Oproep om te lijden en te verblijden: Voor de afwerking van het doel van Christus’ lijden
Uit Bijbelse Boeken en Preken
Vertaling door Bert DijkhoffDoor John Piper
Over Lijden
Een deel van de Called to Suffer and Rejoice-serie
U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).
Colossenzen 1:24-291
Ik ben verheugd dat ik nu voor u lijd en dat ik in mijn lichaam mag aanvullen wat er nog ontbreekt aan het lijden omwille van Christus, ten behoeve van zijn lichaam, de kerk, waarvan ik dienaar geworden ben. Met het oog op u heeft God mij die dienende taak toevertrouwd, opdat zijn boodschap in al haar volheid verkondigd wordt: het goddelijk geheim dat in alle eeuwen en voor alle generaties verborgen is geweest, maar nu aan zijn heiligen onthuld is. Aan hen heeft God bekend willen maken hoe luisterrijk dit geheim is voor alle volken: Christus is in u, Hij is uw hoop op goddelijke luister. Hem verkondigen wij wanneer we iedereen waarschuwen en in alle wijsheid onderrichten, om iedereen tot volmaaktheid in Christus te brengen. Daarvoor span ik mij in en strijd ik met zijn kracht, die volop in mij werkzaam is.
Ik wil dat we ons richten op vers 24 en op Paulus’ aanvulling “wat er nog ontbreekt aan het lijden omwille van Christus.” Hoe kan er nou iets ontbreken aan Christus’ lijden? Was zijn lijden en dood voor ons niet volmaakt al-voorziend? Dus wat bedoelt hij in vers 24 en hoe is het op ons van toepassing?
Inhoud |
Samenvatting van deze paragraaf
Om vers 24 goed te zien, laten we ernaar kijken in relatie tot de rest van de verzen. Laten we van achter naar voren gaan beginnend bij vers 29 en opsommen wat Paulus in deze paragraaf zegt.
Vers 29: Paulus zegt dat er een doel is waaraan hij werkt. Het streven van dit werk en het vullen met lijden ervan is niet alleen maar zijn eigen aandrijfvermogen. Het is de kracht van Christus die met macht in hem werkt.
Vers 28 beschrijft het doel waarvoor Paulus werkt, namelijk iedereen die hij bereikt “tot volmaaktheid in Christus” brengen. En dat doet hij door Christus te verkondigen, iedereen te waarschuwen, en iedereen te onderwijzen. Dit is Paulus’ onophoudelijk werk dat door Christus van energie wordt voorzien.
Verzen 26-27 beschrijven duidelijker wat Paulus verkondigt en onderwijst. Het wordt in vers 26 een “geheim” genoemd, niet omdat het niet begrepen kan worden maar omdat het eeuwenlang werd verborgen en nu is onthuld aan de heiligen. Dan omschrijft vers 27 de rijkdom van de glorie van dit geheim. Het is “Christus in u [niet-Joden], Hij is uw hoop op goddelijk luister.” Wat in de vorige eeuwen niet volledig onthuld was, is dat de Joodse Messias – de Christus – zich feitelijk uitstrekt naar niet-Joodse volkeren en woont in niet-Joodse mensen – dat hij feitelijk in hen zou leven en hen de belofte van Abraham zou geven, de hoop op glorie in het koninkrijk van god met alle heiligen.
Maar nu is het geheim onthuld en Paulus verkondigt Christus en onderwijst overal dat het inwonen van de Messias en de hoop op de glorie van God toebehoort aan allen die Christus vertrouwen en echt hopen op de glorie van God (1:4, 23).
Vers 25 zegt gewoon dat deze verkondiging van Christus de invulling is van het rentmeesterschap dat God aan Paulus had gegeven om Gods Woord te verspreiden. Hij is een dienaar van de kerk en een rentmeester van God. Zijn opdracht is het brengen van het Woord van God naar de mensen, hen de hoop van de glorie bieden, en hen oproepen tot het geloof. En zo is hij een dienaar van de kerk door uit alle volken Gods uitverkorenen samen te brengen, en door hen te onderwijzen en te waarschuwen zodat ze compleet in Christus gepresenteerd kunnen worden.
In vers 24 staat dat deze dienst van de verspreiding van het geheim van Christus en de hoop op glorie onder de volken, en hen dan waarschuwen en onderwijzen, lijden met zich meebrengt. “Ik ben verheugd dat ik nu voor u lijd en dat ik in mijn lichaam mag aanvullen wat er nog ontbreekt aan het lijden omwille van Christus, ten behoeve van zijn lichaam, de kerk.”
Wat betekent “aanvullen wat er nog ontbreekt”?
Wat betekent het dat wanneer Paulus lijdt voor de kerk – daarbij de hoop op glorie aan steeds meer mensen verstrekkend, en hen onderwijzend over het geheim van Christus, en bij de uitvoering hiervan lijden – hij bezig is met het “aanvullen wat er nog ontbreekt aan het lijden omwille van Christus”? Hoe kan iemand aanvullen wat voor zeker zo compleet is als lijden maar kan zijn?
De context wijst op de betekenis
Ik denk dat de context waar we net naar keken, erop wijst dat Paulus’ lijden die van Christus aanvult, niet door iets aan de waarde ervan toe te voegen, maar door het te verlengen naar de mensen die er mee gezegend moeten worden. Wat ontbreekt aan het lijden van Christus is niet dat het aan waarde of verdienste tekort komt, alsof het niet de zonden van allen die geloven voldoende zou kunnen dekken. Wat ontbreekt, is dat de oneindige waarde van Christus’ lijden niet overal in de wereld bekend is. Het is nog steeds een geheim (verborgen) voor veel mensen. En het is Gods bedoeling dat het geheim onthuld wordt, verstrekt aan alle niet-Joden. Dus het lijden komt in die zin tekort dat het niet gezien en bekend is bij de volken. Het moet gebracht worden door de dienaars van het Woord. En deze dienaars van het Woord vullen aan wat er tekort komt in het lijden van Christus door het te verstrekken aan anderen.
Vergelijkbare woorden in Filippenzen 2:30
Daarvoor bestaat een sterk bewijs in het gebruik van vergelijkbare woorden in Filippenzen 2:30. Er was een man, Epafroditus genoemd, in de kerk te Filippi. Toen de lokale kerk er hulpmiddelen voor Paulus verzamelde (mogelijk geld, voorraden of boeken) besloten ze die naar Paulus in Rome te sturen door ze mee te geven aan Epafroditus. Tijdens zijn reis met deze voorraden verliest Epafroditus bijna zijn leven. In vers 27 staat dat hij ziek was en bijna gestorven, maar God spaarde hem.
Dan, in vers 29, zegt Paulus tegen de kerk te Filippi dat ze Epafroditus moeten eren als hij terugkeert, en hij geeft zijn reden in vers 30 waarin woorden staan vergelijkbaar met Colossenzen 1:24. “Hij heeft immers door zijn werk voor Christus oog in oog met de dood gestaan. Hij heeft zijn leven op het spel gezet om de hulp te geven die u mij niet kon bieden [ofwel aan te vullen wat ontbrak].” In het oorspronkelijk zinsdeel is “geven wat u mij niet kon bieden” in uw hulp aan mij, bijna hetzelfde als “aanvullen wat er nog ontbreekt” in Christus’ lijden in Colossenzen 1:24.
In welk opzicht werd hulp van de Filippenzen aan Paulus “niet geboden” en in welk opzicht vulde Epafroditus aan wat ontbrak aan hun hulp? Honderd jaar geleden sloeg een commentator, Marvin Vincent, volgens mij de spijker op z’n kop.
De gift aan Paulus was een gift van de kerk als lichaam. Het was een opoffering uit liefde. Wat er ontbrak, en wat voor Paulus evenals voor de kerk dankbaarheid zou representeren, was de persoonlijke presentatie van deze gift door de kerk. Dat was onmogelijk, en Paulus zet Epafroditus met zijn liefdevolle en ijverige dienst neer als aanvuller van dat tekort. (Brief aan de Filippenzen en aan Filemon2, ICC, p. 78)
Hoe we “aanvullen wat er nog ontbreekt” in Christus’ lijden
Ik denk dat dit precies is wat de woorden in Colossenzen 1:24 ook betekenen. Christus heeft een liefdesoffer voor de wereld klaargezet door te lijden en te sterven voor zondaars. Het is compleet en het komt niets tekort – behalve één ding, een persoonlijke presentatie door Christus zelf aan de volkeren van de wereld en de mensen op uw werkplek. Gods antwoord op dit tekort is de oproep aan de mensen van Christus (mensen zoals Paulus) om dit lijden van Christus aan de wereld te laten zien – om het te brengen van Jeruzalem naar de uithoeken van de aarde.
Door dat te doen, zijn we aan het “aanvullen wat er nog ontbreekt aan het lijden omwille van Christus.” We werken af waarvoor het was ontwikkelt namelijk een persoonlijke presentatie aan de wereld van de mensen die niet weten van de oneindige waarde ervan.
Let eens op hoe Paulus dit verwoordt in vers 24: Hij zegt dat het in zijn lijden en in zijn vlees zit – dat wil zeggen zijn huidig lijdend lichaam, waarmee hij zijn deel van het lijden vervult ter aanvulling op het lijden van Christus. Dus Paulus ziet een nauw verband tussen zijn lijden en Christus’ lijden. Wat dit inhoudt is volgens mij dat God de bedoeling heeft om het lijden van Christus aan de wereld te laten zien via het lijden van zijn mensen. God meent het echt voor het lichaam van Christus, de kerk, om een deel van het lijden dat hij ondervond, te ervaren zodat als we de mensen de Christus van het kruis aanbieden, zij die Christus van het kruis in ons zien. We moeten het lijden van Christus realistisch bij de mensen over laten komen via het lijden dat wij ondergaan door hem aan hen te offeren, en het leven vol liefde te leven zoals hij dat deed.
“Ik ben verheugd dat ik nu voor u lijd en … mag aanvullen wat er nog ontbreekt aan het lijden omwille van Christus.” Christus wil voor de wereld een persoonlijke presentatie van zijn lijden hebben. En de manier waarop hij het bedoeld om zichzelf op te offeren als een lijder voor de wereld aan de wereld is via zijn mensen die, net als hem, bereid zijn voor de wereld te lijden. Zijn lijden wordt aangevuld met ons lijden want in de onze ziet de wereld de zijne en heeft het z’n bedoeld effect. De lijdende liefde van Christus voor zondaars wordt gezien in de lijdende liefde van zijn mensen voor zondaars.
Ik denk dat wat we in Colossenzen 1:24 zien, het praktisch beleven van Jezus’ woorden in Markus 8:35 is: “Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het evangelie, zal het behouden.” Het pad van de redding is het pad van “het verliezen van zijn leven omwille van het evangelie.” Het punt is dat het brengen van het evangelie bij de mensen (op kantoor of naar de andere kant van de oceaan) gewoonlijks offers of lijden, een verlies van leven of zelfverloochening vereist. Dat is de manier waarop Christus het bedoelt om zijn reddend lijden aan de wereld bekend te maken via het lijden van zijn mensen.
Paulus’ vreugde in zijn roeping
En Paulus zegt dat hij zich erin verheugt. Vers 24: “Ik ben verheugd dat ik nu voor u lijd.” De weg van Golgotha is geen vreugdeloze weg. Het is een pijnlijke en het is ook een intens gelukkige weg. Wanneer we kiezen voor het vluchtig plezier van comfort en veiligheid boven de offers en het lijden van zendingen, evangelisatie, pastoraat en liefde, kiezen we niet voor vreugde. We kiezen voor gebroken waterbakken die geen water kunnen vasthouden en wijzen we de waterbron die nooit opdroogt, af (Jesaja 58:11).
De gelukkigste mensen ter wereld zijn de mensen die het geheim van Christus kennen, in hen is de hoop op glorie, wat hun diepste verlangens bevredigt en hen vrij maakt om het lijden van Christus via hun eigen, naar de wereld te brengen.
God roept ons met deze tekst op om te leven omwille van het evangelie en dat te doen via het lijden. Christus koos voor het lijden, dat overkwam hem niet alleen maar. Hij koos het als de manier om de kerk op te richten en te perfectioneren. Nu roept hij ons op om voor het lijden te kiezen. Dat wil zeggen, hij roept ons op om ons kruis te dragen en hem te volgen op de weg van Golgotha en onszelf te verloochenen en offers te brengen omwille van de presentatie van zijn lijden aan de wereld en de dienstverlening aan de kerk.
Zojuist hoorde ik een onvergetelijke uitdrukkingswijze hiervoor van de Roemeense pastor en zendingsleider Joseph Tson. Hij zei: “Christus’ kruis was voor de verzoening, de onze is voor de verspreiding.” Dat wil zeggen, Christus leed om de redding te voltooien; wij lijden om de redding te verbreiden. En onze bereidheid om ontberingen te ondergaan ten gunste van anderen is een aanvulling op Christus’ lijden want dit verlengt het naar anderen en maakt het zichtbaar.
Het verhaal van een autochtone Indische zendeling
Toen ik in mei werkte aan het zendingsboek, kwam ik in de gelegenheid om J. Oswald Sanders te horen spreken. Zijn boodschap ging diep in op het lijden. Hij is 89 jaar oud, en reist en spreekt nog overal ter wereld. Hij heeft elk jaar een boek geschreven sinds hij 70 werd! Ik noem dit alleen om te genieten van de ultieme toewijding van een leven geschonken aan het evangelie zonder de gedachte vrijelijk zichzelf te verwennen vanaf het 65ste tot het graf.
Hij vertelde het verhaal van een autochtone zendeling die in India blootvoets van stad naar stad liep terwijl hij het evangelie predikte. Zijn ontberingen waren talrijk. Na een lange dag met veel kilometers en veel teleurstellingen kwam hij in een bepaalde plaats en probeerde het evangelie te vertellen maar hij werd de stad uitgedreven en verstoten. Dus liep hij moedeloos naar de stadsrand en ging liggen onder een boom waar hij sliep van uitputting.
Toen hij wakker werd bogen mensen zich over hem en had de hele stad zich om hem heen verzameld om hem te horen spreken. De leider van de stad legde uit dat ze kwamen kijken of alles in orde was tijdens het slapen. Toen ze zagen dat zijn voeten vol blaren zaten, stelden ze vast dat hij een heilige man moest zijn, en dat ze er slecht aan hadden gedaan hem te verstoten. Ze hadden spijt en wouden luisteren naar de boodschap waarvoor hij bereid was te lijden om die hen te brengen.
Dus de evangelist vulde het lijden van Jezus aan met zijn prachte, beblaarde voeten.
Het verhaal van een Masai-krijger genaamd Joseph
Een van de onwaarschijnlijkste mensen die de Itinerant Evangelisten Conferentie te Amsterdam, gesponsord door de Billy Graham Association, bezocht was een Masai-krijger genaamd Joseph. Maar zijn verhaal leverde hem een hoorzitting met Dr. Graham zelf op. Het verhaal wordt verteld door Michael Card.[1]
Op een dag ontmoette Joseph, die over een van die hete, stoffige Afrikaanse wegen liep, iemand die het evangelie van Jezus met hem deelde. Ter plekke accepteerde hij toen Jezus als zijn Heer en Redder. De kracht van de Geest begon zijn leven om te vormen; hij werd vervult van zo’n enthousiasme en vreugde dat het eerste wat hij wou doen was terugkeren naar zijn eigen woonplaats en datzelfde Goede Nieuws delen met de leden van zijn lokale stam.
Joseph begon deur-aan-deur iedereen die hij tegenkwam te vertellen over het Kruis [lijden!] van Jezus en de redding die dat bracht, in de verwachting dat hun gezichten begonnen te stralen zoals bij hem. Tot zijn verbazing kon het de bewoners niet alleen niets schelen maar ze werden ook gewelddadig. De mannen van het dorp overmeesterden hem en hielden hem vast op de grond terwijl de vrouwen hem sloegen met stukken prikkeldraad. Hij werd het dorp uitgesleept en achtergelaten om eenzaam in de bossen te sterven.
Joseph lukte het op de een of andere manier naar een drinkplaats te kruipen en daar, na dagen half bewusteloos te zijn geweest, de kracht te vinden om op te staan. Hij verbaasde zich over het vijandig ontvangst dat hij kreeg van de mensen die hij al zijn hele leven kende. Hij concludeerde dat hij iets moest hebben vergeten of het verhaal over Jezus niet juist had verteld. Nadat hij de boodschap die hij het eerst gehoord had, had gerepeteerd, besloot hij terug te gaan en nogmaals te delen in zijn geloof.
Joseph hompelde de kring van hutten binnen en begon Jezus te verkondigen. “Hij stierf voor jullie zodat jullie vergeving kunnen vinden en de levende God kunnen leren kennen,” pleitte hij. Weer werd hij door de mannen van het dorp gepakt en vastgehouden terwijl de vrouwen hem sloegen zodat de wonden die net begonnen te helen, weer open gingen. En weer sleurden ze hem bewusteloos het dorp uit en lieten hem liggen om te sterven.
Overleving van de eerste afranseling was echt verbazingwekkend. De tweede overleving was een wonder. Nogmaals, dagen later, kwam Joseph bij in de wildernis, vol blauwe plekken en littekens – vastbesloten om terug te gaan.
Hij keerde terug in het dorpje en dit keer vielen ze hem aan voordat hij de kans had om zijn mond open te doen. Toen ze hem kastijden voor de derde keer en waarschijnlijk laatste keer, had hij het weer over Jezus Christus, de Heer. Vlak voordat hij bewusteloos raakte was het laatste wat hij zag dat vrouwen die hem sloegen begonnen te huilen.
Dit keer kwam hij bij in zijn eigen bed. Degenen die hem zwaar hadden geslagen, probeerden nu zijn leven te redden en hem gezond te plegen. Het hele dorp had zich tot Christus bekeerd.
Dit is een indrukwekkend voorbeeld van wat Paulus bedoelde toen hij zei: “Ik vul aan wat er nog ontbreekt aan het lijden omwille van Christus.”
Er is iets intens bevrijdend en stabiliserend aan het weten dat Christus ons oproept om offers te brengen voor het evangelie. Het maakt ons stabiel voor wanneer het onverwachts komt. En het bevrijdt ons zodat we ervoor kunnen kiezen als de liefde ons verleidt. En het begint ons te bevrijden van de ongelofelijke aanzuiging van de Amerikaanse welvaart.
Een verhaal over opofferend schenken in Haïti
Het is voor Amerikanen bijna onmogelijk om zich te vinden in Jezus’ lof voor de weduwe die “van haar armoede alles gegeven heeft wat ze nodig had voor haar levensonderhoud” (Lucas 21:4). Hij prees haar zelfs. Hij beschuldigde haar niet van onverantwoordelijkheid. Hij prees haar om haar opoffering in het belang van God. Om deze geest te zien toenemen, moeten we misschien Amerika verlaten en ergens anders heen gaan. Stanford Kelly geeft hiervan een voorbeeld uit Haïti.[2]
De kerk hield een Dankzeggingsfestival en elke Christen was uitgenodigd om een liefdesoffer te brengen. In een envelop van een Haïtiaanse man genaamd Edmund, zaten $13 contant. Dat bedrag was daar drie maandinkomens voor een gewone arbeider. Kelly was net zo verbaasd als ze zouden zijn in de Verenigde Staten bij een gift van $6.000 in de zondag-collecte. Hij keek om zich heen maar kon Edmund niet vinden.
Later ontmoette Kelly hem in het dorp en stelde hem vragen. Hij drong aan op een verklaring en hoorde dat Edmund zijn paard had verkocht om God $13 te geven in het belang van het evangelie. Maar waarom kwam hij niet naar het festival? Hij aarzelde en wou eigenlijk niet antwoorden.
Uiteindelijk zei Edmund: “Ik had geen shirt om aan te trekken.”
Wat we in deze weken zien is dat God ons oproept ons voor te bereiden op het lijden … niet alleen maar om de morele effecten van de zuivering en verfijning; en niet alleen maar om de verbindende factor van het dieper gaan met Jezus en hem beter leren kennen; maar ook omdat wat ontbreekt aan het lijden van Christus, aangevuld moet worden door zij die dat lijden naar de wereld brengen en de liefdevolle opoffering van Christus laten zien via de liefdevolle opofferingen door zijn mensen.
[1]Michael Card, “Gewond in het huis van vrienden,”3 Virtue, maart/april, 1991, pp. 28-29, 69.
[2]Norm Lewis, Eerste prioriteit: Wat God wil3 (Orange, California: Promise Publishing, 1988), p 120.
Noot van de vertaler
1 Bijbelteksten zijn geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV21)
2 Originele titel: Epistle to the Philippians and to Philemon
3Originele titels: Wounded in the House of Friends, en, Priority One: What God Wants