Minste van de apostelen

Uit Bijbelse Boeken en Preken

Ga naar:navigatie, zoeken

Verwante bronnen
More Door Jerry Bridges
Auteur Index
More Over Bijbelse Figuren
Onderwerp Index
Over deze vertaling
English: Least of the Apostles

© Ligonier Ministries

Share this
Onze Missie
Deze vertaling is van het Evangelie Vertalingen, een online dienst, de evangelie gecentreerde boeken en artikelen vrij verkrijgbaar in elke natie en taal.

Hier meer (English).
Hoe u kunt helpen
Als u goed Engels spreken, kunt u met ons vrijwillig als vertaler.

Hier meer (English).

Door Jerry Bridges Over Bijbelse Figuren
Een deel van de A Pastor's Perspective-serie

Vertaling door Bert Dijkhoff

Review U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).



Er worden in het Nieuwe Testament zo’n zesentwintig verschillende Christelijke karaktereigenschappen bijgebracht via voorschrift of via voorbeeld. Drie daarvan, vertrouwen in God (als tegenstelling van bezorgd of angstig zijn), liefde en bescheidenheid, worden vaker bijgebracht dan alle andere tezamen. Omdat sommige van de resterende eigenschappen – zoals barmhartigheid, vriendelijkheid, zachtmoedigheid en geduld – voortkomen uit liefde en bescheidenheid, kunnen we veel leren over het karakter van de apostel Paulus door onze studie in te perken tot deze drie karaktereigenschappen.

Eerst kijkend naar Paulus’ vertrouwen in God, herinneren we ons dat hij degene is die aan de kerk van Philippi de beroemde woorden schreef: “Wees over niets bezorgd, maar vraag God wat u nodig hebt en dank hem in al uw gebeden” (Filippenzen 4:6). Ongetwijfeld had Paulus rijkelijk de gelegenheid om in de praktijk te brengen wat hij predikte middenin de ongelooflijke ontberingen die hij onderging tijdens zijn apostolisch werk. In feite schreef Paulus precies deze woorden uit Filippenzen 4:6 terwijl hij in Rome gevangen zat. Een uitstekend voorbeeld van zijn vertrouwen in God vond echter enkele jaren voor dat schrijven plaats in de stad Philippi zelf.

Vanwege het prediken van de Evangelie werden Paulus en Silas geslagen en in de gevangenis gegooid (Handelingen 16:16-40). Voor de meesten onder ons zou zo’n belevenis een hoge mate van angst opleveren maar niet voor Paulus en Silas. In de plaats daarvan lezen we: “Om middernacht waren Paulus en Silas aan het bidden en zongen ze lofliederen voor God” (v. 25).

We weten niets over de inhoud van hun gebeden maar de hele teneur van de vertelling suggereert dat ze God dankten dat ze waardig werden bevonden om voor Christus te lijden, en Hem vroegen om hun omstandigheden te gebruiken voor verdere verspreiding van het Evangelie. Ze vertrouwden volledig op God.

Hoe verklaren we Paulus’ vertrouwen in God en het genoegen dat hij schiep in zijn omstandigheden, zelfs in de gevangenissen van Philippi en Rome? Enkele jaren ervoor schreef hij aan de gelovigen in Rome: “En wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn, alles bijdraagt aan het goede” (Romeinen 8:28). Paulus had absoluut vertrouwen in de soevereiniteit en goedheid van God. Hij kende de les van Jezus dat niet één mus dood zal neervallen als God dat niet wil, en niet één mus door God wordt vergeten (Mattheüs 10:29; Lucas 12:6). Hij geloofde dat en omarmde dat tot in het diepst van zijn wezen. Paulus’ vertrouwen in God was verankerd in zijn geloof over de soevereiniteit en goedheid van God.

Paulus’ theologie was ook de basis van zijn bescheidenheid. Hij begon zijn leven als volwassene niet als deemoedige volger van Jezus. Integendeel, de eerste keer dat we Paulus ontmoeten in Handelingen, treffen we een hoogmoedige, schijnheilige Farizeeër aan, die de kerk plundert en mannen en vrouwen in de gevangenis brengt. Hoewel we naar Paulus’ karakter kijken, kunnen we niet zijn basale persoonlijkheid negeren, die duidelijk sterk en krachtig was. Zijn dramatische ontmoeting met de opgestane Christus op de weg naar Damascus veranderde daar niets aan. Integendeel, we zien hem onmiddellijk vrijmoedig Jezus prediken in de synagogen van Damascus. Jaren later zien we hem resoluut omgaan met het morele probleem in de Korintische kerk en een vloek afroepen over de valse leermeesters in Galatië, die het Evangelie aan het ondermijnen waren. Paulus had duidelijk niets verloren van zijn sterke, krachtige persoonlijkheid die hij als Farizeeër had. Maar desondanks werd zijn leven als apostel duidelijk gekenmerkt door een nadrukkelijke bescheidenheid richting zowel God als andere mensen.

Paulus’ bescheidenheid is het duidelijkst terug te zien in zijn eigen zelfwaardering. Schrijvend aan de Korintiërs in AD 55 noemt hij zichzelf “minste van de apostelen, ik ben de naam apostel niet waard omdat ik Gods gemeente heb vervolgd” (1 Korintiërs 15:9). Voor de Efeziërs zo’n vijf jaar later, verwijst hij naar zichzelf als de minste van alle heiligen (Efeziërs 3:8). Aan het eind van zijn leven beschouwt hij zichzelf als de eerste der zondaars (1 Timotheüs 1:15). Dat is nogal een sprong vooruit in zijn zelfbewustzijn, van een hoogmoedige, zelfingenomen Farizeeër naar de eerste der zondaars. Alleen een persoon van ware bescheidenheid zou zichzelf in zulke termen beschrijven.

Wat deed een ooit hoogmoedige Farizeeër veranderen in een bescheiden apostel van Christus? Het was Paulus’ inzicht in de genade van God. Hij begreep dat Gods genade meer is dan een onverdiende gunst. Hij beschouwt zichzelf niet enkel als iemand die het niet verdiend heeft maar als iemand die er geen recht op heeft. Hij wist dat in hem, los van Christus, hij volledige de woede van God verdiende. In de plaats daarvan werd hij een brenger van de boodschap die hij ooit probeerde te vernietigen. Daarom liet hij zijn beoordeling als de minste van de apostelen volgen door de verklaring “Alleen dankzij zijn genade ben ik wat ik ben” (1 Korintiërs 15:10). Dat is waarom hij zei, “Mij, de allerminste van alle heiligen, is de genade geschonken” (Efeziërs 3:8). Hij zag zichzelf als een uitstekend voorbeeld van de genade van God, en zijn theologie over genade bracht zijn bescheidenheid voort.

Hoe zit het met de liefde in Paulus’ leven? Herinneren we ons weer aan zijn sterke, krachtige persoonlijkheid; zien we dat deze beteugeld wordt door de liefde? Liet de man die die prachtige beschrijving van liefde in 1 Korintiërs 13 schreef, deze karaktertrek zien? Inzage in vier van zijn brieven aan verschillende kerken laat ons zien dat hij dat deed.

Natuurlijk waren de kerken van Philippi en Thessaloniki de twee “betere” kerken van Paulus. We zouden kunnen zeggen dat het nogal gemakkelijk was om te houden van deze mensen die van hem hielden. Maar hoe zit het met de probleemkerken – Korinthe en Galatië – die Paulus zoveel verdriet bezorgden? Werd zijn liefde hen ook duidelijk? Er is geen twijfel over dat Paulus vrij streng was in zijn brieven aan beide kerken. Aan de Korintiërs kon hij schrijven, “Toen ik u schreef was ik terneergeslagen en bedrukt en stonden de tranen in mijn ogen. Ik wilde u geen pijn doen, maar u laten weten hoezeer ik u liefheb” (2 Korintiërs 2:4). En aan de Galaten schreef hij, “Kinderen, zolang Christus geen gestalte in u krijgt, doorsta ik telkens weer barensweeën om u” (Galaten 4:19). Het was Paulus’ diepe liefde voor deze mensen en zijn bange hart die maakten dat hij met hen zo streng omging. Het was wat we tegenwoordig misschien “liefdevol vermanen” zouden noemen. Maar de waarheid is dat liefdevol vermanen de kostbaarste is van allemaal.

Wat was de oorsprong van Paulus’ diepgaande liefde voor de kerken? Het kwam voort uit zijn diepgaand inzicht in Gods liefde voor hem. Paulus was zich zo zeer bewust van Christus’ liefde voor hem dat hij in zekere zin voor Christus moest leven en moest liefhebben zoals Christus liefhad. Hij hield van de Korintiërs en de Galaten omdat Christus van hem hield. We zien dus alweer dat een karakter kan groeien vanuit de theologie. Omdat Paulus’ theologie stevig gegrondvest is in de liefde van Christus, was dat terug te zien in zijn karakter, en kon hij van anderen houden zoals Christus van hem hield.