Tolerantie, de waarheid spreken, geweld en de wet

Uit Bijbelse Boeken en Preken

Ga naar:navigatie, zoeken

Verwante bronnen
More Door John Piper
Auteur Index
More Over Wereldgodsdiensten
Onderwerp Index
Over deze vertaling
English: Tolerance, Truth-Telling, Violence, and Law

© Desiring God

Share this
Onze Missie
Deze vertaling is van het Evangelie Vertalingen, een online dienst, de evangelie gecentreerde boeken en artikelen vrij verkrijgbaar in elke natie en taal.

Hier meer (English).
Hoe u kunt helpen
Als u goed Engels spreken, kunt u met ons vrijwillig als vertaler.

Hier meer (English).

Door John Piper Over Wereldgodsdiensten

Vertaling door Bert Dijkhoff

Review U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).



Principes hoe Christenen moeten omgaan met aanhangers van andere geloven

Sinds 11 september 2001 is de kwestie hoe christenen en moslims met elkaar omgaan, dringender geworden. Deze kwestie maakt deel uit van een breder vraagstuk over hoe christenen zijn geroepen om te leven in een pluralistische wereld. Specifieker, hoe zullen wij als Amerikaanse christenen denken en handelen met betrekking tot vrijheid van religie in een veelzijdige context die gevormd is door de idealen van een representatieve democratie? In het bijzonder, hoe moeten we getuigen van de heerschappij van Christus in een wereld waarin machtige culturen en religies de liefde voor vrijheid of democratische idealen niet delen?

“De ouderlingen van Bethlehem Baptist Church1 onderschreven op 26 augustus 2002 de volgende 20 principes als Bijbelgetrouwe richtlijnen voor christenen. We bevelen ze aan, ten eerste als leidraad aan de door ons verzorgde kerk, ten tweede aan de brede christelijke gemeenschap om serieus te overwegen en ervan te profiteren, en ten derde aan niet-christelijke gemeenschappen ten behoeve van het onderling begrip. Ons primair doel is het om christenen te helpen de uniciteit en heerschappij van Jezus Christus met bescheidenheid en moed aan te prijzen opdat anderen hem eren vanuit het geloof en het eeuwig leven zullen hebben.”

1. Ongeacht of anderen het goed- dan wel afkeuren, we moeten vol dank en vreugde stevig vasthouden aan de ware Bijbelse interpretatie van God, de manier waarop hij voorziet in de redding en het leven vol liefde, puurheid en rechtvaardigheid, dat Christus vorm gaf en aan ons leerde. (1 Korintiërs 15:2; Hebreeën 3:6; 4:14; 6:18; 10:23; Openbaring 2:13, 25; 3:11)

2. We moeten het hele plan van God zoals onthuld in zijn inspirerend woord, de Bijbel – zowel het deel waar niet-christenen achter staan en het deel waar ze niet achter staan, duidelijk en expliciet maken zowel in de kerk als op aarde. We moeten geen aspecten van ons geloof verbergen om kritiek of afkeuring te vermijden. (Mattheüs 10:27-28; Efeziërs 6:19-20; 2 Korintiërs 4:2; Galaten 1:10)

3. Het is liefdevol om te wijzen op de dwaling en het kwaad van Christus-ontkennende geloven. Het kwaad bestaat niet alleen uit tijdelijke effecten maar vooral uit de eeuwige pijn veroorzaakt door het afwijzen van Christus’ waarheid. Deze waarschuwing hoort gegeven te worden met serieusheid en met het verlangen naar de zegen ten gunste van hen die het gevaar lopen van de gevolgen die het heeft wanneer je Christus niet vertrouwt. (Lucas 6:31-32; Romeinen 13:10; 1 Timotheüs 4:8; 2 Thessalonicenzen 1:8-9; 2 Korintiërs 5:20)

4. Wij christenen moeten onze zonden erkennen evenals onze wanhopige behoefte aan redding door een gekruisigde en herrezen Verlosser, zodat we ons niet voordoen als mensen die het waard zijn om gered te worden alsof we een superieur intellect, wijsheid of deugdelijkheid hebben. Wij zijn bedelaars die dankzij genade het leven-gevend brood van de waarheid, vergeving en vreugde gevonden hebben. We willen dit met iedereen delen zodat ze zich bij ons aansluiten in de onophoudelijke bewondering en beleving van de grootsheid van Christus. (1 Korintiërs 1:26-30; 4:7; 1 Petrus 5:6; Jakobus 4:8-10; Lucas 18:13-14; Mattheüs 10:8b)

5. Wij moeten in een discussie met andere religies Christus niet naar voren brengen als de triomf maar als de betrouwbaarste, prachtigste, belangrijkste en waardevolste figuur van de geschiedenis, en als onze broodnodige en geliefde vervanger in twee betekenissen: 1) Hij nam met zijn lijden en dood in onze plaats, de toorn van God in zich op; en 2) hij werd onze rechtvaardiging ten overstaan van de heilige God door een zondevrij leven te voeren, wat ons als rechtvaardiging werd toegerekend toen we in Jezus gingen geloven (1 Korintiërs 2:1-2; 2 Korintiërs 4:4; 1 Petrus 2:6-7; Romeinen 3:24-26; 5:18-19; Galaten 3:13; 2 Korintiërs 5:21)

6. Wij moeten duidelijk maken dat het christelijk geloof, dat ons verenigt met Christus en al zijn reddende voordelen, een kinderlijk onschuldige, zelf-wegcijferend vertrouwen is op de waarde en het werk van Christus, niet een verdienstelijk werk van onszelf. Onze oproep aan anderen om christenen te worden, is niet een oproep om voor God te gaan werken of om zijn erkenning te verdienen met liefdadigheden en daden van gerechtigheid. We roepen mensen op om alle zelfredzaamheid op te geven en geheel te vertrouwen op het reddend leven en sterven van Jezus Christus. (Efeziërs 2:8-9; Titus 3:5; Romeinen 4:4-5; Romeinen 10:1-4; Filippenzen 3:9)

7. Wij geloven dat het rechtvaardig en liefdevol is om openlijk te wijzen op de fouten in andere religies zolang dat gedaan wordt met voldoende bewijs dat de heilige schriften of de representatieve woordvoerders van deze geloven inderdaad deze fouten tot uitdrukking brengen. Het is van belang dat we streven naar de vermijding andere geloven verkeerd voor te stellen want dat zou niet alleen respectloos zijn maar ook onze geloofwaardigheid ondermijnen. (Handelingen 6:8-7:53; Markus 8:33; Handelingen 3:15; 5:30; Exodus 20:16; Efeziërs 4:25)

8. Wanneer we de fouten van andere religies blootleggen, moeten we verdriet en medeleven voelen en uitdrukken voor zij die voor hun redding Christus niet omarmen. (Lucas 19:41-42; Filippenzen 3:18; Romeinen 9:1-3; 10:1)

9. We moeten duidelijk maken dat we in de eerste plaats christenen zijn en dan pas Amerikanen. Wij zijn vreemdelingen en bannelingen op aarde, en onze diepste en meest ware burgerschap is in de hemel. Voor ons is Jezus Christus als Heer en Leider bepalend, niet de president van de Verenigde Staten. Deze primaire en diepste trouw verbindt ons met christenen van alle nationaliteiten, veel krachtiger dan dat onze wereldlijke burgerschap ons verbindt met andere Amerikanen. Ten opzichte van veel Amerikaanse waarden en gebruiken zijn wij afwijkende burgers. De Amerikaanse cultuur is niet het christendom. Wij geloven dat het niet onpatriottisch is om kritiek te uiten op onrechtvaardige en goddelozen aspecten van onze cultuur. (Filippenzen 3:20; 1 Petrus 2:11; Mattheüs 22:21; Handelingen 5:29; 1 Timotheüs 6:14-15; Openbaringen 17:14; Efeziërs 5:11)

10. We hoeven geen “eerlijk gevecht” verwachten in een seculiere wereld die vijandig staat tegenover God en ongemakkelijk is als het gaat over de waarheid rond Christus. Daarom moet ons antwoord op schending, verdraaiing of laster niet kwade vergelding zijn maar geduldige getuigenis van de waarheid in de hoop en met het gebed dat het goede teruggeven voor kwaad, harten open stelt voor de waarheid. We moeten erkennen dat vervolging in verschillende vormen de norm is en dat veel van de veiligheid die we in Amerika hebben abnormaal is in de geschiedenis en op aarde. Onze getuigenis zal niet progressief zijn als we kwaad blazen en sissen over onze rechten. Het zal progressie hebben door kwaad te overwinnen met het goede, en met standvastige beweringen en redelijke verdediging van de waarheid, hoewel die progressie gepaard gaat met “verdriet toch zijn we altijd verheugd”. (Mattheüs 5:43-45; Romeinen 12:17-21; 1 Korintiërs 4:12-13; 1 Thessalonicenzen 5:15; 2 Timotheüs 3:12; 1 Petrus 2:15, 19-24; 3:9; 4:12)

11. We moeten al het geweld als middel om het geloof te verspreiden, afzweren. Bijbelse christenen proberen niet om hun geloof te verspreiden met gebruikmaking van politiek of persoonlijk geweld. Christenen verspreiden hun geloof door te lijden niet door leed te veroorzaken. Authentiek christendom kan niet met macht of manipulatie worden afgedwongen. (Lukas 10:3; 2 Korintiërs 5:11; Colossenzen 2:24; 1 Petrus 2:19-24; Openbaring 12:11)

12. We moeten erkennen en verkondigen dat Christus, bij zijn persoonlijke verschijning, hen zal straffen die hem hebben verworpen. Hij zal hen de eeuwigdurende straf in de ellende van de Hel toekennen. Maar we moeten duidelijk maken dat Christus’ geweld aan het einde der tijden een bepalende reden is waarom wij geen geweld moeten en mogen uitoefenen richting anderen vanwege wat ze geloven. Dat is het recht van Christus, niet de onze. (Mattheüs 25:46; Romeinen 12:19; Thessalonicenzen 1:7-9; 1 Petrus 2:20-23; Openbaring 6:16)

13. In de huidige tijd voor de persoonlijke komst van Christus zelf, moeten menselijke autoriteiten geen fysiek geweld of andere machtsdwang of onthouding van voordelen toepassen om mensen te belonen of te straffen vanwege wat ze geloven. (Dat zit impliciet in het Bijbels patroon van vrijwillig geloven, dat wordt bereikt met overtuigingskracht en voorbeeldstelling; en in de noodzakelijkheid van goddelijke genade bij de bekering. (2 Korintiërs 5:11; 1 Thessalonicenzen 1:5-6; Efeziërs 2:8-9; Handelingen 6:14; Filippenzen 1:29; 2 Timotheüs 2:24-16)

14. Geen enkel fysiek geweld of andere machtsdwang of onthouding van voordelen zouden door menselijke autoriteiten gebruikt moeten worden om mensen te straffen vanwege wat ze zeggen, schrijven of met kunst uitdrukken tenzij, via een gedegen juridisch proces, de communicatie aantoonbaar de bedoeling heeft om misdaden te begaan of anderen te helpen misdaden uit te voeren. (Zie de onderbouwing bij #13)

15. Wij geloven dat God de regering van de bevolking, en niet individuen of de kerk, de plicht heeft gegeven om “het zwaard te dragen” voor gerechtigheid en veiligheid. (Mattheüs 26:52; Romeinen 13:1-4; Romeinen 12:17-21; 1 Petrus 2:20-23; 3:9, 14)

16. We moeten onderscheid maken tussen een rechtvaardige verdedigingsoorlog tegen agressie en een religieuze oorlog tegen mensen vanwege hun geloven. We moeten inzien dat dit onderscheid waarschijnlijk niet erkend zal worden door bepaalde religies die denken dat wat zij geloven ook het recht van gewelddadige culturele dominantie inhoudt. Maar wij zouden vast moeten houden aan dat onderscheid in plaats van aan de acceptatie van de bewering van de agressor dat ons verzet tegen hun agressie een religieus aanval op hun geloof is. We moeten beargumenteren dat de basis van zo’n nationale verdediging het burgerrecht op vrijheid (van religie, meningsuiting, pers en vergadering) en niet de afkeuring van een onder vuur staande religie is. We zullen het zeer oneens zijn met andere religies maar dit meningsverschil is niet de reden voor de bewapende nationale defensie. We moeten onderscheid maken tussen aan de ene kant een feitelijk militair verzet tegen een religieus gemotiveerde macht, en aan de andere kant de motivatie voor ons verzet dat niet de afwijzing van welke religie dan ook inhoudt maar de vrijheid van alle religies om bekeerlingen te winnen via geweldloze overtuigingsmethoden en aantrekkelijkheid. (Volgt impliciet uit de vorige principes)

17. We moeten erkennen dat geloven en gedragingen voor de wet niet dezelfde status hebben. Geen enkel geloof zou door menselijke autoriteiten gestraft moeten worden. Maar sommige gedragingen geworteld in geloven kunnen de wet overtreden en mogen daarom bestraft worden door menselijke autoriteiten. Onder deze gedragingen vallen moord op andere mensen, aanslagen, stelen, verschillende soorten discriminatie, enzovoort. Welk gedrag wettelijk verboden is in een samenleving gebaseerd op vrijheid van geloof en vrijheid van religie, zal bepaald worden in een proces van overtuiging, debat en stemming door vertegenwoordigende wetgevers met onderlinge controle en evenwicht voorzien door de uitvoerende en rechtgevende machten en met grondwettelijke waarborgen van de rechten van minderheden. Verschillen in waarden worden erkend. (Zie de onderbouwing van # 13 en de conclusies van de voorgaande principes samen)

18. We moeten verschil maken tussen het recht kritiek te uiten op dwalende geloven en zondig gedrag aan de ene kant, en de valse conclusies die sommigen uit deze kritiek trekken dat aanhangers van de bekritiseerde geloven op deze manier legaal mishandeld mogen worden. We moeten de bewering niet accepteren, dat bekritiseren of afkeuren van een misvatting of van zondaars een vorm van “mishandeling” zou zijn. Het is geen misdaad (haat zaaien of zoiets) om publiekelijk te zeggen dat iemands geloof niet klopt en schadelijk is, of om te zeggen dat iemands gedrag zondig en verderfelijk is. Een onmisbaar onderdeel in alle debatten over geloven, gedragingen en voorstellen is het argument dat sommigen verkeerd en ongegrond zijn, en schadelijke gevolgen hebben. Zo verlopen alle politieke debatten. Dit is niet oneigenlijk in de religieuze sfeer. Bijvoorbeeld, als iemand met geweld een Amerikaanse senator op straat aanvalt nadat die binnen de senaat kritiek had ontvangen omdat zijn wetsvoorstel foutjes had en gebaseerd was op desinformatie en zo arme mensen zou benadelen, dan zouden we niet de kritiek uitende senator de schuld geven van de latere gewelddadige aanval en hem ervan beschuldigen tot geweld te hebben aangezet. Kortom, we moeten onderscheid maken tussen publieke bekritisering van geloven en gedragingen aan de ene kant en de oneigenlijke gevolgtrekking dat deze dwalende geloven en zondige gedragingen garanderen mishandeld te worden. (Zie de onderbouwing van #3 en #7)

19. Wij denken dat verschillende geloven de innerlijke strekking van alle overtuigingen en gedragingen veranderen maar niet de vorm van alle overtuigingen en gedragingen. Dus, als voorbeeld, kunnen twee mensen verschillende geloven aanhangen maar dezelfde vorm van overtuiging en gedrag hebben ten aanzien van abortus. Wij willen graag dat alle mensen het geloof in Christus delen, en overtuigingen en gedragingen hebben met de innerlijke strekking dat Christus de Heer en de schat van het leven is. Maar evengoed zijn we blij wanneer de vorm van onze overtuigingen en gedragingen gedeeld worden door zij die een ander geloof hebben dan ons. Wij geloven dat het mogelijk is om een gezamenlijk doel met hen te hebben in sociale kwesties vooropgesteld dat deze gezamenlijke actie niet de basis en zingeving van onze Christus-vererende overtuiging ondermijnt. (1 Korintiërs 10:31; Colossenzen 3:17; Romeinen 14:23)

20. Wij geloven dat elke religie, wereldbeschouwing of levensfilosofie vrijelijk mag proberen om onze cultuur te beïnvloeden en te vormen. We wijzen het gebruik van geweld, omkoping en bedrog af in deze cultuur-vormende inspanning. We beamen de prediking van het evangelie, de publicatie van de waarheid, de vormgeving van liefde en rechtvaardigheid, de kracht van het gebed, het gebruik van overtuigingskracht, en deelname aan het politiek proces. We erkennen dat alle wetten een overtuiging van groepsgedrag aan iedereen “opleggen”. Het is dus geen hoognodige kritiek om te zeggen dat een gedrag regelende wet slecht is want het “legt iemands moraal” op aan de samenleving. Desondanks maakt dit het nog belangrijker dat we principes, wetten en beleid ondersteunen, die beschermend zijn voor de bij wet geregelde vrijheden van minderheden die niet bij machte zijn om wetgevende processen te beheersen. De mate van deze vrijheden wordt bepaald door de principes die hierboven tot uitdrukking zijn gebracht, in het bijzonder #17. (Dit volgt indirect uit de vorige principes en onderbouwingen)


Noot van de vertaler

1 Bepaalde baptistenkerk in Minnesota, VS