Van tevoren gekend, van tevoren bestemd, Christus gelijkvormig
Uit Bijbelse Boeken en Preken
Door John Piper
Over Voorkennis van God
Een deel van de Romans: The Greatest Letter Ever Written-serie
Vertaling door Desiring God
En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn. 29. Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders. 30. En hen die Hij er van tevoren toe bestemd heeft, die heeft Hij ook geroepen, en hen die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd, en hen die Hij gerechtvaardigd heeft, die heeft Hij ook verheerlijkt.
We hebben drie keer aandacht besteed aan het ontzagwekkende Romeinen 8:28 (“En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn.”). En we hebben gezegd dat vers 28 deel uitmaakt van Paulus’ argument in Romeinen 8:18: “Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden.” Met andere woorden, al ons lijden is te verdragen omdat alles, zelfs dit lijden, mee zal werken ten goede.
Nu gaan we naar het volgende vers (29), dat begint met het woord “want”, dat “omdat” betekent. We gaan nu naar Paulus’ massieve fundament – zijn pilaren onder de belofte van vers 28 – de waarheid en realiteit die deze belofte omhoog houden en voor vallen bewaren – en die ook ons voor vallen bewaren.
Hij zei: “Wij weten dat alle dingen – de bittere en de zoete dingen – meewerken ten goede” (v. 28), “OMDAT – dit is vers 29, het fundament van die belofte – “omdat Hij hen die Hij van tevoren gekend heeft, er ook van tevoren toe bestemd heeft om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders.” Hier zijn drie grote werken van God waarop we deze morgen zullen letten – drie werken die Hij deed om ons ervan te verzekeren dat alle dingen zullen meewerken ten goede en dat al het lijden van dit leven in het niet valt vergeleken bij de heerlijkheid die geopenbaard zal worden (v. 17).
De drie werken van God vinden we in deze woorden: (1) “Hij heeft van tevoren gekend”; (2) “Hij heeft van tevoren bestemd” en (3) “Wij worden aan het beeld van Christus gelijkvormig.” Wij weten dat alle dingen meewerken ten goede omdat we door God van tevoren gekend en bestemd zijn en Hij ons aan het beeld van Christus gelijkvormig maakt. Twee van deze zaken hebben in het verleden plaatsgevonden (van tevoren gekend en bestemd) en één is van toepassing op het heden en de toekomst (het aan het beeld van Christus gelijkvormig maken).
Nu kan ik me twee redenen voorstellen waarom sommige van jullie misschien zullen zeggen dat dit je niet interesseert. De eerste is, dat sommigen misschien zeggen: “Als ik eerlijk ben, geef ik er niet om wat zo lang geleden besloten is – zoals Gods voorkennis en verkiezing, nog voor de schepping. Ik geef om het hier en nu. Bovendien zie ik niet in waarom het nodig is verzeild te raken in discussies over Bijbelse dogma’s zoals de uitverkiezing.”
Ten tweede zouden sommigen ook kunnen zeggen: “Eerlijk gezegd wil ik niet zoals Christus zijn. Hij heeft bijvoorbeeld nooit seks gehad, en bovendien was Hij zo enorm serieus dat ik niet weet of Hij wel ooit plezier had; en Hij was zo omstreden dat Hij gedood werd. Dus als gelijkvormigheid aan Jezus me zekerder moet maken dat alle dingen meewerken ten goede… Vergeet het maar. Dat is niet zo.”
Laat mij twee dingen over deze hindernissen zeggen.
Inhoud |
“Ik geef niet om beslissingen uit het verleden”
Stel je voor dat vanmorgen iemand naar je toe kwam en zei: “Ik ga je een miljoen dollar geven,” dan zou je met recht aarzelen en wantrouwig zijn. Maar wat als ze nu eens een oud gekreukeld papier tevoorschijn haalden, ernaar wezen en zeiden: “Mijn rijke vader is een paar maanden geleden overleden en hij schreef in zijn testament dat jij een deel van de erfenis moet krijgen – een miljoen dollar.” Zou je dan zeggen: “Ik geef niet om beslissingen die lang geleden gemaakt zijn. Ik geef om het hier en nu. En daarnaast, het vaststellen van de betekenis van oude documenten, vooral testamenten, kan voor veel gedoe zorgen. Laten we dus die miljoen dollar maar vergeten”? Ik kan je ervan verzekeren, dat hetgene wat God van tevoren wist en bestemde, tienduizend keer belangrijker voor je leven nu is dan een erfenis van een miljoen dollar.
“Ik wil niet als Christus zijn”
En als je zegt: “Eerlijk gezegd wil ik niet zoals Christus zijn,” kan het zijn dat je over dit lijken op Hem niet alleen op de verkeerde manier denkt, maar dat je er ook veel te beperkt over denkt. Wat als je gaat sterven? Wil je als Christus zijn als je gaat sterven? Wil je afgewezen worden door de Rechter van het heelal en tot eeuwige straf veroordeeld worden omdat je Zijn Zoon hebt afgewezen, of wil je in liefde aangenomen uit de dood herrijzen? Wil je zoals Christus opstaan of wil je niet zijn zoals Hij en verloren gaan? Dat is geen onbelangrijke vraag. En ik smeek je te luisteren.
Laten we daarom eerst kijken naar de twee dingen die God lang geleden gedaan heeft en daarna naar wat God vandaag en in de toekomst werkt.
“Want hen die Hij van tevoren gekend heeft”
Vers 29: “Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn.” Wat betekent “van tevoren gekend”? Sommigen nemen aan dat dit betekent dat God simpelweg van tevoren ziet wie in Hem zullen geloven en dat Hij deze verkiest om aan Jezus gelijkvormig te worden. Maar hier zijn twee onjuiste aannames. Eén daarvan is dat het geloof dat God ziet, uiteindelijk ons beslissende werk is, niet Zijn werk. Met andere woorden: het punt van deze uitleg is dat God ons geloof niet werkt, maar dat Hij alleen het geloof ziet dat wij bewerkstelligen.
Dit is echter niet wat de Bijbel leert, niet op andere plaatsen (Filippenzen 1:29; Efeze 2:8-9; 2 Timotheüs 2:24-26; Mattheüs 16:17), en niet in deze context. Als Paulus in Romeinen 8:30 zegt: “En hen die Hij er van tevoren toe bestemd heeft, die heeft Hij ook geroepen, en hen die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd,” dan bedoelt hij dat alle geroepenen gerechtvaardigd zijn. Maar om gerechtvaardigd te worden, moeten we geloven (Romeinen 5:1). Dus hij zegt dat allen die geroepen worden, geloven en gerechtvaardigd worden. Maar hoe kan hij dan zeggen dat alle geroepenen geloven? De reden, zoals ik bij de uitleg van “geroepen” in vers 28 aangetoond heb, is dat Gods roeping zo machtig is, dat het ook bewerkstelligt wat Hij eist. Het is een werkzame roep. Het is een roep die geeft waar om verzocht wordt. Het is een roep zoals: “Lazarus, kom naar buiten!” - en de dode leeft. Het punt is dus dat geloven tot rechtvaardigmaking niet iets is wat ik zelf doe. God stelt mij daartoe in staat. God geeft mij kracht. Ik moet het doen. Geloven is iets wat ik doe. Maar het doen is een gave van God. Uiteindelijk kan ik het niet aan mijzelf toeschrijven. Ik dank God ervoor. Van begin tot eind is het soevereine genade waardoor ik verlost wordt.
Het is dus verkeerd om te denken dat als Romeinen 8:29 zegt dat God enkelen “van tevoren gekend heeft”, dat dan betekent dat Hij voorzag dat ze op eigen kracht zouden geloven. Hij gaf die kracht, en daarom is er meer aan de hand dan slechts van tevoren zien wat wij doen.
Hier is de andere verkeerde aanname in dit standpunt. Die aanname is dat “van tevoren kennen” hier een andere betekenis heeft dan in veel andere teksten uit het Oude en Nieuwe Testament die een beter samenhangende betekenis geven aan dit gedeelte. Zie deze voorbeelden van “kennen” en stel jezelf de vraag wat ze betekenen. In Genesis 18:19 zegt God tegen Abraham: “Want Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zou bevelen, en zij de weg des HEEREN houden” (SV). In bijna alle Engelse (en Nederlandse) vertalingen staat: “Ik heb hem uitgekozen.” In Amos 3:2 zegt God tegen het volk Israël: “Alleen u heb Ik gekend uit alle geslachten van de aarde.” Hij wist van alle geslachten van de aarde, maar koos alleen Israël. In Mattheüs 7:23 zei Jezus tegen de hypocrieten op de oordeelsdag: “Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!” Psalm 1:6 zegt: “Want de HEERE kent de weg van de rechtvaardigen, maar de weg van de goddelozen zal vergaan.” Hij weet ook van de weg van de spotters. Maar Hij kent de weg van de rechtvaardigen in de zin dat Hij die goedkeurt, erkent en liefheeft. In Hosea 13:5 zegt God tegen Israël, “Ík heb u gekend in de woestijn, in een land van droogte.” Dit betekent dat Hij de moeite zag en daar zorg voor droeg. En Genesis 4:1 zegt: “En Adam bekende Eva, zijn vrouw, en zij werd zwanger, en baarde Kaïn” (SV). Dat betekent dat hij haar zich toe-eigende, haar intiem kende en van haar hield.
Door al deze teksten denk ik dat het juist is wat John Stott en John Murray zeggen: “’Kennen’ (…) wordt gebruikt op een manier die eigenlijk synoniem is aan ‘liefhebben’ (…) ‘Die Hij van tevoren gekend heeft,’ is daarom vrijwel gelijk aan ‘die Hij van tevoren liefhad.’” Voorkennis is “soevereine, onderscheidende liefde” (John Stott, citerend uit Murray, Romans, p. 249). Het is vrijwel hetzelfde als ergens je verlangen op zetten en je dat toe-eigenen.
Dus de betekenis van Gods eerste handeling in Romeinen 8:29 is dat God Zijn volk van tevoren gekend heeft in de zin dat Hij hen kiest, liefheeft en voor hen zorgt. Paulus spreekt hier later over met woorden zoals “uitverkorenen” en “verkiezing” (Romeinen 8:33; 9:11; 11:5,7).
Alle dingen werken mee ten goede als je geroepen bent door God en je Hem liefhebt, omdat, zoals vers 29 zegt, God van tevoren jou heeft gekend, en verkozen, en liefgehad, van voor de grondlegging van de wereld (Efeze 1:4f; 2 Timotheüs 1:9; 1 Petrus 1:20: Openbaring 13:8; 17:8).
“Heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd”
De tweede handeling die God lang geleden uitgevoerd heeft om de zekerheid te geven dat alle dingen meewerken ten goede, is dat “Hij van tevoren bestemde”. “Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd.” Dit betekent heel simpel dat Hij, toen Hij jou gekozen had voor Zichzelf en Zijn liefde voor jou bestemde en voor jou zorgde nog voordat je bestond, al besloten had wat er van je zou worden, namelijk, dat je aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig zou worden.
“Van tevoren bestemmen,” betekent van tevoren beslissen of vaststellen wat jouw bestemming zal zijn. De reden waarom dit vers zo’n stevig fundament legt onder de belofte in Romeinen 8:28, is dat zij die God liefhebben en naar Zijn belofte geroepen zijn, ertoe bestemd zijn om als Jezus te zijn – ertoe bestemd om aan het beeld van Christus gelijkvormig te worden. Alle dingen zullen meewerken ten goede omdat je gekozen was en werd liefgehad voordat je bestond, en de manier waarop deze keuze en liefde ten uiting worden gebracht is door je te bestemmen voor een onuitsprekelijke geweldige toekomst, namelijk, om aan Christus gelijkvormig te zijn. Alle dingen werken mee ten goede omdat alle dingen meewerken om je te maken zoals Jezus. Hiertoe heeft Hij je liefgehad, en hiertoe ben je van tevoren bestemd.
Dit is de bepaling van een miljoen dollar in het testament van de vader van je vriend. Net als die juridisch onbreekbare bepaling jou een leven van rijkdom hier op aarde garandeert, garandeert Gods voorkennis en voorbestemming jou glorie en eeuwige vreugde.
“Om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn”
Dat brengt ons bij het bezwaar dat eerder genoemd werd. Misschien is het geen vreugde om als Jezus te zijn. Misschien maakt het worden als Jezus het lijden van deze tegenwoordige tijd niet verwaarloosbaar in vergelijking met de heerlijkheid die komt. Dus moeten we nu kijken naar Gods laatste handeling die in vers 29 genoemd wordt: God werkt “om [ons] aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te [maken], opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders.”
Maar hiermee zullen we wachten tot volgende week, om twee redenen: allereerst, er is niet genoeg tijd voor vandaag; en ten tweede, het gelijkvormig zijn aan Christus in vers 29 en de verheerlijking in vers 30 horen zo bij elkaar dat ze het begin en het einde zullen zijn van de preek van volgende week.
Laat mij dan nu eindigen met een paar woorden over het gelijkvormig zijn aan Christus en de tekst van vandaag. Het is namelijk erg relevant, en wel om deze reden. Totdat jouw geest gelijkvormig wordt aan de geest van Christus, zal het uitleggen van deze tekst misschien wel meer conflict dan comfort als gevolg hebben. De bedoeling van deze tekst is om je te bemoedigen en te sterken en je vertrouwen te geven dat het beste en slechtste in jouw leven meewerken ten goede, omdat je Christus liefhebt en gekozen en bestemd bent voor glorie. Maar de tekst heeft alleen dit effect als God je iets geeft van het gemoed en de geest van Christus.
Ik zeg dit niet om je te berispen of te veroordelen als je hiermee worstelt. Integendeel. ik zeg het om je ervan te overtuigen dat, net zoals gelijkvormigheid aan Jezus in gedrag een levenslange strijd betekent met verkeerde daden, en gelijkvormigheid aan Jezus in emotie een levenslange strijd betekent met verkeerde gevoelens, dat zo intellectuele gelijkvormigheid aan Jezus een levenslange strijd betekent met verkeerde gedachten. Daarom ben ik nooit verbaasd als mensen struikelen over de moeilijke lessen in de Schrift. Gelijkvormigheid aan Christus komt niet in een keer, noch gedragsmatig, noch emotioneel, noch intellectueel.
Laten we dus voor elkaar bidden dat Christus op alle manieren verhoogd mag worden door onze gelijkvormigheid aan Hem, en dat wij ons mogen verheugen in de geweldige zekerheid dat door Gods verkiezing en voorbestemming alle dingen voor ons meewerken ten goede. En als jij jezelf daar zit af te vragen: Behoor ik ook tot de verkorenen, de voorbestemden, de geroepenen, dan is dit hoe je dat kunt weten: Gaat je verlangen uit naar Jezus boven alle andere dingen, en erken je dat Hij je van de zonden kan redden en jouw hart voor eeuwig kan vervullen? Dat is het teken van het kind van God. Wie de Zoon heeft, heeft het leven (1 Joh. 5:12). Aan allen die Hem aangenomen hebben, heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden (Joh. 1:12). Ontvang Hem!
Tenzij anders aangegeven zijn de Bijbelteksten geciteerd uit de Herziene Statenvertaling.