Vraag uw Vader in de hemel

Uit Bijbelse Boeken en Preken

Ga naar:navigatie, zoeken

Verwante bronnen
More Door John Piper
Auteur Index
More Over Gebed
Onderwerp Index
Over deze vertaling
English: Ask Your Father in Heaven

© Desiring God

Share this
Onze Missie
Deze vertaling is van het Evangelie Vertalingen, een online dienst, de evangelie gecentreerde boeken en artikelen vrij verkrijgbaar in elke natie en taal.

Hier meer (English).
Hoe u kunt helpen
Als u goed Engels spreken, kunt u met ons vrijwillig als vertaler.

Hier meer (English).

Door John Piper Over Gebed

Vertaling door Bert Dijkhoff

Review U kunt ons helpen door de herziening van deze vertaling voor de nauwkeurigheid. Hier meer (English).



Mattheüs 7:7-121

Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. 8 Want ieder die vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan. 9 Is er iemand onder jullie die zijn kind, als het om brood vraagt, een steen zou geven? 10 Of een slang, als het om vis vraagt? 11 Als jullie dus, slecht als jullie zijn, je kinderen al goede gaven kunnen schenken, hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel dan niet het goede geven aan wie Hem daarom vragen! 12 Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen. Dat is het hart van de Wet en de Profeten.

Wanneer u stil staat om te overdenken dat God oneindig sterk is en alles kan doen wat hij maar wil, en dat hij oneindig rechtvaardig is zodat hij uitsluitend doet wat juist is, en dat hij oneindig goed is zodat alles wat hij doet goed is tot in de perfectie, en dat hij oneindig wijs is zodat hij altijd precies weet wat recht en goed is, en dat hij oneindig lief heeft zodat hij in al zijn kracht, rechtschapenheid, goedheid en wijsheid de eeuwige vreugde van zijn geliefden verhoogt, zo hoog als het maar verhoogd kan worden – wanneer u stil staat om dit te overdenken, zijn de royale uitnodiging van deze God om hem te vragen naar goede dingen en de belofte dat hij die zal geven, onvoorstelbaar prachtig.

Inhoud

De tragedie van gebedsloosheid

Wat betekent dat een van de grote korte-termijn tragedies in de kerk de lage genegenheid om te bidden is. De grootste uitnodiging ter wereld is ons aangeboden en op onbegrijpelijker wijze wenden we ons regelmatig tot andere dingen. Het is alsof God ons een uitnodiging voor het grootste banket ter wereld zendt en wij sturen het bericht terug: “Ik heb net een akker gekocht, die ik beslist moet gaan bekijken,” of: “Ik heb vijf span ossen gekocht en ik ga ze keuren,” of: “ik ben pas getrouwd en daarom kan ik niet komen” (Lucas 14:18-20).

Een nieuwe genegenheid om te bidden

Wel, dat was toen. Maar mijn gebed is dat God dit bericht zal gebruiken en dit woord van Jezus in Mattheüs 7, en andere invloeden in uw leven, voor de opwekking van een nieuwe onweerstaanbare genegenheid om te bidden in 2007. Ik hoop dat u God zult vragen om dit te doen als we naar deze tekst kijken.

We zullen dat in twee stappen doen. Eerst zullen we kijken naar acht aanmoedigingen om te gaan bidden in Mattheüs 7:7-11. Daarna zullen we proberen de vraag te beantwoorden hoe onze interpretatie moet zijn van de beloftes dat we zullen ontvangen als we vragen, en vinden als we zoeken, en de deur geopend wordt als we aankloppen.

Acht aanmoedigingen van Jezus om te bidden

Zes van deze aanmoedigingen staan expliciet in deze tekst en twee staan er indirect in. Het lijkt me duidelijk dat Jezus’ hoofddoel met deze verzen is om ons aan te moedigen en te motiveren om te bidden. Hij wil dat we bidden. Hoe moedigt hij ons aan?

1. Hij nodigt ons uit om te bidden

Drie keer nodigt hij ons uit om te gaan bidden – of, je zou kunnen zeggen, als je het met liefde beluistert, gebiedt hij ons drie keer om te gaan bidden – om hem te vragen wat we nodig hebben. Het is het aantal keren dat hij ons uitnodigt wat onze aandacht trekt. Verzen 7-8: “Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. Want ieder die vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan.” De herhaling is bedoeld om te zeggen: “Ik meen het echt.” Ik wil dat u dit doet. Vraag uw Vader wat u nodig heeft. Zoek uw Vader voor de hulp die u nodig heeft. Klop op de deur van uw Vaders huis zodat hij opent en u geeft wat u nodig heeft. Vraag, zoek, klop. Ik nodig u drie keer uit want ik wil echt dat u uw Vaders hulp heeft.

2. Hij doet ons beloftes als we bidden

Nog beter en prachtiger dan de drie uitnodigingen zijn de zeven beloftes.

Verzen 7-8: “Vraag en [#1] er zal je gegeven worden, zoek en [#2] je zult vinden, klop en [#3] er zal voor je worden opengedaan. Want ieder die vraagt [#4] ontvangt, en wie zoekt [#5] vindt, en voor wie klopt [#6] zal worden opengedaan.” Dan, aan het einde van vers 11b (#7): “Hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel dan niet het goede geven aan wie Hem daarom vragen!”

Zeven beloftes. Er zal je gegeven worden. Je zult vinden. Er zal voor je worden opengedaan. De vrager ontvangt. De zoeker vindt. Voor de klopper wordt de deur opengedaan. Uw Vader zal u goede dingen geven. Jazeker, het punt van deze royale reeks beloftes is ons te zeggen: Wees bemoedigd om te komen. Bid tot hem. Het is niet voor niets dat u bidt. God speelt geen spelletje met u. Hij antwoordt. Hij geeft goede dingen als u bidt. Wees bemoedigd. Bid vaak, bid regelmatig, bid vol vertrouwen in 2007.

3. God stelt zichzelf beschikbaar op verschillende niveaus

Jezus bemoedigt ons niet alleen via het aantal uitnodigingen en beloftes maar ook via de drievoudige variatie van de uitnodigingen. Met andere woorden, God houdt zich gereed om positief te reageren als u hem vindt op verschillende toegangsniveaus.

Vraag. Zoek, Klop. Als de vader van een kind er is, vraagt het hem om wat het nodig heeft. Als de vader van een kind ergens in het huis is maar niet zichtbaar, zoekt het zijn vader voor zijn behoeftes. Als een kind zijn vader zoekt en vindt achter de gesloten deur van de studeerkamer, klopt het om te krijgen wat het nodig heeft. Het punt lijkt te zijn dat het niet uitmaakt of u God direct in de buurt vindt, bijna tastbaar met zijn nabijheid, of bijna niet te zien en zelfs met barrières ertussen, hij zal luisteren, en hij zal u goede dingen geven omdat u naar hem keek en niet naar een ander.

4. Ieder die vraagt ontvangt

Jezus bemoedigt ons om te bidden door het duidelijk te maken dat een ieder die vraagt, ontvangt, niet slechts sommigen. Vers 8: “Want ieder die vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan.” Als hij het woord ieder toevoegt aan vers 8 wil hij de overwinning op onze bescheidenheid en onze aarzeling dat het voor anderen wel werkt maar niet voor ons. Natuurlijk heeft hij het hier over de kinderen van God, niet over alle mensen. Als we Jezus niet als onze Redder hebben en God niet als onze Vader, zijn deze beloftes niet op ons van toepassing.

In Johannes 1:12 staat: “Wie Hem [Jezus] wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft Hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden.” Om het kind van God te worden, moeten we de Zoon van God ontvangen, Jezus Christus die ons het recht van adoptie geeft. Dat is voor wie de beloftes zijn.

Zij die Jezus ontvangen, ieder van hen die vraagt ontvangt goede dingen van zijn Vader. Het punt is dat geen van zijn kinderen uitgesloten is. Allen zijn welkom en aangespoord te komen. Maarten Luther zag hier de manier waarop Jezus motiveert:

Hij weet dat we bescheiden en verlegen zijn, dat we ons onwaardig voelen en niet geschikt om onze behoeftes voor te leggen aan God … We denken dat God zo groot is en wij zo klein dat we niet durven te bidden … Dat is waarom Christus ons wil wegleiden van zulke bescheiden gedachten, onze twijfel weg wil nemen en ons vol vertrouwen en dapper verder wil laten gaan.” (De Bergrede, vertaald door Jaroslav Pelikan, vol. 21 van Luthers Werken2, [Concordia ,1956], p. 234.)

5. We komen tot onze Vader

We hebben het gesuggereerd, laten we het nu concreet zeggen in zijn eigen kracht: Als we tot God komen via Jezus, komen we tot onze Vader. Vers 11: “Als jullie dus, slecht als jullie zijn, je kinderen al goede gaven kunnen schenken, hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel dan niet het goede geven aan wie Hem daarom vragen!” Vader was geen wegwerplabel voor Jezus. Het is een van de grootste van alle waarheden. God ís onze Vader. Daaruit volgt dat hij ons nooit zal geven wat slecht voor ons is. Nooit. Hij is onze Vader.

6. Onze hemelse Vader is beter dan onze aardse vader

Dan moedigt Jezus ons aan te bidden door ons te laten zien dat de hemelse Vader beter is dan onze aardse vaders en ons met veel meer zekerheid ons goede dingen geeft dan zij deden. Er steekt geen kwaad in onze hemelse Vader zoals dit wel steekt in onze aardse vader.

Vers 11 nogmaals: “Als jullie dus, slecht als jullie zijn, je kinderen al goede gaven kunnen schenken, hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel dan niet het goede geven aan wie Hem daarom vragen!”

Ik ben ervan bewust, en Jezus was er nog veel meer van bewust, dat onze aardse vaders zondig zijn. Daarom vestigt de Bijbel de aandacht herhaaldelijk op niet alleen de overeenkomst tussen aardse vaders en de hemelse Vader, maar ook op de verschillen (bijvoorbeeld Hebreeën 12:9-11; Mattheüs 5:48).

Dus Jezus gaat verder dan de bemoedigende uitspraak dat God uw Vader is, en zegt dat God altijd beter is dan uw aardse vader want alle aardse vaders zijn slecht en God is dat niet. Jezus is hier zeer bot en weinig flatteus. Dit is een duidelijk voorbeeld van Jezus’ geloof in de universele zondigheid van menselijke wezens. Hij gaat ervan uit dat zijn discipelen allemaal slecht zijn – hij gebruikt geen verzachtende woorden (zoals zondig of zwak). Hij zegt gewoon dat zijn discipelen slecht zijn (ponēroi).

Beperk nooit uw idee van het Vaderschap van God met uw ervaringen die u met uw eigen vader had. Neem daarentegen ter harte dat God geen enkele van de zonden of beperkingen of zwakheden of complexen van uw vader heeft.

En het punt dat Jezus maakt is: Zelfs gevallen, zondige vaders hebben meestal voldoende goedheid om goede dingen aan hun kinderen te geven. Er zijn vaders die vreselijk misbruiken. Maar op de meeste plaatsen ter wereld zorgen vaders ijverig voor het goede voor hun kinderen, zelfs als het hen niet helemaal duidelijk is wat goed voor hen is. Maar God is altijd beter. In hem steekt geen kwaad. Dus het is een sterk argument: Als uw aardse vader u goede dingen gaf (en zelfs als hij dat niet deed!), hoeveel meer zal uw hemelse Vader u goede dingen geven – altijd goede dingen aan zij die vragen.

En er staat hier iets indirects dat bovenstaande aanmoediging #4 onderstreept – het woord ieder – “ieder die vraagt ontvangt.” Als Jezus tegen zijn discipelen zegt: “Slecht als jullie zijn,” dan zijn de enige mensen die in gebed tot God kunnen komen, slechte kinderen van God. Julie zijn kinderen van God. En jullie zijn slecht. Anders gezegd, zelfs nadat u door God in zijn familie bent geadopteerd, huist de zonde in u. Maar Jezus zegt dat iedereen gegeven zal worden – elk van Gods slechte kinderen! Zo meteen zullen we zien waarom.

7. We kunnen Gods goedheid vertrouwen want hij heeft ons al tot zijn kinderen gemaakt

Hier staat nog een indirecte aanmoediging om te bidden. God zal ons als zijn kinderen goede dingen geven want hij heeft ons al de gift gegeven zijn kinderen te zijn.

Dit inzicht kwam van St. Augustinus: “Waarom zou hij niet aan zonen geven als die vragen, als hij dit al heeft geschonken namelijk dat ze zijn zonen mogen zijn?” We hebben al gezien dat het zijn van Gods zoon een voorrecht is die we krijgen als we tot Jezus komen (Johannes 1:12). Jezus zei in Johannes 8:42 tegen de Farizeeërs: “Als God uw Vader was, zou u Mij liefhebben.” Maar God is niet hun Vader. Ze wezen Jezus af. Dus niet álle mensen zijn zonen van God. Maar als God ons vrijwillig tot zonen heeft gemaakt, hoeveel temeer zal hij ons geven wat we nodig hebben?

8. Het kruis is de fundering van het bidden

Ten slotte, in deze woorden bevindt zich indirect het kruis van Christus als de fundering van alle antwoorden op onze gebeden. Waarom ik dit zeg is dat hij ons slecht noemt en toch zegt dat we kinderen van God zijn. Hoe kan het zijn dat slechte mensen aangenomen worden door een geheel en al heilige God? Hoe kunnen we het ons veroorloven zijn kinderen te zijn, laat staan te vragen en te verwachten dat we ontvangen, te zoeken en te verwachten dat we vinden, te kloppen en te verwachten dat de deur geopend zal worden?

Jezus gaf verschillende keren het antwoord. In Mattheüs 20:28 zegt hij: “Zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.” Hij gaf zijn leven om ons vrij te kopen van de toorn van God en ons te plaatsen in de positie van kinderen die alleen maar goede dingen krijgen. En in Mattheüs 26:28 zegt hij tijdens het Laatste Avondmaal: “Dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat door velen wordt vergoten tot vergeving van zonden.” Vanwege Christus’ bloed zijn onze zonden vergeven als we op hem vertrouwen. Dat is waarom, hoewel Jezus ons slecht noemt, we de kinderen van God kunnen zijn en we er bij hem van op aan kunnen dat hij ons goede dingen geeft als we hem vragen.

De dood van Jezus is de fundering van alle beloften van God en al de antwoorden die we ooit ontvangen op gebeden. Daarom zeggen we “in Jezus’ naam” aan het einde van gebeden. Alles hangt van hem af.

De samenvatting tot nu toe is dat Jezus het echt meent als hij ons aanmoedigt tot bidden. Waarom zouden we hierover anders zo praten als zijn doel voor ons niet bidden zou zijn in 2007. Dus geeft hij ons aanmoediging op aanmoediging, ten minste acht daarvan.

Onze slotvraag

Een laatste vraag: Hoe moeten we deze zes beloftes in vers 7 en 8 interpreteren: “Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. Want ieder die vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan”?

Betekent dit dat alles wat een kind van God vraagt, hij ook krijgt?

Ik denk dat de achtergrond hier voldoende is om deze vraag te beantwoorden. Nee, we krijgen niet alles waar we om vragen en dat zou ook niet zo moeten zijn en dat zouden we ook niet moeten willen. Waarom ik dit zeg is dat we in wezen God zouden worden als God alles deed wat we hem vroegen. Wij moeten niet God zijn. God hoort God te zijn. En waarom ik zeg dat we niet alles moeten krijgen waar we om vragen, is omdat we dan de verantwoordelijkheid zouden moeten dragen die hoort bij de oneindige wijsheid die we niet hebben. We weten domweg niet genoeg om feilloos te beslissen hoe elke beslissing uit zal pakken en wat er daarna gebeuren moet in onze levens, laat staan in de geschiedenis.

Maar de reden waarom ik zeg dat we niet alles krijgen waar we om vragen, is dat dit in de tekst verwerkt zit. Jezus zegt in de verzen 9-10 dat een goede vader zijn kind geen steen zal geven als het om brood vraagt, en zal hem geen slang geven als het vraagt om een vis. Deze voorbeelden brengen de vraag in ons omhoog: “Wat als het kind om een slang vraagt?” Geeft de tekst antwoord of de Vader in de hemel dit zal geven? Ja, dat doet hij. In vers 11 onttrekt Jezus deze waarheid uit de voorbeelden: Hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel dan niet het goede geven aan wie Hem daarom vragen!

Hij geeft alleen goede dingen

Hij geeft goede dingen. Alleen goede dingen. Hij geeft geen slangen aan kinderen. Dus de tekst zelf verwijst niet naar de conclusie dat Vraag en er zal je gegeven worden betekent Vraag en er zal je gegeven wat je ook maar vraagt en zoals je het vraagt. Dat staat er niet. Dat betekent het dan ook niet.

Wanneer we de passage als geheel nemen, staat er dat als we vragen, zoeken en kloppen – wanneer we bidden als behoeftige kinderen wegkijkend van onze eigen bronnen en in de richting van onze vertrouwenswaardige hemelse Vader – hij ons zal horen en ons goede dingen zal geven. Soms precies wat we vroegen. Soms precies wanneer we het vragen. Soms precies hoe we er naar verlangen. En andere keren geeft hij ons iets beters, of op een moment waarvan hij weet dat het beter is, of op een manier waarvan hij weet dat het beter is.

En dit stelt natuurlijk ons geloof op de proef. Want als we dachten dat iets anders beter zou zijn, zouden we dáár om gevraagd hebben. Maar wij zijn God niet. Wij zijn niet oneindig sterk, of oneindig rechtvaardig, of oneindig goed, of oneindig wijs, of oneindig liefhebbend. En dus is het een grote genade voor ons en de wereld dat we niet alles krijgen wat we vragen.

Geloof Jezus op zijn woord

Maar als we Jezus op zijn woord geloven, hoeveel zegeningen lopen we dan wel niet mis omdat we niet vragen, zoeken en kloppen – zegeningen voor onszelf, onze familie, onze kerk, ons volk, onze wereld.

Zou u me dus willen vergezellen in een frisse, nieuwe toewijding om in 2007 tijd te reserveren voor het bidden zowel alleen als met de familie en in groepen. Al het andere van deze Week van het Gebed, met het speciaal hierbij horend boekwerkje dat voor u gemaakt is, is bedoeld als verlengde toepassing van deze preek.


Noot van de vertaler

1 Bijbelteksten zijn geciteerd uit de Nieuwe Bijbelvertaling van 2021 (NBV21)
2 Originele titel: Luther’s Works