Ontworpen voor waardigheid
Uit Bijbelse Boeken en Preken
Door Jerry Bridges
Over Schepping
Een deel van de Tabletalk-serie
Vertaling door Bert Dijkhoff
U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).
Gebakken ham of kalkoen is voor de meeste Amerikanen een traditionele favoriet voor de dis op Dankzeggingsdag en tijdens Kerst. En velen van ons genieten van een steak op z’n tijd of een zondags stoofpotje. Duizenden jaren al heeft de hele mensheid feesten gevierd met vis of gevogelte of verschillende dieren. Tot de opkomst van de dierenrechtenbeweging in recente jaren heeft niemand vragen gesteld bij de legitimiteit van het doden van deze wezens voor voedsel.
Daarentegen, is in de meeste culturen sinds het begin der tijden de moord op een ander mens een strafbare misdaad. Waarom is dat zo? Waarom maken we onderscheid tussen het doden van een vogel of dier en het opzettelijk ombrengen van een ander mens? Het antwoord kan gevonden worden in Genesis 9:1-6. In deze passage maakt God onderscheid tussen de dieren, vogels en vissen aan de ene kant en de mens aan de andere kant. De schepselen werden door God gegeven als voedsel voor de mensheid. Daarom brengen we ze om zonder enige vorm van schuldgevoel. Dit is een van Gods voorzieningen voor ons.
Maar, het is een ander verhaal als het om mensen gaat. In Genesis 9:6 zegt God uitdrukkelijk “Vergiet iemand het bloed van de mens, door de mens zal diens bloed vergoten worden; want naar het beeld van God heeft Hij de mens gemaakt” (nadruk toegevoegd). Het is in orde om een wezen te doden als voedselvoorziening maar het is niet goed om een ander mens te vermoorden. Waarom? Omdat God de mens heeft geschapen – mannelijk en vrouwelijk – naar Zijn beeld (Gen. 9:6 en 1:27).
Tot zover is het voor de meeste Tabletalk-lezers een opfrissing van het geheugen. Maar we zien vaak een ander belangrijk tekstdeel van de Heilige Schrift over het hoofd – hoe we met elkaar omgaan op basis van het feit dat we zijn gemaakt naar de gelijkenis van God. Jakobus 3:9 luidt, “Door [de tong] loven wij God en de Vader, en door haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis van God gemaakt zijn.” In tegenstelling tot andere schepselen heeft de mens een speciale band met God. En ondanks het feit dat dit beeld van God ernstig was beschadigd ten gevolge van Adam’s zonde, bestaat het nog steeds gezien het feit dat zowel Genesis 9:6 en Jakobus 3:9 verwijzen naar de mens van na de zondeval.
Dus er zijn twee schadelijke daden richting andere mensen, die verboden zijn vanwege het feit dat we zijn geschapen naar het beeld van God. En gezien de context is het geen exegetische sprong om te concluderen dat Jakobus niet alleen een beschuldiging of zware aanklacht in gedachten had maar ook alle ruwe of onaardige taal bedoeld om een andere persoon te kwetsen of te vernederen.
Dit is ontnuchterend. Ik mag een andere persoon niet vermoorden omdat hij geschapen is naar het beeld van God, en om dezelfde reden mag ik hem ook niet vervloeken of vernederen. En toch laten degenen onder ons die niet aan moord moeten denken, al te vaak ruwe of hatelijke woorden over hun tongen rollen meestal zonder boe of bah. Als we dat doen, zondigen we omdat we het beeld van God in andere mensen geschonden hebben.
Van deze twee verboden tegen moord en grove taal kunnen we een brede, Bijbelse principe afleiden, die van toepassing is op alle interpersoonlijke relaties. We moeten met andere mensen waardig en respectvol omgaan vanwege het feit dat zij geschapen zijn in het beeld van God. In feite lijkt de Heilige Schrift te suggereren dat God onze omgang met de medemens ziet als omgang met Hem. Zo staat bijvoorbeeld in Spreuken 19:17, “Wie zich ontfermt over de arme, leent uit aan de HEERE. Hij zal hem zijn weldaad vergelden.” En Jezus zei dat onze werken op de laatste dag op zekere wijze gebaseerd zullen zijn op dit principe. “En de Koning zal hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan” (Mattheüs 25:40).
Gewoonlijks associëren we het begrip integriteit met gedragseigenschappen als eerlijkheid en morele rechtschapenheid. Maar integriteit bevat ook de wijze waarop we naar andere mensen kijken en hoe we met hen omgaan. De meesten van ons hebben mensen gekend, die eerlijk en oprecht zijn wat hun moreel gedrag betreft maar die hoogmoedig en bot zijn in hun houding naar en omgang met anderen. En toch hoor je iedereen, ongeacht het geslacht, etnische afkomst, economische of sociale status, te behandelen met waardigheid en respect omdat hij of zij geschapen is naar het beeld van God. Als je op dit gebied tekortschiet, tast je onze integriteit aan.
Dat heeft allerlei consequenties. Zoals ik al eerder suggereerde, ons spreken over of met andere mensen moet ingebed zijn in dit principe van anderen behandelen met waardigheid en respect. Paulus schreef, “Laat er geen vuile taal uit uw mond komen, maar wel iets goeds, wat nuttig is tot opbouw, opdat het genade geeft aan hen die het horen” (Efeziërs 4:29). Verdorven taal is elke taal die bedoeld is om andere mensen neer te halen – hetzij degene tegen wie we praten of degene over wie we praten. Dit is een aspect van relationele betrekkingen waar wij die proberen omzichtig te zijn in andere aspecten van het leven, jammerlijk kunnen falen. Het is zo gemakkelijk om minachtend over anderen te praten zonder er bij na te denken, zonder schroom, en toch is die persoon geschapen naar het beeld van God.
Denk ook eens aan de daklozen. Op een winteravond kun je naar de bibliotheek in het centrum van de stad waarin ik leef gaan, en er een aantal dakloze mannen aantreffen, die er toevlucht vinden tegen de kou. Het is zo gemakkelijk om je te storen aan hun aanwezigheid. Ze hebben allemaal een scheer- en een douchebeurt nodig evenals schone kleren, en ze lijken indringers in de fijne burgerlijke atmosfeer die je normaal associeert met een bibliotheek. Maar toch zijn al deze mensen geschapen naar het beeld van God en dus verdienen ze de waardigheid en respect die we normaal gesproken over hebben voor mensen als wijzelf.
Echter, we moeten meer doen dan enkel waardigheid en respect tonen. In de dagen van Jesaja, heeft God de Israëlieten streng berispt voor hun onverschilligheid ten aanzien van het lot der behoeftigen. Gods woorden luidden: “Is dit niet het vasten dat Ik verkies… ‘Is het niet dit, dat u uw brood deelt met wie hongerlijdt, en de ellendige ontheemden een thuis biedt, dat, als u een naakte ziet u hem kleedt’” (Jesaja 58:6-7). Dit kort artikel is niet de plek om dit om te zetten in wat het voor een ieder van ons vandaag de dag zou moeten zijn. Overbodig te zeggen dat elke gelovige betrokken hoort te zijn bij de pastorale zorg voor hulpbehoevenden, hetzij door verstrekking van directe “aanpakkers”-zorg of door vrijgevige steun aan christelijke geestelijken die betrokken zijn bij zulk werk. En mochten we de neiging hebben om gul te reageren op het noodlot van aidswezen in Afrika, laten we dan niet de hulpbehoevenden in onze eigen woonplaatsen vergeten.
Bescherming van het leven is een andere toepassing van de waarheid dat elk individu is geschapen naar het beeld van God. Op dit gebied denken we van nature meteen aan bescherming van het ongeboren kind. Terwijl ons rechtssysteem veelal onze inspanningen om hen te beschermen, belemmert, zijn er toch goede daden die we kunnen verrichten. Zoals de persoonlijke en financiële steun van geboortecentra die vrouwen met ongewenste zwangerschappen pastorale zorg bieden. Een andere goede actie is steun bieden aan zij die werken aan verandering van het juridisch klimaat, hetzij via wetgeving, hetzij via jurisprudentie.
Sinds het rampzalig arrest van het Amerikaans Hooggerechtshof in de zaak Roe v. Wade in 1973, is de bescherming van ongeboren kinderen een grote rol gaan spelen in de toenemende politieke en culturele verdeeldheid van ons land. In de hitte van het debat omtrent dit issue, is het gemakkelijk om het zicht op de basis van onze “pro-life” overtuiging uit het oog te verliezen – namelijk, elk van deze ongeboren baby’s is geschapen naar het beeld van God. Bescherming van ongeboren leven is daarom veel meer dan een politieke kwestie die beslist wordt in het stemhokje of in de rechtszaal. Het is een strijd die ook gestreden moet worden voor de troon van Gods genade via gebed.
Aan de andere kant van het leeftijdsspectrum is de toenemende bedreiging van de euthanasie en begeleiding bij zelfmoord van ouderen en ernstig beperkten. Daarbij komt dat er een groot aantal ouderen is dat wegkwijnt in verzorgingstehuizen met weinig of geen aandacht van hun familie. Velen van hen hebben sterk verminderde mentale vaardigheden wat het contact met hen bemoeilijkt. Maar al deze mensen moeten met waardigheid en respect behandeld worden ongeacht hoe moeilijk dat soms kan zijn.
Er zijn meer dan zes miljard mensen die onze wereld vandaag de dag bevolken. Dankzij onze communicatietechnologie zijn we virtuele buren van de meesten van hen geworden. Dus hoe reageren wij als we reportages in onze krant lezen of op onze televisie zien over verwoestende aardbevingen of tyfoons die honderdduizenden mensen omgebracht of dakloos gemaakt hebben? Is het slechts het zoveelste nieuws over onze noodlijdende planeet? Of zien we elk van deze mensen als zijnde geschapen naar het beeld van God en verdienen ze daarom waardigheid en respect evenals onze medeleven en hulp?
Niemand van ons leeft op een sociaal eiland. We hebben dagelijks interactie met mensen, hetzij direct of indirect. Ongeacht de omstandigheden en karakter van deze interactie, laten we alle mensen met waardigheid en respect behandelen met de erkenning dat elk mens is geschapen naar het beeld van God. Zoals Paulus schreef in Galaten 6:10: “Laten wij dus, terwijl wij gelegenheid hebben, goeddoen aan allen, maar vooral aan de huisgenoten van het geloof.”