinkt of iets anders doet – alles in het leven - doe alles om te laten zien hoe waardevol de glorie van God voor u is (1 Korintiërs 10:31). Geld en goederen vormen een groot deel van het leven en dus heeft God de bedoeling om die een groot deel van de aanbidding te laten zijn – want alles in het leven moet aanbidding zijn. Dus hoe u met uw geld en uw bezittingen aanbidt, is door ze te krijgen, te gebruiken en te verliezen op een manier die laat zien hoeveel u God - en niet geld - waardeert. Daar gaat deze tekst over. En dus is het absoluut een tekst over aanbidden.
Er is een plaats voor gezamenlijke erediensten – dat is wat wij hier samen doen op de zondagmorgen. En dezelfde definities gelden hier net als op alle andere plaatsen: de kern van aanbidding is de innerlijke waardering van God als oneindig waardevol. En de vormen van aanbidding zijn de handelingen die deze innerlijke waardering van God uitdrukken (prediking en luisteren naar het woord van God, bidden, zingen, geven, het laatste avondmaal delen, enzovoort). Een van deze handelingen in de gezamenlijke eredienst hier bij Bethlehem2 is wat we “de offergave” noemen – een moment vlakbij het midden van onze gezamenlijke eredienst waarop we aanbidden met ons geld door het uit handen te geven en van onze banken te halen, en door het te stoppen in onze missie en onze dienst aan Christus.
Dus dit specifiek onderdeel van onze gezamenlijke eredienst is een klein deel van het groter patroon van dagelijkse aanbidding met ons geld door deze te verdienen, te besteden, te sparen en te schenken. De tekst van vandaag, Lucas 12:32-34, heeft te maken met het grote patroon van aanbidding met ons geld, en als gevolg daarvan houdt het ook verband met wat we met ons geld doen tijdens de gezamenlijke aanbidding. Laten we dus naar een paar belangrijke punten in deze tekst kijken en deze toepassen op onze levens in het algemeen en op ons gezamenlijk geven in het bijzonder.
Inhoud |
Wees niet bang
Het eerste punt van de tekst (in vers 32) is dat God ons opdraagt niet te vrezen als het gaat om geld en goederen. Vrees niet, wees niet bang. “Wees niet bang, kleine kudde, want jullie Vader heeft jullie in zijn goedheid het koninkrijk geschonken.” Maar om dit punt te maken is er een andere methode die dieper gaat. Waarom God wil dat we niet bang zijn als het om geld en goederen gaat, is omdat dit vijf grote zaken van hem zal verheerlijken. Niet bang zijn zal reflecteren hoezeer we die vijf dingen van God waarderen. Met andere woorden, niet bang zijn zou een prachtige innerlijke daad van verering worden.
Ten eerste, niet bang zijn laat zien dat we God waarderen als onze Herder. “Wees niet bang, kleine kudde.” Wij zijn z’n kudde en hij is onze Herder. En als hij onze Herder is, dan is Psalm 23 van toepassing: “De HEER is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets” – dat wil zeggen, ik zal niet tekort komen wat ik echt nodig heb. Niet bang zijn verheerlijkt de kostbaarheid van onze Herder.
Ten tweede, niet bang zijn laat zien dat we God waarderen als onze Vader. “Wees niet bang, kleine kudde, want jullie Vader heeft jullie in zijn goedheid het koninkrijk geschonken.” We zijn niet alleen maar zijn kleine kudde; we zijn ook zijn kinderen, en hij is onze Vader. Wat dit betekent staat duidelijk in vers 30: “De volken van deze wereld jagen die dingen na, maar jullie Vader weet dat je ze nodig hebt.” Anders gezegd, uw Vader zorgt goed voor u, weet echt wat u nodig heeft en zal voor u werken om zeker te stellen dat u hebt wat u nodig heeft. (Pas op dat u God niet dicteert wat u denkt wat “nodig” betekent in plaats van te leren wat hij denkt wat “nodig” betekent!)
Ten derde, niet bang zijn laat zien dat we God waarderen als Koning. “Wees niet bang, kleine kudde, want jullie Vader heeft jullie in zijn goedheid het koninkrijk geschonken.” Hij kan ons het “koninkrijk” geven want hij is de Koning. Dit voegt een immens machtselement toe aan degene die voor ons zorgt. “Herder” duidt op bescherming en verzorging. “Vader” duidt op liefde, tederheid, autoriteit, verzorging en leiding. “Koning” duidt op macht, heerschappij en weelde. Dus als we erop vertrouwen dat God de Herder, Vader en Koning is, en we niet bang zijn ten aanzien van geld en goederen, dan laten we zien hoe echt en waardevol God voor ons is in al deze hoedanigheden. God zal worden aanbeden.
Ten vierde, niet bang zijn laat zien hoe vrij en royaal God is. “Wees niet bang, kleine kudde, want jullie Vader heeft jullie in zijn goedheid het koninkrijk geschonken.” Kijk eens, hij schenkt het koninkrijk. Hij verkoopt niet het koninkrijk noch verhuurt hij het koninkrijk of verpacht hij het koninkrijk. Hij geeft het weg. Hij is oneindig rijk en heeft onze betalingen niet nodig. Alles wat we hem zouden proberen te geven, is sowieso al van hem. “Bezit u ook maar iets dat u niet geschonken is?” (1 Korintiërs 4:7). Dus God is royaal en vrij in zijn gulheid. En dat is wat we van hem verheerlijken als we niet bang zijn en hem onze behoeften toevertrouwen.
Ten slotte, niet bang zijn laat zien dat we God waarderen als welwillend. “Wees niet bang, kleine kudde, want jullie Vader heeft jullie in zijn goedheid het koninkrijk geschonken.” Hij doet dat “graag.” Het “behaagt” hem om u het koninkrijk te schenken. Hij wil dat doen. Het maakt hem gelukkig om dit te doen. Niet iedereen onder ons had een vader als deze – die ervan hield om dingen te geven, die blij werd van geven in plaats van krijgen. Maar dat doet er niet toe want u kunt nu zo’n Vader, Herder en Koning hebben. Vertrouw hem als uw Vader door het verzoenend werk van Jezus, en u zult hem aantreffen als uw Vader.
Dus het eerste punt in deze tekst is dat we God zouden moeten waarderen als onze Herder, Vader en Koning die genereus en welwillend is om ons het koninkrijk van God te geven – om ons de hemel te schenken, om ons het eeuwig leven en blijdschap te schenken, en alles wat we nodig hebben om dit te bereiken. Wanneer we God op die manier waarderen – als we hem vertrouwen – zullen we onbevreesd zijn en zal God worden aanbeden. Dit is de basis van al het andere in de tekst en in deze preek. Wat er komt wordt mogelijk dankzij deze belofte.
Een prikkel tot versobering in plaats van tot ophoping van bezit
Het tweede punt is het volgende: God op deze wijze vertrouwen geeft een sterke prikkel richting versobering in plaats van richting ophoping. Vers 33: “Verkoop je bezittingen en geef het geld aan de armen. Maak voor jezelf een geldbuidel die niet verslijt, een schat in de hemel die niet opraakt, waar een dief niet bij kan en die door geen mot kan worden aangevreten.”
Richt uw aandacht voor even op de woorden: “Verkoop je bezittingen.” Tegen wie sprak hij? Vers 22 geeft het antwoord: “Hij [Jezus] zei tegen zijn leerlingen.” Wel, deze mensen waren verre van rijk. Ze hadden niet veel bezittingen. Desondanks zegt hij: “Verkoop uw bezittingen.” Hij zegt niet hoeveel bezittingen er verkocht moeten worden. Tegen de rijke heerser in Lucas 18:22 zegt Jezus: “Verkoop alles wat u hebt en verdeel de opbrengst onder de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten. Kom daarna terug en volg Mij!” Verkoop alles wat u hebt. Toen Zacheüs Jezus ontmoette, zei hij (Lucas 19:8): “Luister, Heer, de helft van mijn bezittingen zal ik aan de armen geven, en als ik iemand iets heb afgeperst, zal ik het viervoudig vergoeden.” Dus Zacheüs gaf vijftig procent van zijn bezittingen weg. In Handelingen 4:37 staat: “Hij [Barnabas] bezat een akker; die hij verkocht, waarna hij het geld naar de apostelen bracht.” Dus hij verkocht minstens een akker.
De Bijbel maakt ons niet duidelijk hoeveel bezittingen te verkopen. Maar waarom staat er dan toch dat je je bezittingen moet verkopen? Waarom? Aalmoezen geven – uw geld gebruiken om liefde te tonen aan degenen die een tekort aan levensbenodigdheden hebben evenals aan een tekort aan het evangelie (noodzakelijk voor het eeuwig leven) – is zo belangrijk dat wanneer je geen liquide middelen hebt om te geven, je iets zou moeten verkopen zodat je in staat bent om te geven. Bedenk nu eens wat dit in de context betekent. Deze leerlingen zijn geen mensen zonder contant geld van wie het geld vastligt in obligaties of in onroerende zaken. Dat soort mensen heeft normaal gesproken grote spaartegoeden. Maar Jezus zei niet: “Breek een deel van je spaartegoed aan en geef aalmoezen.” Hij zei: “Verkoop iets en geef aalmoezen.” Waarom? De eenvoudigste aanname is dat deze mensen dicht genoeg bij de zelfkant van de samenleving zaten om ervan uit te gaan dat ze geen contant geld hadden en iets moesten verkopen zodat ze geld konden geven. En Jezus wou dat zijn mensen richting versobering gingen en niet naar ophoping.
Dus wat is het punt? Het punt is dat er een krachtige prikkel is in het christelijk leven richting eenvoud in plaats van richting ophoping. Die prikkel komt van de waardering voor God als Herder, Vader en Koning, die meer is dan de waardering voor al onze bezittingen. En om twee redenen is de prikkel een sterke prikkel. De ene is dat Jezus zei: “Wat is het moeilijk voor rijken [letterlijk: zij die dingen hebben] om het koninkrijk van God binnen te gaan.” (Lucas 18:24). In Lucas 8:14 zegt Jezus dat de rijken het woord van God “verstikken”. Maar we willen veel liever het koninkrijk binnen gaan dan dat we allerlei dingen willen hebben. En we willen in onze levens niet dat het woord van God verstikt. Er is dus een sterke prikkel om te versoberen in plaats van op te hopen. De andere reden is dat we willen dat de kostbaarheid van God te zien is in de wereld. En Jezus vertelt ons dat verkopen van dingen en geven van aalmoezen een manier is om te laten zien dat God echt en waardevol is als Herder, Vader en Koning.
Het tweede punt is dat God vertrouwen als Herder, Vader en Koning een grote prikkel draagt richting versobering in plaats van richting ophoping. En dat zorgt voor aanbidding vanuit de innerlijke, verborgen plek van het hart naar de meer zichtbare acties voor de glorie van God.
Maximalisatie van onze schat in de hemel, niet op aarde
Het derde punt uit deze tekst is dat het doel van geld de maximalisatie in de hemel is en niet op aarde. Vers 33 nogmaals: “Verkoop je bezittingen en geef het geld aan de armen. Maak voor jezelf een geldbuidel die niet verslijt, een schat in de hemel die niet opraakt, waar een dief niet bij kan en die door geen mot kan worden aangevreten.” Wat is het verband tussen hier bezittingen verkopen zodat je kunt voorzien in de behoeften van anderen (het eerste deel van de vers), en de ophoping van een schat in de hemel voor uzelf (aan het einde van de vers)?
Het verband lijkt als volgt te zijn: de manier waarop u geldbuidels maakt die geen gaten krijgen en de manier waarop u onuitputtelijke schatten in de hemel vergaart, is door uw bezittingen te verkopen om in de behoeften van anderen te voorzien. Anders gezegd, versoberen voor de liefde op aarde vergroot uw vreugde in de hemel.
Laat u dit uiterst drastisch punt niet ontgaan. Het is de manier waarop Jezus de hele tijd denkt en spreekt. Door de hemel steeds in gedachten te hebben, wordt een drastisch, liefhebbend verschil gemaakt in deze wereld. De mensen die het sterkst zijn overtuigd dat een schat in de hemel van belang is en niet een grote ophoping van geld hier, zijn de mensen die constant zullen dromen van manieren om te versoberen en te dienen, te versoberen en te dienen, te versoberen en te dienen. Ze zullen geven, geven en geven. En ze zullen natuurlijk werken, werken en werken zoals Paulus zei in Efeziërs 4:28: “zodat hij iets weg kan geven aan wie het nodig heeft.”
Het verband met aanbidden is als volgt: Jezus draagt ons op om een schat in de hemel op te bouwen om onze vreugde in God te maximaliseren. Hij zegt dat de manier waarop je dat doet bestaat uit verkopen en versoberen ten gunste van anderen. Versoberen en dienen motiveert hij dus met onze wens om onze vreugde in God te maximaliseren. Dat betekent dat hoe we met geld omgaan een uiting wordt van hoeveel meer we blij zijn met God dan met geld en dingen. En dat is aanbidding.
Uw hart beweegt richting dat waar u om geeft
Het laatste punt in de tekst van deze morgen is het volgende: uw hart beweegt richting dat waar u om geeft, en God wil dat u richting hem beweegt. Vers 34: “Waar jullie schat is, daar zal ook jullie hart zijn.” Dat is de gegeven reden waarom we zouden moeten gaan voor een onuitputtelijke schat in de hemel: “Waar jullie schat is, daar zal ook jullie hart zijn.” Als uw schat in de hemel is, waar God is, dan is dat waar uw hart ook zal zijn.
Wat is het nu dat deze schijnbaar eenvoudige vers werkelijk zegt? Het woord “schat” interpreteer ik als “het aanbeden object.” En het woord “hart” interpreteer ik als “het orgaan dat aanbidt.” Dus lees deze vers als volgt: “Waar het object is dat u aanbidt, daar zal het orgaan zijn dat aanbidt.” Als het aanbeden object God in de hemel is, zal uw hart bij God in de hemel zijn. U zult bij God zijn. Maar als het object dat u aanbidt bestaat uit geld en goederen op aarde, dan zal uw hart op aarde zijn. U zult op aarde zijn, afgesneden van God.
Dat is wat Jezus bedoelde in Lucas 16:13 toen hij zei: “Geen enkele knecht kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon3.” Geld dienen is geld aanbidden en alle voordelen najagen die geld kan geven. Het hart volgt het geld. Maar God dienen betekent God aanbidden en alle voordelen najagen die God kan geven. Het hart volgt God.
En dat is aanbidding: het hart heeft God lief en zoekt hem als schat boven alle schatten.
De offergave – een daad van aanbidding
Ik sluit af door gewoon deze vier punten in verband te brengen met de gezamenlijke daad van aanbidding die we “de offergave” noemen. Dat moment en die daad binnen onze dienst zal voor u aanbidding zijn ongeacht het bedrag – van een klein beetje tot vele duizenden – als u bij het geven vanuit het hart zegt: 1) hierbij vertrouw ik u, God, als mijn goede, royale Herder, Vader en Koning, zodat ik niet bang hoef te zijn wanneer ik minder geld heb voor mezelf doordat ik in de behoeften van anderen voorzie; 2) bij deze weersta ik de enorme druk in onze cultuur om alsmaar meer en meer op te hopen en doe ik mijn portie weg met de prikkel tot versobering ten gunste van anderen; 3) bij deze verzamel ik een schat in de hemel en niet op aarde zodat mijn vreugde in God voor altijd maximaal zal zijn; en 4) met deze offergave verklaar ik, omdat mijn schat in de hemel is, dat mijn hart God volgt.
Noot van de vertaler
1 Bijbelteksten zijn geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling van 2021 (NBV21)
2 Bethlehem Baptist Church in Minnesota, VS
3 Synoniem voor geld